ECLI:NL:RBMNE:2025:3291

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
24/6060
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering zorgtoeslag en kindgebonden budget, beroep op evenredigheidsbeginsel, geen intrekking of matiging, bijzondere bijstand staat los hiervan, beroep ongegrond

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 12 juli 2024 van Dienst Toeslagen waarin de zorgtoeslag en het kindgebonden budget over 2023 zijn teruggevorderd. Eiser, die op 15 maart 2023 zonder werk kwam te zitten, heeft zijn geschatte toetsingsinkomen voor het kindgebonden budget gewijzigd en zorgtoeslag aangevraagd. De Dienst Toeslagen heeft op basis van de Basisregistratie inkomen vastgesteld dat het toetsingsinkomen van eiser hoger was dan geschat, wat leidde tot een terugvordering van € 1.146,- aan zorgtoeslag en € 676,- aan kindgebonden budget.

Eiser betwist de terugvordering en doet een beroep op het evenredigheidsbeginsel, stellende dat de terugvordering een onevenredig zware last op zijn financiële situatie legt, vooral gezien zijn hoge huurkosten van € 1.100,- per maand. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen terecht geen reden heeft gezien om de terugvordering in te trekken of te matigen. De rechtbank legt uit dat de ontvangen bijzondere bijstand van de gemeente geen invloed heeft op het toetsingsinkomen en dat de terugvordering in overeenstemming is met de wet- en regelgeving. De rechtbank concludeert dat de terugvordering niet hoeft te worden ingetrokken of gematigd en dat eiser het gevorderde bedrag in zijn geheel moet terugbetalen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de zorgtoeslag en het kindgebonden budget moet terugbetalen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6060

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Dienst Toeslagen, kantoor Utrecht

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 12 juli 2024 van Dienst Toeslagen waarin de zorgtoeslag en het kindgebonden budget over 2023 zijn teruggevorderd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 12 augustus 2024 op het bezwaar van eiser is Dienst Toeslagen bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
Dienst Toeslagen heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is er gebeurd?
2. Eiser is op 15 maart 2023 zonder werk komen te zitten en heeft een dag later zijn geschatte toetsingsinkomen voor het kindgebonden budget voor zijn dochter gewijzigd. Hierop is het voorschot herzien. Op 15 september 2023 heeft eiser zorgtoeslag aangevraagd en ook een voorschot ontvangen. Daarnaast heeft eiser bij de gemeente [plaats] bijzondere bijstand aangevraagd, omdat hij ondersteuning bij de betaling van zijn huur van € 1.100,- per maand zocht. De gemeente [plaats] heeft aan eiser bijzondere bijstand toegewezen.
3. Op 12 augustus 2024 is de zorgtoeslag en het kindgebonden budget van eiser definitief vastgesteld, omdat Dienst Toeslagen de Basisregistratie (BRI) inkomen over het jaar 2023 had ontvangen. Uit de BRI volgde dat het toetsingsinkomen van eiser hoger was dan dat hij zelf had geschat. Dienst Toeslagen heeft een bedrag van € 1.146,- aan zorgtoeslag en een bedrag van € 676,- aan kindgebonden budget van eiser teruggevorderd.
Wat beoordeelt de rechtbank?
4. Tussen partijen is niet in geschil dat Dienst Toeslagen van de juiste bedragen is uitgegaan bij het vaststellen van de hoogte van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget over 2023. Eiser vindt de terugvordering onterecht en doet een beroep op het evenredigheidsbeginsel. De terugvordering moet worden ingetrokken dan wel gematigd. De rechtbank beoordeelt of Dienst Toeslagen de terugvordering bij bestreden besluit heeft mogen handhaven. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister in de aangevoerde omstandigheden terecht geen reden heeft gezien om de terugvordering in te trekken dan wel te matiging. Het beroep van eiser is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep op het evenredigheidsbeginsel
6. Eiser stelt dat de terugvordering van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget een onevenredig zware last op zijn financiële situatie legt. Er is sprake van bijzondere omstandigheden, omdat eiser te maken heeft met hoge woonlasten die niet in de huidige berekeningen worden meegenomen. Eiser betaalt als eenoudergezin een huur van € 1.100,- per maand. Deze huurkosten zijn substantieel en beïnvloeden zijn beschikbare inkomen enorm. Om die reden heeft eiser ook van de gemeente [plaats] bijzondere bijstand ontvangen. Eiser kan niet volgen dat aan de ene kant aan hem bijzondere bijstand wordt toegekend vanwege de situatie waarin hij verkeert en dat hij aan de andere kant een terugvordering moet terugbetalen. Deze omstandigheden zijn volgens eiser voldoende om de terugvordering in te trekken dan wel te matigen.
7. Het is aan Dienst Toeslagen om bij een besluit tot terugvordering de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af te wegen. [1] Onder bijzondere omstandigheden kan Dienst Toeslagen van terugvordering afzien of het terug te vorderen bedrag matigen. De nadelige gevolgen van het terugvorderingsbesluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Dienst Toeslagen heeft dit in beleidsregels vastgelegd, het zogenoemde Verzamelbesluit Toeslagen. In dat Verzamelbesluit heeft Dienst Toeslagen opgenomen wanneer geen sprake is van bijzondere omstandigheden. In het besluit is uitdrukkelijk vermeld dat van bijzondere omstandigheden geen sprake is als de terugvordering het gevolg is van een afwijking van het daadwerkelijk over het berekeningsjaar vastgestelde toetsingsinkomen voor de toeslagen en het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend. Hiervan is in dit geval sprake.
8. Dat eiser vanuit de gemeente [plaats] wel bijzondere bijstand heeft ontvangen in de tijd dat hij het moeilijk heeft gehad, maar nu vanuit Dienst Toeslagen geld moet terugbetalen, kan voor eiser vreemd overkomen. De rechtbank merkt op dat de ontvangen bijzondere bijstand geen invloed heeft op de hoogte van het toetsingsinkomen en dus ook niet op de omstandigheid dat Dienst Toeslagen is overgegaan tot terugvordering. Dit staat los van elkaar. Dat eiser aan de ene kant bijzondere bijstand krijgt voor vergoeding van bepaalde kosten en aan de andere kant te veel ontvangen toeslagen moet terugbetalen, houdt verband met de toepassing van verschillende wet- en regelgeving.
9. Gelet op het bovenstaande staat vast dat Dienst Toeslagen een juiste uitvoering heeft gegeven aan de voor terugvordering van kindgebonden budget en zorgtoeslag relevante wet- en regelgeving. De rechtbank kan in deze procedure echter niet beoordelen hoe de gemeente tot zijn beslissing is gekomen om bijzondere bijstand toe te kennen. De Dienst Toeslagen gaat bijvoorbeeld uit van een jaarinkomen. Dit kan bij het verlenen van bijzondere bijstand anders zijn. Ook kan ander gewicht worden toegekend aan aangevoerde feiten en omstandigheden. Het vorenstaande betekent dat de terugvordering door Dienst Toeslagen niet hoeft te worden ingetrokken of gematigd en dat eiser het gevorderde bedrag in zijn geheel moet terugbetalen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de zorgtoeslag en het kindgebonden budget moet terugbetalen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Ook krijgt hij geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb).