ECLI:NL:RBMNE:2025:3293

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
C/16/593629
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontruiming in kort geding wegens beëindiging zorg- en huurovereenkomst

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. De zaak betreft een ontruimingsvordering die is ingesteld door [eiseres] op basis van het aflopen van een gecombineerde zorg- en huurovereenkomst. Deze overeenkomst, die op 26 april 2023 was gesloten, liep op 26 april 2025 af. [eiseres] vorderde dat [gedaagde] de woning zou verlaten, omdat hij geen recht meer had op de woning na het beëindigen van de zorgovereenkomst. [gedaagde] betwistte dit en stelde dat hij recht had op de woning omdat er geen alternatieve woonruimte voor hem was gevonden en dat [eiseres] tekort was geschoten in haar zorgplicht.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontruimingsvordering toewijsbaar was. De rechter stelde vast dat de zorg- en huurovereenkomst op legitieme wijze was beëindigd en dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verbleef. De rechter wees de ontruiming toe, maar gaf [gedaagde] een termijn van vier weken om de woning te verlaten, in plaats van de gevorderde veertien dagen. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een huurachterstand van € 806,44 en moest hij € 744,83 per maand blijven betalen totdat de woning daadwerkelijk was ontruimd. De vordering tot schadevergoeding voor beschadiging van de woning werd afgewezen, omdat [gedaagde] nog niet in verzuim was.

De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert, voorzieningenrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/593629 KG ZA 25-212
Kort geding vonnis van 30 juni 2025
inzake
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.L. Sterrenberg,
tegen:
[gedaagde],
woonachtig in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. C.P. Visser.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit:
  • De dagvaarding van 23 mei 2025, met producties;
  • De akte concretisering eis en overlegging producties van [eiseres] ;
  • De brief van [gedaagde] , met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling (zitting) vond plaats op 16 juni 2025. Namens [eiseres] was [A] ( unitmanager Housing First ) aanwezig, bijgestaan door advocaat mr. M.L. Sterrenberg. [gedaagde] was ook aanwezig, samen met [B] (vriendin van [gedaagde] ) en hij werd bijgestaan door zijn advocaat mr. C.P. Visser. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de zitting is besproken. De pleitnota van mr. C.P. Visser is toegevoegd aan de stukken.
1.3.
Tenslotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
Op 26 april 2023 hebben [eiseres] en [gedaagde] een gecombineerde zorg- en huurovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst houdt kortgezegd in dat [eiseres] (woon)begeleiding verleent aan [gedaagde] en een woning ( [adres] in [plaats] ) aan hem verhuurt. [eiseres] wil met deze procedure bereiken dat [gedaagde] de woning verlaat, omdat de zorg- en huurovereenkomst op 26 april 2025 is afgelopen. [gedaagde] is het daar niet mee eens, omdat [eiseres] de afgelopen periode geen zorg aan hem heeft gegeven. Hij vindt ook dat [eiseres] onvoldoende heeft gedaan om een passende andere woning voor hem te vinden en zolang die niet is gevonden, wil hij in de huidige woning blijven. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat [eiseres] gelijk heeft. Dit betekent dat [gedaagde] de woning moet verlaten. Hieronder zal dit worden toegelicht.

3.De beoordeling

[eiseres] heeft een spoedeisend belang
3.1.
[gedaagde] vindt dat deze zaak thuishoort in een bodemprocedure, maar een ontruimingsvordering is naar haar aard spoedeisend. [eiseres] hoeft daarom niet de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
Geen kantonzaak
3.2.
[gedaagde] heeft verzocht om deze zaak te behandelen als kantonzaak, omdat het volgens hem gaat om een huurkwestie. De voorzieningenrechter zal deze zaak niet als kantonzaak behandelen. [eiseres] en [gedaagde] zijn twee keer eerder bij de voorzieningenrechter geweest. In de uitspraken van 12 april 2024 en 5 september 2024 [1] die daaruit volgden, is al vastgesteld dat het om een gemengde overeenkomst met een begeleidings- en woonelement gaat, die niet gesplitst kunnen worden en waarbij het begeleidingselement overheerst. Dat de begeleiding na de uitspraak van 12 april 2024 niet door [eiseres] maar door [instelling 1] werd gegeven, maakt dit niet anders. De overname van de begeleiding is met instemming van [eiseres] en [gedaagde] gebeurd en [eiseres] bleef betrokken bij (het begeleidingstraject van) [instelling 1] en [gedaagde] .
[gedaagde] moet de woning verlaten
3.3.
Omdat [gedaagde] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zonder recht of titel in de woning verblijft, wordt de ontruiming toegewezen. Er wordt wel een langere ontruimingstermijn toegewezen dan [eiseres] heeft gevorderd. In plaats van 14 dagen wordt de ontruimingstermijn bepaald op vier weken. [gedaagde] heeft dan wat meer tijd om, eventueel met hulp van de partijen die zijn betrokken bij zijn persoonsgerichte aanpak (PGA), andere woonruimte te vinden.
De zorgovereenkomst is per 26 april 2025 geëindigd en daarmee ook de huurovereenkomst
3.4.
[eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de begeleidings- en huurovereenkomst heeft beëindigd en dat zij deze in redelijkheid mocht beëindigen.
3.5.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] bestond vanaf 26 april 2023 een begeleidingsovereenkomst en een huurovereenkomst voor één jaar. Zoals in 3.2 al staat, zijn de huur- en begeleidingsovereenkomst niet los van elkaar te zien en overheerst het begeleidingselement. Voor zulke gemengde overeenkomsten geldt dat afgeweken mag worden van de normale huurbeschermingsregels en dat de huurovereenkomst tegelijkertijd met de begeleidingsovereenkomst kan eindigen. [2]
3.6.
Bovendien is in de overeenkomsten uitdrukkelijk bepaald dat de woning ter beschikking wordt gesteld voor de duur van de woonbegeleiding, dat bij het einde van de begeleidingsovereenkomst ook de huurovereenkomst eindigt en dat [gedaagde] zich niet alleen gedurende de huurperiode blijvend voor woonbegeleiding door [eiseres] moet openstellen, maar ook dat die woonbegeleiding daadwerkelijk plaatsvindt.
3.7.
Na de uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 april 2024, is de begeleidingsovereenkomst door [eiseres] eenmaal met een jaar verlengd, tot 26 april 2025. [eiseres] heeft [gedaagde] op 8 april 2025 een brief gestuurd waarin zij aangeeft dat de begeleidings- en huurovereenkomst op 26 april 2025 aflopen en niet worden verlengd.
3.8.
De begeleiding van [eiseres] aan [gedaagde] was daarvoor al gestopt. [eiseres] heeft naar eigen zeggen niet de juiste expertise in huis om haar begeleiding aan te laten sluiten bij de behoeftes van [gedaagde] . Met instemming van [gedaagde] en [eiseres] is de begeleiding daarom overgedragen aan [instelling 1] . [instelling 1] heeft sinds een paar maanden de begeleiding aan [gedaagde] ook beëindigd, waardoor hij geen woonbegeleiding meer krijgt. [gedaagde] krijgt wel psychische hulp van het ACT-team van [instelling 2] en is recent aangemeld voor een PGA.
3.9.
Omdat het meest verstrekkende argument van [eiseres] slaagt, zal de voorzieningenrechter het argument dat [gedaagde] de woning moet verlaten vanwege overlast die hij zou veroorzaken, niet beoordelen.
[eiseres] is niet tekortgeschoten in haar zorgplicht
3.10.
Het argument van [gedaagde] dat [eiseres] tekort is geschoten in haar zorgplicht door geen andere geschikte woonplek voor hem te vinden, volgt de voorzieningenrechter niet. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich genoeg heeft ingespannen om een woonplek voor [gedaagde] te vinden die beter bij hem past en later heeft geprobeerd om [instelling 1] hierbij te helpen. Wat ook van belang is, is dat [eiseres] geen eigen woningbestand heeft en dus afhankelijk is van woningcorporaties en andere instanties voor het vrijkomen van woonplekken en de plaatsing van haar cliënten.
3.11.
Dat in het kader van de belangenafweging in het vonnis van 5 september 2024 is opgenomen dat het vanwege zijn psychische toestand in het belang van [gedaagde] is dat hij in de woning kan blijven, totdat een geschiktere plek is gevonden, maakt dit niet anders. In die zaak werd ontruiming gevorderd op basis van overlast die [gedaagde] zou veroorzaken en niet op basis van het eindigen van de begeleidings- en huurovereenkomst, zoals nu aan de orde is.
3.12.
Wat de voorzieningenrechter ook belangrijk vindt is dat [eiseres] is aangeschoven bij het PGA-overleg, hoewel zij dat niet hoefde te doen omdat zij daar formeel geen partij bij is. Dit overleg heeft kort geleden plaatsgevonden en is een uiterst middel om een persoonlijke aanpak voor [gedaagde] te vinden.
3.13.
Tegelijkertijd heeft [eiseres] ook duidelijk gemaakt dat zij in een lastige positie zit. Omdat zij geen zorgverlener meer is van [gedaagde] , heeft [eiseres] geen formele rol bij (het regelen/uitzoeken van) de zorg voor [gedaagde] en heeft zij geen zorgindicatie meer voor hem. Dit brengt met zich mee dat [eiseres] ook geen financiering ontvangt en op dit moment in feite alleen functioneert als een woningcorporatie voor [gedaagde] . Van [eiseres] kan niet worden verwacht dat zij deze situatie laat voortduren.
[gedaagde] moet de huurachterstand van € 806,44 betalen
3.14.
[eiseres] vordert ook dat [gedaagde] de huurachterstand betaald en heeft als onderbouwing een overzicht van de huurachterstand laten zien. Tijdens de zitting heeft zij toegelicht dat de huurachterstand op dit moment nog € 806,44 is. Dit bedrag wordt toegewezen. [gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat hij uit ontevredenheid over [eiseres] sinds het begin van dit jaar minder huur betaalt en de eerste maand huur van dit bedrag moet worden afgehaald, omdat deze zou zijn betaald vanuit de bijzondere bijstand. Hoewel dit op zijn weg lag, heeft [gedaagde] geen stukken laten zien om dit te onderbouwen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat als later (bij de uitvoering van het vonnis) blijkt dat de huurachterstand toch kleiner is, [eiseres] [gedaagde] alleen voor het mindere aanspreekt.
[gedaagde] moet de huur doorbetalen totdat de woning is ontruimd
3.15.
[gedaagde] moet € 744,83 aan huur blijven betalen totdat de woning daadwerkelijk wordt ontruimd. [gedaagde] mag namelijk in de woning blijven totdat [eiseres] deze uitspraak laat betekenen en voor het gebruik van de woning moet hij betalen.
De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen
3.16.
[eiseres] vordert verder € 1.548,80 van [gedaagde] , omdat hij een deurkozijn en een stuk muur in de woning heeft beschadigd. Dit bedrag heeft zij onderbouwd met een offerte. Hoewel de voorzieningenrechter het aannemelijk vindt dat [gedaagde] schade heeft veroorzaakt aan de woning, en [gedaagde] dit ook niet ontkent, wordt deze vordering afgewezen. Als grondslag voor de schadevergoeding heeft [eiseres] aangevoerd dat wat [gedaagde] heeft gedaan, niet toegestaan is op grond van de overeenkomst. Bij huurovereenkomsten komt het vaker voor dat huurders aanpassingen aan het gehuurde aanbrengen waarvoor de verhuurder geen toestemming heeft gegeven. Dan krijgt de huurder de gelegenheid om ofwel alsnog toestemming te vragen (en in dit geval is [gedaagde] ook op die mogelijkheid gewezen door de verhuurder) ofwel om het gehuurde in de oude toestand terug te brengen.
3.17.
[gedaagde] heeft nog niet de gelegenheid gekregen het gehuurde zelf te herstellen. [gedaagde] is daarom (nog) niet in verzuim, waardoor [eiseres] geen aanspraak kan maken op een schadevergoeding. [3] [eiseres] heeft [gedaagde] geen brief (ingebrekestelling) gestuurd met de boodschap dat hij de gemaakte schade moet herstellen en als hij dat niet doet, dat [eiseres] op zijn kosten dan de schade mag (laten) herstellen. [eiseres] heeft [gedaagde] alleen een brief gestuurd waarin staat dat hij voor zulke aanpassingen aan de woning een ‘Zelf Aangebrachte Voorziening’-aanvraag moet doen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.18.
[gedaagde] in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.144,45
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.19.
De voorzieningenrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de woonruimte aan de [adres] ( [postcode] ) in [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiseres] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiseres] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot het betalen van € 806,44 aan huurachterstand;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot het betalen van een bedrag van € 744,83 per maand vanaf 26 april 2025 tot het moment van daadwerkelijke ontruiming;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.144,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert, voorzieningenrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2025.
61312

Voetnoten

1.Met de zaak- en rolnummers C/16/572151 / KG ZA 24-142 en C/16/577959 KG ZA 24-362.
2.Zie artikel 6:215 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 8.2 van de zorgovereenkomst.
3.Artikel 6:74 lid 2 BW.