Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- De dagvaarding van 23 mei 2025, met producties;
- De akte concretisering eis en overlegging producties van [eiseres] ;
- De brief van [gedaagde] , met producties.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. De zaak betreft een ontruimingsvordering die is ingesteld door [eiseres] op basis van het aflopen van een gecombineerde zorg- en huurovereenkomst. Deze overeenkomst, die op 26 april 2023 was gesloten, liep op 26 april 2025 af. [eiseres] vorderde dat [gedaagde] de woning zou verlaten, omdat hij geen recht meer had op de woning na het beëindigen van de zorgovereenkomst. [gedaagde] betwistte dit en stelde dat hij recht had op de woning omdat er geen alternatieve woonruimte voor hem was gevonden en dat [eiseres] tekort was geschoten in haar zorgplicht.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontruimingsvordering toewijsbaar was. De rechter stelde vast dat de zorg- en huurovereenkomst op legitieme wijze was beëindigd en dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verbleef. De rechter wees de ontruiming toe, maar gaf [gedaagde] een termijn van vier weken om de woning te verlaten, in plaats van de gevorderde veertien dagen. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een huurachterstand van € 806,44 en moest hij € 744,83 per maand blijven betalen totdat de woning daadwerkelijk was ontruimd. De vordering tot schadevergoeding voor beschadiging van de woning werd afgewezen, omdat [gedaagde] nog niet in verzuim was.
De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert, voorzieningenrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.