ECLI:NL:RBMNE:2025:3294

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
11705626
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan toegang voor brandveiligheidsinspecties en herstelwerkzaamheden in kort geding

In deze zaak heeft de eiser, een verhuurder, een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, een stichting en een persoon die gebruik maakt van een bedrijfsruimte. De eiser vordert dat de gedaagden meewerken aan het binnenlaten van een elektricien, brandveiligheidsdeskundige en constructeur, zodat een brandverzekering kan worden afgesloten. De gedaagden stellen dat de vorderingen ongegrond zijn en dat zij bereid zijn om mee te werken, maar dat de eiser hen zonder reden heeft gedagvaard. De kantonrechter heeft op 30 juni 2025 uitspraak gedaan en de vorderingen van de eiser grotendeels toegewezen. De kantonrechter oordeelt dat de eiser een spoedeisend belang heeft, omdat het pand momenteel onverzekerd is. De gedaagden zijn verplicht om toegang te verlenen voor de noodzakelijke inspecties en werkzaamheden, en de kantonrechter heeft bepaald dat de eiser recht heeft op een dwangsom van € 1.000,- per dag indien de gedaagden niet voldoen aan de veroordeling. De proceskosten zijn toegewezen aan de eiser, die grotendeels in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11705626 \ UV EXPL 25-124
Vonnis in kort geding van 30 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
woonachtig in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. L. van Gilst,
tegen

1.STICHTING [gedaagde 1] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2] H.O.D.N. [handelsnaam],
woonachtig in [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: drs. ir. H.K. Fraza.
Stichting [gedaagde 1] zal hierna worden aangeduid als [gedaagde 1] . [gedaagde sub 2] zal hierna worden aangeduid als [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juni 2025, met 36 producties,
- het verweerschrift van 11 juni 2025, met 14 producties;
- de mondelinge behandeling van 16 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [eiser] ;
- de pleitnota van [gedaagde 1] .
1.2.
Tenslotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] verhuurt een bedrijfsruimte aan de [adres] in [plaats] aan [gedaagde 1] . [eiser] wil dat [gedaagde 1] en [gedaagde sub 2] meewerken aan het binnenlaten van een elektricien, een brandveiligheidsdeskundige en een constructeur. Dit is volgens [eiser] nodig voor het (opnieuw) kunnen afsluiten van een brandverzekering. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde sub 2] had [eiser] hen niet hoeven dagvaarden, omdat zij hieraan mee willen werken. Zij zijn van mening dat de vordering door [eiser] is ingesteld, zonder dat zij daar belang bij heeft en omdat zij hen weg wil hebben uit het pand. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] grotendeels toe. Hieronder wordt dit toegelicht.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
De vorderingen worden alleen toegewezen ten aanzien van [gedaagde 1]
3.2.
Omdat [gedaagde sub 2] geen huurder of partij bij de huurovereenkomst is, zullen de vorderingen alleen ten aanzien van [gedaagde 1] worden toegewezen. Het bestuur van [gedaagde 1] , waar [gedaagde sub 2] voorzitter van is, moet ervoor zorgen dat het vonnis wordt nageleefd.
[eiser] heeft een spoedeisend belang
3.3.
[eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat haar pand op dit moment onverzekerd is, zodat het spoedeisend belang bij haar vorderingen is gegeven.
De procedurele verweren van [gedaagde 1] slagen niet
Geen misbruik van recht
3.4.
Anders dan [gedaagde 1] stelt, is geen sprake van misbruik van recht aan de zijde van [eiser] . Voor misbruik van recht is bijvoorbeeld nodig dat [eiser] met haar dagvaarding (alleen) het doel had om [gedaagde 1] en/of [gedaagde sub 2] te schaden of de dagvaarding gebruikte voor een ander doel dan de vorderingen die zij heeft ingesteld. [1] Dat [eiser] met haar dagvaarding druk wil uitoefenen zodat [gedaagde 1] en/of [gedaagde sub 2] het pand verlaat, is niet (voldoende) gebleken. Daarnaast is het niet onbegrijpelijk dat [eiser] ook [gedaagde sub 2] heeft gedagvaard, omdat hij (met zijn eenmanszaak) gebruik maakt van het pand. Anders dan [gedaagde 1] stelt heeft [eiser] een belang bij het instellen van de vorderingen en blijkt de juridische grondslag uit haar dagvaarding.
De betekende dagvaarding is niet in strijd met goede procesorde
3.5.
De verschillen tussen de conceptdagvaarding en de betekende dagvaarding zijn een hernummering en een extra productie. De kantonrechter is van oordeel dat deze verschillen niet in strijd zijn met de goede procesorde of leiden tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] . Verder blijkt nergens uit dat [gedaagde 1] zich niet (voldoende) kon voorbereiden/verweren.
[gedaagde 1] moet meewerken aan het geven van toegang
3.6.
Bij de huurovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde 1] horen geen algemene (ROZ) voorwaarden, waardoor artikel 7:220 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) van toepassing is. In lid 1 van dit artikel is bepaald dat [gedaagde 1] dringende reparaties en werkzaamheden aan het pand moet toelaten.
3.7.
[eiser] heeft voldoende onderbouwd dat een elektricien, brandveiligheidsdeskundige en constructeur reparaties, werkzaamheden en inspecties moeten uitvoeren voor de brandveiligheid van het pand, het aanvragen/krijgen van een brandverzekering en het voldoen aan wettelijke eisen. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat het (mede) door [gedaagde 1] komt dat tot op de dag van vandaag geen van deze mensen het pand heeft kunnen betreden om de nodige werkzaamheden/inspecties voor [eiser] uit te voeren.
De elektricien
3.8.
De elektrische installatie in het pand is afgekeurd en moet hersteld en opnieuw gekeurd worden. Dit blijkt uit de stukken (van keuringen van de elektrische installatie) in het dossier. [gedaagde 1] heeft dit ook niet (voldoende) betwist.
De brandveiligheidsdeskundige
3.9.
Uit het rapport van Nationale Nederlanden van 8 mei 2025 en de foto’s die hierbij horen, volgt bijvoorbeeld dat de vuurbelasting bij [gedaagde 1] extreem hoog is en de bedrijfshal van onder tot boven vol staat met houten onderdelen. De houtbewerkingsmachines van [gedaagde 1] staan hiertussen en hebben geen goede afzuiging. Ook staat een heater dicht op (houten) materialen. Uit de e-mail van de tussenpersoon van [eiser] volgt daarnaast dat het pand is uitgesloten van de verzekering vanwege het onacceptabel hoge brandrisico. [gedaagde 1] heeft hiertegen aangevoerd dat (medewerkers van) Nationale Nederlanden zonder toestemming hebben binnengekeken, maar dit doet niet af aan de bevindingen die toen zijn gedaan.
De constructeur
3.10.
Dat de tussenvloer (een soort vide) door een constructeur moet worden beoordeeld, al dan niet voor het aanvragen/krijgen van een brandverzekering, vindt de kantonrechter ook aannemelijk. [eiser] heeft voldoende toegelicht dat de huidige situatie mogelijk in strijd is met het Besluit bouwwerken leefomgeving (‘Bbl’), waarin onder andere voorschriften zijn opgenomen over brandveilig gebruik van gebouwen, zoals maximale opslaghoogtes. Het ligt voor de hand dat een verzekeraar een gebouw dat niet aan de Bbl-voorschriften voldoet, ook niet verzekert. De verklaring van [gedaagde 1] dat zij de tussenvloer heeft overgenomen van de vorige huurder, doet hier niets aan af.
3.11.
Daarbij komt dat de elektricien die eerder werkzaamheden heeft verricht in het pand, en waar [gedaagde 1] vertrouwen in heeft, heeft gezegd dat hij niet onder de tussenvloer durft te werken omdat die tot de nok toe volstaat met zware spullen. Alleen al daaruit blijkt dat een veilige (gekeurde) tussenvloer nodig is voor de deugdelijke uitvoering van werkzaamheden.
De vordering tot het afgeven van de sleutels wordt afgewezen
3.12.
[gedaagde 1] heeft voldoende gemotiveerd betwist dat zij sloten/sleutels heeft vervangen. Tijdens de zitting heeft [gedaagde 1] ook toegelicht dat alleen [eiser] sleutels kan laten bijmaken, omdat het sleutels met een certificaat zijn. [eiser] heeft hier niets tegen aangevoerd.
De gevorderde dwangsom wordt toegewezen met een maximum van € 20.000,-
3.13.
De gevorderde dwangsom van € 1.000,- per dag zal worden toegewezen met een maximum van € 20.000,-. [gedaagde 1] heeft aangevoerd dat de formulering van de vordering te ruim is, maar daar gaat de kantonrechter niet in mee. Ook van belang is dat [gedaagde 1] heeft gezegd dat zij meewerkt/mee wil werken aan het geven van toegang, maar de nodige werkzaamheden tot op heden niet uitgevoerd konden worden. Verder is het niet alleen in het belang van [eiser] dat het pand zo snel als mogelijk (weer) verzekerd wordt, maar ook in het belang van [gedaagde 1] .
Dit vonnis treedt in de plaats van de toestemming van [gedaagde 1]
3.14.
[gedaagde 1] heeft niets tegen de vordering van [eiser] ingebracht dat het vonnis in de plaats komt van de toestemming van [gedaagde 1] voor de toegang tot het pand. Daarom wordt deze vordering toegewezen, maar wel met de kanttekening dat het moet gaan om toegang die nodig is in het kader van het (uitvoeren van werkzaamheden voor het) afsluiten van een brandverzekering.
[gedaagde 1] moet de proceskosten betalen
3.15.
[gedaagde 1] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.187,04
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.16.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het verlenen van toegang tot het pand aan de [adres] in [woonplaats 1] aan:
Een elektricien;
Een brandveiligheidsdeskundige en;
Een constructeur,
Met dien verstande dat:
1. De afspraken voor toegang van de personen genoemd onder 4.1 worden gemaakt op dagen of dagdelen die [eiser] minimaal acht kalenderdagen van tevoren aan [gedaagde 1] zal doorgeven;
2. De afspraken plaatsvinden buiten de reguliere openingstijden van [gedaagde 1] (dinsdag van 11:00u tot 15:00u, donderdag van 11:00u tot 16:00u, zaterdag van 10:00u tot 17:00u);
3. [gedaagde 1] ervoor zorgdraagt dat voorafgaande aan de afspraken alle doorgangen zijn vrijgemaakt, obstakels zijn verwijderd en er voldoende werkruimte beschikbaar is voor de werkzaamheden voor de personen genoemd onder 4.1;
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling onder 4.1 voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
4.3.
verklaart dat dit vonnis in de plaats treedt van een eventueel vereiste toestemming van [gedaagde 1] voor toegang die nodig is in het kader van het (uitvoeren van werkzaamheden voor het) afsluiten van een brandverzekering, tot het pand aan de [adres] in [woonplaats 1] , inclusief de bevoegdheid van de deurwaarder om, indien [gedaagde 1] niet vrijwillig meewerkt, het pand te betreden, sloten te laten openen of vervangen en zo nodig assistentie van politie in te roepen om de toegang te realiseren,
4.4.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 1.187,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2025.
61312

Voetnoten

1.Artikel 3:13 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’).