ECLI:NL:RBMNE:2025:3303

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
11523234
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen door een zzp'er voor verleende diensten als beveiliger, met geschil over slapend aantreffen tijdens dienst en boetebeding

In deze zaak vordert eiseres, een zzp'er die als beveiliger werkte voor gedaagde, betaling van haar facturen voor verleende diensten. Gedaagde weigert te betalen, omdat eiseres slapend is aangetroffen tijdens een nachtdienst. Eiseres ontkent dit en stelt dat zij enkel in haar auto zat om te bellen. Gedaagde heeft een boetebeding ingeroepen, dat stelt dat bij slapend aantreffen geen betaling plaatsvindt en een boete van € 10.000,00 verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres slapend is aangetroffen, maar dat het boetebeding niet betekent dat gedaagde geen enkele betaling hoeft te doen. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres grotendeels toe, met uitzondering van de laatste dienst waarvoor zij slapend is aangetroffen. De boete wordt gematigd tot nihil, omdat deze buitensporig is in verhouding tot de tekortkoming. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 6.461,40 aan eiseres, plus buitengerechtelijke incassokosten van € 969,21. De vorderingen van gedaagde in reconventie worden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11523234 \ UC EXPL 25-919 WMB/61313
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
[eiseres] ,h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M. Leung (Incassocenter B.V.),
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.M. van ’t Hof (DAS Rechtsbijstand).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 januari 2025 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties, met daarin ook een eis in reconventie;
- de brief waarmee is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging producties;
- de herstelakte van [gedaagde] van 28 mei 2025;
- de mondelinge behandeling van 11 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
[eiseres] is op de mondelinge behandeling verschenen en werd bijgestaan door de heer [A] , waarnemer voor mr. M. Leung. Namens [gedaagde] is een van haar directeuren, de heer [B] , verschenen. Hij werd bijgestaan door mr. A.M. van ’t Hof. Mr. Van ’t Hof heeft tijdens de zitting gebruik gemaakt van een pleitnota.
1.3.
Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1999, werkte als zzp’er (zelfstandige zonder personeel) in opdracht van [gedaagde] als beveiliger voor een opvanglocatie voor vluchtelingen in [plaats] . Haar uurtarief was € 30,00 exclusief btw. Zij wil (in conventie) dat [gedaagde] haar facturen voor die werkzaamheden betaalt. [gedaagde] vindt dat zij niet hoeft te betalen, omdat [eiseres] tijdens een nachtdienst in haar auto heeft liggen slapen. Volgens [gedaagde] staat op slapen ook een boete. [gedaagde] vordert (in reconventie) betaling van die boete. [eiseres] ontkent dat zij heeft liggen slapen. Zij vindt de boete ook veel te hoog. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiseres] grotendeels toewijzen en de vorderingen van [gedaagde] afwijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

in conventie
[gedaagde] erkent de facturen, maar beroept zich op een boetebeding
3.1.
Het staat vast dat [eiseres] in opdracht van [gedaagde] verschillende nachtdiensten als beveiliger heeft gewerkt, waarvoor zij in totaal € 6.897,00 heeft gefactureerd. [gedaagde] erkent dat zij dat bedrag onder normale omstandigheden zou moeten betalen, maar stelt dat zij daartoe in de gegeven omstandigheden niet gehouden is omdat zij een beroep kan doen op het tussen partijen overeengekomen boetebeding.
3.2.
Het boetebeding in de overeenkomst van opdracht [1] luidt als volgt:
“Opdrachtnemer neemt in acht dat wanneer er geconstateerd word dat er tijdens de dienst is geslapen dat er voor de gehele dienstaanname geen uitbetaling plaatsvind en eventuele schade zal verhaald worden op de opdrachtnemer. Overtreding hiervan door de opdrachtnemer maakt hem boete plichtig jegens de opdrachtgever. De als dan, zonder nadere ingebrekestelling, dadelijk opeisbare boete bedraagt €10.000 (zegge: tienduizend euro) per overtreding.”
[gedaagde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] slapend is aangetroffen
3.3.
Het draait in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of [eiseres] tijdens een dienst heeft geslapen. Volgens [gedaagde] is dat het geval en is zij daarop betrapt door haar leidinggevende, mevrouw [C] (hierna: [C] ), tijdens een steekproefsgewijze controle. [gedaagde] wijst daarvoor op het verslag van [C] . Daarin staat dat zij [eiseres] slapend heeft aangetroffen achter in haar auto op het parkeerterrein bij het pand dat zij moest beveiligen. [eiseres] ontkent dat en zegt dat zij alleen in haar auto was gestapt omdat ze met haar vriend wilde bellen en geen geluidsoverlast voor de buurt wilde veroorzaken. Volgens haar heeft [C] haar wakker aangetroffen, terwijl zij daarna nog een sigaret in de auto aan het roken was.
3.4.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiseres] slapend door [C] is aangetroffen. [gedaagde] heeft toegelicht dat zij van haar opdrachtgever (de gemeente) steekproefsgewijs op slapen moet controleren en dat [C] was aangewezen om die controles te doen. Het rapport dat [C] naar aanleiding van een controle op 19 maart 2024 om 04.00 uur heeft opgesteld is helder. Daarin staat beschreven dat [eiseres] achter in haar auto lag met een deken over haar heen, dat [C] meermaals op het raam van de auto heeft geklopt voordat [eiseres] de autodeur open deed, dat te zien was dat [eiseres] toen net wakker was geworden, en dat zij “
zelfs nog de afdruk van de bank op haar gezicht”had staan toen zij uit de auto kwam. Verder wordt beschreven dat [eiseres] scheldend tegen [C] is uitgevallen toen [C] aangaf dat zij een inspectie kwam doen en haar aansprak op het feit dat zij in de auto lag te slapen tijdens haar dienst.
3.5.
In tegenstelling tot wat [eiseres] heeft betoogd, ziet de kantonrechter onvoldoende aanleiding om aan het rapport van [C] te twijfelen. Volgens [eiseres] is het rapport door [C] in strijd met de waarheid opgesteld, omdat zij – zo begrijpt de kantonrechter uit het verhaal van [eiseres] – wraak op [eiseres] wilde nemen omdat [eiseres] haar eerder die avond telefonisch had aangesproken op een fout ( [C] had volgens [eiseres] een nooddeur open laten staan tijdens de dagdienst). Dat die confrontatie met [C] aanleiding voor haar is geweest om opzettelijk een zo verstrekkende leugen in haar rapport op te nemen, acht de kantonrechter niet geloofwaardig. Het ligt veel meer voor de hand dat [eiseres] , ook als zij van plan was om wakker te blijven, toch in slaap is gedommeld toen zij haar vriend telefonisch niet kon bereiken. [gedaagde] kan daarom met succes een beroep doen op het boetebeding.
[gedaagde] hoeft (alleen) de laatste dienst van [eiseres] niet uit te betalen
3.6.
Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, volgt uit het boetebeding niet dat zij geen enkele van de door [eiseres] gewerkte diensten meer hoeft uit te betalen. [eiseres] heeft weersproken dat de woorden
“de gehele dienstaanname”in het beding op die manier moeten worden uitgelegd en die uitleg ligt ook niet voor de hand. Voor zover [gedaagde] het beding wel zo heeft bedoeld bij het opstellen daarvan, wordt dat uit de gekozen bewoording onvoldoende duidelijk en geldt de zogenaamde contra proferentem-regel. Die regel houdt in dat onduidelijkheid over de betekenis van een overeenkomst ten nadele van de opsteller wordt uitgelegd, omdat hij met een heldere woordkeuze misverstanden had kunnen voorkomen. De kantonrechter oordeelt daarom dat [gedaagde] op grond van het boetebeding alleen de laatste dienst, waarin [eiseres] slapend is aangetroffen, niet hoeft uit te betalen. De facturen voor de overige diensten van in totaal € 6.461,40 moeten in principe dus wel worden uitbetaald.
Geen verrekening: de geldboete wordt gematigd tot nihil
3.7.
[gedaagde] heeft (subsidiair) gesteld dat zij de (resterende) facturen met de door [eiseres] verbeurde geldboete van € 10.000,00 kan verrekenen. Ook dat verweer gaat niet op, omdat [eiseres] met succes een beroep doet op matiging van de geldboete tot nihil.
3.8.
De kantonrechter acht de geldboete in relatie tot het uurtarief van [eiseres] en het verval van recht op betaling voor de dienst buitensporig hoog voor de tekortkoming van slapen. De onverkorte toepassing leidt in de gegeven omstandigheden tot een onaanvaardbaar resultaat. In het dagelijkse werk verslapt de aandacht altijd weleens en zeker tijdens nachtdiensten. Mede gelet op het feit dat [gedaagde] het beding heeft opgesteld en daarover niet is onderhandeld, is het te verstrekkend dat een enkele keer indommelen er toe zou leiden dat de dienst niet wordt uitbetaald en daarnaast ook nog een (hoge) geldboete moet worden betaald. In dit geval is verder ook niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] schade heeft geleden of anderszins negatieve gevolgen heeft ondervonden door het handelen van [eiseres] , waardoor de gehele boete in een wanverhouding staat tot de gevolgen van de verweten gedraging.
3.9.
Dat de (aanvullende) geldboete noodzakelijk is om de veiligheid bij de uitoefening van haar opdrachten te kunnen waarborgen, zoals [gedaagde] heeft gesteld, acht de kantonrechter verder niet aannemelijk. In algemene zin zullen beveiligers er al op bedacht zijn dat zij ook tijdens nachtdiensten waakzaam moeten blijven. De sanctie van het niet uitbetalen van de dienst waarin er is geslapen, zal daarom op zichzelf al voldoende zijn om slapen tijdens het werk (verder) te ontmoedigen.
Conclusie: [gedaagde] moet [eiseres] € 6.461,40 betalen
3.10.
De conclusie is dat [gedaagde] [eiseres] een bedrag van € 6.461,40 moet betalen. Dat bedrag zal de kantonrechter daarom toewijzen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de onderliggende facturen.
[gedaagde] moet [eiseres] € 969,21 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.11.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De door [eiseres] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten komt op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst in beginsel voor toewijzing in aanmerking. In dit geval ziet de kantonrechter aanleiding om de buitengerechtelijke kosten op grond van het bepaalde in artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te matigen, omdat niet is gesteld of gebleken dat de werkelijke kosten van [eiseres] hoger zijn dan het toepasselijke tarief uit het Rapport Voor-werk II of het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het bedrag aan buitengerechtelijk incassokosten zal daarom worden gematigd tot het in het Besluit gehanteerde forfaitaire tarief op basis van de toegewezen hoofdsom, waardoor een bedrag van € 969,21 zal worden toegewezen.
3.12.
In plaats van de gevorderde wettelijke handelsrente, zal de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat wettelijke handelsrente niet kan worden toegewezen voor schadevergoedingsbedragen.
in reconventie
De vorderingen van [gedaagde] worden afgewezen
3.13.
[gedaagde] vordert in reconventie de betaling van (het restant van) de contractuele boete en de wettelijke rente daarover. Gelet op hetgeen in conventie bij randnummers 3.7. tot en met 3.9. is overwogen, zal de kantonrechter die vorderingen afwijzen.
in conventie en reconventie
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiseres] betalen
3.14.
[gedaagde] is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
122,35
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.192,35
3.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.16.
[gedaagde] is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op € 339,00 (2 punten × factor 0,5 × € 339,00).

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.461,40, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 969,21 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.192,35, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 339,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
4.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.8.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van de bij randnummer 4.5. genoemde beslissing, uitvoerbaar bij voorraad,
4.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.

Voetnoten

1.Artikel 13 lid 3.