ECLI:NL:RBMNE:2025:3310

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/4592
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart voor passagier op basis van continu afhankelijkheid van de bestuurder

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart als passagier behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde H. Kamphuis, is het niet eens met de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, die haar aanvraag op 23 november 2023 had afgewezen. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van de beroepsgronden die eiseres aanvoert.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De rechtbank legt uit dat de aanvraag is afgewezen omdat eiseres niet continu afhankelijk is van de bestuurder, zoals vereist volgens de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart 2013. Eiseres had aangevoerd dat zij ongeneeslijk ziek is en dat zij verlatingsangst heeft, maar de rechtbank oordeelt dat de medische adviezen van JPH-consult, die de afwijzing onderbouwen, zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen medische noodzaak is voor de toekenning van de parkeerkaart.

De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en dat er geen aanleiding is om het medisch advies te betwisten. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag rechtmatig is en dat eiseres geen recht heeft op een gehandicaptenparkeerkaart als passagier. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4592

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: H. Kamphuis),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

(gemachtigden: A. Singh en A. Nagtegaal-Nijland).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een gehandicaptenparkeerkaart als passagier. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 23 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 april 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep tijdig ingediend?
3. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het beroep tijdig is ingediend. Op 18 juni 2024 heeft de gemachtigde van eiseres namelijk beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 3 april 2024. Eiseres voert aan dat zij pas op 15 mei 2024 op de hoogte is geraakt van het besluit, op het moment dat het besluit persoonlijk is afgegeven aan de echtgenoot van eiseres.
4. Ter zitting is komen vast te staan dat niet langer is geschil is dat het besluit pas op 15 mei 2024 bekend is gemaakt aan eiseres. Dit betekent dat het beroep, dat is ingediend op 18 juni 2024, tijdig is ingediend en ontvankelijk is.
Besluitvorming
5. Eiseres heeft gehandicaptenparkeerkaart voor passagier aangevraagd. Zij voert aan dat zij ongeneeslijk ziek is en niets meer kan. Er is een medisch advies uitgebracht door een medisch adviseur van JPH consult op 17 november 2023. Onder verwijzing naar dit advies heeft het college de aanvraag afgewezen, omdat eiseres zich zelfstandig, met de gebruikelijke loophulpmiddelen, te voet meer dan 100 meter kan voortbewegen en eiseres niet continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar ingediend.
6. In bezwaar heeft het college een aanvullend medisch advies opgevraagd. In dit aanvullend medisch advies van 18 januari 2024 staat dat, anders dan in het eerste advies, eiseres minder dan 100 meter kan lopen. Verder staat er dat zij niet permanent rolstoel gebonden is en niet continu afhankelijk is van de bestuurder. Zij zal niet gaan dwalen of geeft geen blijk van dermate ernstige angsten, die psychiatrisch onderbouwd zijn, die een direct risico voor haar opleveren. Zij is bekend met gevoelsstoornissen in de voeten en onderbenen en handen. Zij is ADL zelfstandig en loopt nog zelfstandig of met behulp van echtgenoot trappen. Er is geen medische noodzaak tot toekenning van een gehandicaptenparkeerkaart als passagier.
7. Het college stelt zich op het standpunt dat uit het aanvullend advies blijkt dat eiseres niet continu afhankelijk is van de bestuurder. Eiseres voldoet derhalve niet aan de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart 2013 (de Regeling) en de Richtlijn Gehandicaptenparkeerkaart 2022 van de Vereniging Artsen Volksgezondheid (de Richtlijn) en het college heeft vervolgens het bezwaar ongegrond verklaard.
Toetsingskader
8. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling kunnen voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder.
9. Het criterium van ‘continu afhankelijk zijn van de bestuurder’ is uitgewerkt in de Richtlijn. Onder ‘continu hulp’ wordt in de richtlijn verstaan: de medische noodzaak tot het non-stop aanwezig zijn van fysieke en/of mentale begeleiding, toezicht en oppassing buitenshuis. Dit betekent dat de aanvragende passagier niet (even) alleen gelaten kan worden, omdat zich dan een ernstig probleem zou kunnen voordoen als gevolg van een kwetsbaarheid op somatisch, psychiatrisch of verstandelijk gebied. In het algemeen wordt ervan uitgegaan dat het mogelijk is om, na het afzetten van een passagier, de auto te parkeren en weer terug te lopen naar de plek waar de passagier is afgezet.

Waarom is eiser het niet eens met het besluit?

10. Eiseres is het niet eens met het medisch advies. Eiseres stelt dat zij wel voldoet aan de voorwaarden van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling. Zij voert in beroep aan dat zij verlatingsangst heeft en continu afhankelijk is van de bestuurder. Er is sprake van bijzondere omstandigheden en zij verwijst daartoe naar een brief van haar ergotherapeut van 26 november 2023. Eiseres had in gelegenheid moeten worden gesteld haar psychische klachten nader te onderbouwen. De bijzondere omstandigheden zijn gedocumenteerd in de adviesverslagen en zijn ten onrechte niet meegenomen in de besluitvorming. Eiseres meent dat het college een onzorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt.
Oordeel van de rechtbank
11. De rechtbank overweegt dat in geschil is of eiser al dan niet continu afhankelijk is van de bestuurder. De beroepsgronden die eiseres aanvoert zijn te scharen onder de vraag of het college gebruik heeft kunnen maken van het medisch advies van JPH-consult van 18 januari 2024.
12. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet het bestuursorgaan, indien het een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van vergewissen dat dit - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Indien het deskundigenadvies naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is, kan de betrokkene de uitkomst van het medisch advies bestrijden door een deskundige in te schakelen en een contra-expertise in te brengen.
13. De rechtbank stelt vast dat zowel het eerste medisch advies als het aanvullende medisch advies is opgesteld door een medisch adviseur van JPH consult. In het aanvullende advies worden de fysieke beperkingen van eiseres erkend, maar is voorts vastgesteld dat van continue afhankelijkheid van de bestuurder geen sprake is. De rechtbank stelt voorts vast dat de medisch adviseur zijn advies heeft gebaseerd op dossieronderzoek van 9 januari 2024; inhoudende twee medische journalen van de huisarts van 16 oktober 2023 en 7 december 2023 alsook op een brief van de ergotherapeut van 26 november 2023. Voorts is eiseres op het spreekuur geweest, waarbij gericht lichamelijk onderzoek en observatie heeft plaatsgevonden. De conclusie is dat eiseres niet zal gaan dwalen en geen blijk geeft van dermate ernstige angsten die psychiatrisch onderbouwd zijn en die haar overkomen als zij kortdurend gescheiden wordt van haar man [1] en een direct risico voor haar opleveren.
14. Uit de medische journalen van de huisarts van 16 oktober 2023 en 7 december 2023 en de brief van de ergotherapeut van 26 november 2023 blijkt niet dat deze conclusie onbegrijpelijk is of niet getrokken kon worden. Ook in het ten behoeve van de beroepsprocedure overgelegde brief van de huisarts van 12 september 2024 ziet de rechtbank geen aanleiding om de conclusie niet te kunnen volgen dan wel nader medisch advies te laten vragen, omdat hierin slechts wordt verwezen naar een GGZ behandeling in 1996 en naar een meer recente intake bij de GGZ waarbij eiseres aan heeft gegeven geen behandelwens te hebben maar een parkeerkaart te willen. Voor een onderbouwing van de stelling van eiseres dat zij verlatingsangst heeft waardoor zij continu afhankelijk zou zijn van de bestuurder ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding. Eiseres haar verklaring op de zitting dat de psychische problemen opspelen door haar ziekte blijkt dan ook niet uit de door haar overgelegde stukken. De beroepsgrond slaagt niet.
Zorgvuldigheid
15. Eiseres voert verder aan dat sprake is van onbehoorlijk bestuur en heeft daartoe in haar beroepschrift meerdere punten aangestipt. Op de zitting heeft eiseres gespecificeerd dat het haar gaat om de zorgvuldigheid: zo hebben het college en JPH-consult in de bezwaarprocedure fouten gemaakt. Meer in het bijzonder steekt het eiseres dat het college gezegd zou hebben dat het aanvullende medisch advies ongewijzigd is ten opzichte van het eerste advies.
16. Dat het college in de bezwaarprocedure gezegd zou hebben dat het tweede medisch advies ongewijzigd is geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het proces van besluitvorming onzorgvuldig is geweest. Er zijn slordigheden aan de kant van het college te benoemen, maar dit doet geen afbreuk aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen gehandicaptenparkeerkaart passagier krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rechtbank merkt op dat de echtgenoot van eiseres in dit geval ‘de bestuurder’ is.