ECLI:NL:RBMNE:2025:334

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/5668
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid van bezwaar omgevingsvergunning voor woning en schuur

Op 3 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning en schuur. Eiser, een boekhandelaar, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden. Eiser stelt dat de feitelijke en juridische grens niet overeenkomen met de kadastrale grens en dat hij al meer dan 26 jaar te goeder trouw in bezit is van het parkeerterrein. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 22 januari 2025, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door een gemachtigde, evenals de gemachtigde van het college en de vergunninghouder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend, waardoor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft, omdat het bestreden besluit alleen betrekking heeft op de schuur en de woning, en niet op de kadastrale grens of de keerwand die door de vergunninghouder is geplaatst. Eiser kan met zijn gronden niet bereiken wat hij nastreeft, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5668

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden

(gemachtigde: A. La Soe).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder]uit [plaats] (vergunninghouder).

Inleiding

1. Eiser is een boekhandel gevestigd aan de [adres 1] in [plaats] . Het perceel van eiser grenst aan de Kleine [adres 2] in [plaats] (het perceel) van vergunninghouder. Op 12 oktober 2023 is door vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning en een schuur op het perceel. Op 11 december 2023 heeft het college de gevraagde vergunning verleend. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.1.
Met het besluit van 15 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft het college besloten het bezwaar ongegrond te verklaren en de omgevingsvergunning in stand te laten.
1.2.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [A] namens eiser, de gemachtigde van het college en vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
Heeft eiser procesbelang?
3. Procesbelang is het belang dat een partij heeft bij de uitkomst van de procedure. Om procesbelang te kunnen aannemen moet wat de indiener van het beroep nastreeft ook daadwerkelijk kunnen worden bereikt en dat resultaat moet voor de indiener feitelijke betekenis hebben.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Daarbij is eiser van mening dat de feitelijke en juridische grens niet overeenkomt met de kadastrale grens. Het parkeerterrein is al meer dan 26 jaar te goeder trouw in het bezit van eiser. Ook geeft eiser aan dat hij het terrein tot de coniferenhaag, voor hemzelf heeft gehouden door de feitelijke macht over die grond uit te oefenen. Deze gronden zijn privaatrechtelijk van aard. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij geen problemen heeft met de nieuw te bouwen schuur en woning. Het gaat hem om de keerwand, die vergunninghouder heeft geplaatst op de kadastrale grens zoals deze na een wijziging door het kadaster is bepaald. Het college heeft aangegeven dat de kadastrale grenzen digitaal verkeerd waren aangegeven. De kadastrale grens is door het kadaster aangepast naar de feitelijke grens. Er is dus, volgens het college, niets veranderd in de feitelijke situatie. Op de zitting heeft het college toegelicht dat de omgevingsvergunning niet ziet op de erfafscheiding.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser met de gronden die hij heeft aangevoerd niet kan bereiken wat hij wil bereiken. Het bestreden besluit ziet alleen op de schuur en de woning, niet op de geplaatste keerwand. Omdat eiser verder geen gronden heeft ingediend die de bestuursrechter kan beoordelen heeft eiser geen procesbelang. Bij het ontbreken van een procesbelang, moet het beroep van eiser niet-ontvankelijk worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.