ECLI:NL:RBMNE:2025:3343

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
16.011341.25 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige met gebruik van verdovende middelen

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van een 14-jarig meisje. De verdachte heeft seksuele handelingen verricht met het slachtoffer, dat onder invloed was van verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat het niet van belang was of de verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was, maar dat dit wel relevant was voor de ernst van het feit en de hoogte van de straf. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De verdachte had het slachtoffer via Snapchat leren kennen en had haar opgehaald met de auto. Tijdens hun ontmoeting in Almere hebben zij drugs gebruikt en vond er seks plaats op de achterbank van de auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het slachtoffer 14 jaar oud was en dat hij haar drugs had gegeven. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de zaak op de verdachte. De rechtbank legde ook een contactverbod op met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.011341.25 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 9 juli 2025

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 te [geboorteplaats 1] ,/
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. V. Boelhouwers en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.A. Rangoe, advocaat in Lelystad, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 1 december 2024 in Almere met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, heeft verricht.

VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de volgende ten laste gelegde gedraging(en): het brengen en/of houden van zijn vinger(s) en/of penis
in de anus van het slachtoffer.

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van het bewijs heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 juni 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 1 december 2024, genummerd PL0900-2024382174-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] .
Partiële vrijspraak
Evenals de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde anale seks. Verdachte ontkent, het slachtoffer heeft hierover niet verklaard en het is niet duidelijk of de aangetroffen DNA-sporen afkomstig zijn van vaginale of anale bemonsteringen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 1 december 2024 te Almere met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2009, seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, heeft verricht, te weten
- het tongzoenen van die [slachtoffer] en
- het likken en zuigen aan de tepels van die [slachtoffer] en
- het met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van de borsten en de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) en penis tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) en penis in de vagina van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verkrachting in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van veertig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- een vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht: een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer] , voor de duur van drie jaren, met per overtreding één week hechtenis, met een maximum van zes maanden.

Het standpunt van de verdediging

Verdachte heeft ter terechtzitting openheid van zaken gegeven over wat heeft plaatsgevonden op de bewuste avond. Hij benadrukt dat hij niet op de hoogte was van het feit dat het slachtoffer veertien jaar oud was. Het slachtoffer zou namelijk tegen hem hebben gezegd dat zij bijna negentien was. Verder ontkent verdachte drugs te hebben gebruikt of drugs aan het slachtoffer te hebben gegeven.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet doelbewust op zoek is gegaan naar een minderjarig meisje van onder de zestien. Verder benadrukt de raadsman dat verdachte verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en dat hij spijt heeft. Verdachte heeft geprobeerd een mediation-traject te starten. Het slachtoffer heeft tijdens het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris aangegeven hiervoor open te staan. De moeder van het slachtoffer heeft echter besloten om het mediation-traject niet op te starten.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de zaak een grote impact heeft op het leven van verdachte. Door de stress en spanning lijdt hij er fysiek en mentaal onder.
Tot slot is verdachte niet eerder veroordeeld voor zedenfeiten.
Gelet op het voorgaande heeft de raadsman, bij een bewezenverklaring, verzocht een (deels) voorwaardelijke taakstraf, in combinatie met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, op te leggen.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig zedenmisdrijf. Verdachte, een toen eenendertigjarige man, heeft zich vergrepen aan een veertienjarig meisje en onder meer geslachtsgemeenschap met haar gehad. Het slachtoffer is een kwetsbaar meisje dat op een begeleide woongroep leeft. Verdachte lijkt van haar specifieke kwetsbaarheid niet te hebben geweten.
Het contact tussen verdachte en het slachtoffer is ontstaan via Snapchat. Van daaruit hebben verdachte en het slachtoffer afgesproken om elkaar in Almere te ontmoeten. Verdachte heeft haar opgehaald met de auto. Volgens het slachtoffer hebben zij beiden xtc gebruikt, zijn ze naar de [horeca gelegenheid] gegaan en hebben ze in de auto een joint gerookt. Vervolgens heeft op de achterbank van de auto seks plaatsgevonden.
Leeftijd van het slachtoffer en drugsgebruik
Voor de bewezenverklaring is niet van belang of verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was, en of hij haar drugs heeft gegeven. Voor de beoordeling van de ernst van het feit en daarmee de hoogte van de straf, zijn dit wel relevante omstandigheden.
Verdachte heeft verklaard dat er die avond geen drugs zijn gebruikt en dat hij niet wist dat het slachtoffer veertien jaar oud was. Hij heeft verklaard dat het slachtoffer via Snapchat tegen hem had gezegd dat zij bijna negentien was. Het slachtoffer zou niet kinderlijk over zijn gekomen. Hij twijfelde naar eigen zeggen dan ook niet over haar leeftijd. Hij zegt niet te hebben gemerkt dat het slachtoffer onder invloed was.
Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte wist dat zij veertien jaar was. Dat heeft zij tegen de politie gezegd, direct nadat zij met verdachte in de auto was aangetroffen, en in haar getuigenverhoor bij de rechter-commissaris. Volgens het slachtoffer heeft verdachte meteen aan het begin van hun Snapchat-contact naar haar leeftijd gevraagd, waarop zij naar waarheid heeft geantwoord. Verder heeft het slachtoffer verklaard dat zij en verdachte allebei een halve pil xtc hebben genomen en een joint hebben gerookt.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaringen van het slachtoffer. Ter plaatse verklaarde zij al dat verdachte wist dat zij veertien jaar oud was en dat zij onder invloed was. Bij de rechter-commissaris en bij het informatief gesprek zeden verklaarde zij samen met verdachte te hebben gebruikt. Dat het slachtoffer onder invloed was, blijkt ook uit een sneltest van haar urine: zij testte positief op amfetamine, ecstasy, methamfetamine en marihuana/cannabis (THC). De politie had ter plaatse al het vermoeden dat zij onder invloed was, omdat zij grote pupillen had en nu eens sloom en dan weer druk reageerde.
Wat de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer verder ten goede komt, is het feit dat zij steeds heeft geprobeerd verdachte in bescherming te nemen, in die zin dat zij telkens heeft verklaard dat er niets tegen haar wil was gebeurd en de seks door beiden werd gewild. Bij de rechter-commissaris verklaart zij dat het initiatief van beide kanten kwam en zij geen aangifte wilde doen, maar dat haar moeder aangifte nodig vond. Dit maakt het des te onwaarschijnlijker dat zij zou verklaren dat zij haar juiste leeftijd aan verdachte had verteld, terwijl zij in werkelijkheid tegen verdachte een verkeerde leeftijd had genoemd.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte in zijn eerste contact evident loog tegen de politie door te zeggen dat het meisje zijn achttienjarige nichtje was. Volgens verdachte moest hij dit van het slachtoffer zeggen, maar de rechtbank ziet niet in waarom verdachte aan een dergelijk verzoek zou voldoen, als hij in zijn beleving op dat moment niets te verbergen zou hebben. De leugen wijst er juist op dat verdachte wel degelijk wist dat hij verkeerd bezig was.
Verder blijken de verklaring van het slachtoffer over de (specifieke) seksuele handelingen te kloppen, getuige ook de verklaring van verdachte. Haar verklaring dat zij drugs had gebruikt blijkt ook te kloppen, getuige de urinetest. Haar verklaring dat verdachte haar leeftijd kende is aannemelijk gezien de algehele betrouwbaarheid van haar verklaring, en omdat verdachte tegenover de politie een leugen vertelde, waaruit volgt dat hij iets probeerde te verbergen. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat zij meerderjarig was, dat er geen drugs waren gebruikt en dat hij niet had gemerkt dat zij onder invloed was, maar gezien al het voorafgaande gelooft de rechtbank hem hierin niet.
Verdachte heeft dus seks gehad met het slachtoffer, wetende dat zij veertien jaar oud was en wetende dat zij onder invloed was van verdovende middelen, die hij haar bovendien had gegeven. In het oog springt het grote leeftijdsverschil tussen beiden. De wetgever heeft door de strafbaarstelling van seks met een minderjarige onder de zestien jaar bedoeld de minderjarige te beschermen, ook tegen zichzelf. Een ruimschoots volwassen man als verdachte hoort beter te weten en zich ook daarnaar te gedragen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 26 mei 2025, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Reclasseringsadvies
De reclassering schrijft in haar advies van 17 juni 2025 dat verdachte een stabiele leefsituatie lijkt te hebben en dat er geen aanwijzingen zijn voor risicofactoren. Als beschermende factoren worden genoemd: een steunend sociaal (familie)netwerk en het vermogen van betrokkene om als achttienjarige een andere taal te leren, opleidingen te voltooien en succesvol te zijn op de arbeidsmarkt. Mede omdat verdachte zijn fout erkent en spijt betuigt worden de risico’s laag ingeschat en adviseert de reclassering geen interventies. Wel wordt een contactverbod met het minderjarige slachtoffer in overweging gegeven. Dit hoeft niet te worden gecontroleerd door de reclassering.
Op basis van het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank de indruk dat de zaak een zware wissel trekt op de gemoedstoestand van verdachte. Hij lijkt erg onder de indruk van de strafzaak. De rechtbank kan zich ook wel voorstellen dat de zaak een grote impact heeft op zijn leven. Hier houdt de rechtbank in de straf rekening mee, met name in verband met het recidivegevaar, dat de reclassering reeds als laag heeft ingeschat.
Conclusie
Gelet op de aard en ernst van het feit, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, begrijpt de rechtbank de eis van de officier van justitie. Toch zal de rechtbank een aanzienlijk lagere straf opleggen dan geëist. Daarbij betrekt zij haar inschatting van de persoon van verdachte en diens persoonlijke omstandigheden, de impact die de zaak op hem heeft, en de houding van het slachtoffer ten opzichte van verdachte en de bewezen verklaarde gebeurtenis. Als gezegd beoogt de wetgever de minderjarige te beschermen tegen verleiding die (ook) van de minderjarige uitgaat en daar doet de rechtbank niet aan af. Gevangenisstraf is dan ook op zijn plaats. Aan de andere kant is deze specifieke zaak niet te vergelijken met gevallen waarin een verdachte een minderjarige listig benadert en bewerkt en zo tot seks overhaalt waar de minderjarige zelf nog amper weet van heeft.
Alles overwegende oordeelt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, passend en geboden. De voorwaardelijk op te leggen straf, met de extra lange proeftijd, zal voor verdachte een stok achter de deur moeten zijn. De rechtbank zal verder een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde aan verdachte opleggen.

BESLAG

Teruggave aan verdachte

De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen: een jas, blouse, broek, onderbroek en schoenen.

Teruggave aan de rechthebbende

De rechtbank zal teruggave gelasten van ondergoed aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt, te weten het slachtoffer [slachtoffer] .

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt daarbij een proeftijd van
als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- als bijzondere voorwaarde geldt dat verdachte:
* op geen enkele wijze, direct of indirect, contact mag opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats 2] (Venezuela). De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • Jas (PL0900-2024382174-3446020);
  • Blouse (PL0900-2024382174-3446090);
  • Schoeisel (PL0900-2024382174-3446091);
  • Broek (PL0900-2024382174-3446018);
  • Ondergoed (PL0900-2024382174-3446094).
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten het slachtoffer [slachtoffer] , van het volgende voorwerp:
 Ondergoed (PL0900-2024382174-3445828).
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, en mrs. V.A. Groeneveld en S.C. Hagedoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2025.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 december 2024 te Almere, althans in Nederland,
met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] ,
geboren op [geboortedatum 2] 2009,
een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het likken en/of zuigen aan de tepel(s) van die [slachtoffer] en/of
- het met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van de borsten en/of

de schaamlippen, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of

- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis tussen de

schaamlippen van die [slachtoffer] en/of

- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina
en/of in de anus van die [slachtoffer] .
(art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 januari 2025, onderzoeksnummer MDRBC25001 / BRONZIET, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 114. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 38 t/m 40.