ECLI:NL:RBMNE:2025:3358

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
C/16/585490 / HL ZA 24-321
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding afgewezen wegens opschorting door gedaagde

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.A. Mukuchian, vorderde schadevergoeding van gedaagde B.V., vertegenwoordigd door mr. H. de Groen, omdat hij meende dat gedaagde tekort was geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden, met name het plaatsen van twee overkappingen in zijn tuin. Eiser stelde dat de overkappingen ernstige gebreken vertoonden en dat gedaagde verschillende afspraken niet was nagekomen. Gedaagde beroept zich echter op opschorting van de werkzaamheden, omdat eiser had aangegeven de overeengekomen prijs niet te willen betalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde zich terecht op opschorting heeft beroepen, omdat eiser zijn betalingsverplichtingen niet nakwam. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 5.601,00. Eiser moet deze kosten binnen veertien dagen na aanschrijving betalen, anders is hij ook wettelijke rente verschuldigd. De rechtbank heeft partijen aangespoord om samen tot een oplossing te komen voor de klachten over de werkzaamheden van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/585490 / HL ZA 24-321
Vonnis van 25 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.A. Mukuchian,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. H. de Groen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 oktober 2024 met producties 1 tot en met 16,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 10,
- de akte overlegging producties 17 tot en met 19 aan de zijde van [eiser] ,
- de akte overlegging productie 11 aan de zijde van [gedaagde] ,
- de akte overlegging productie 12 aan de zijde van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 25 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de akte overlegging productie 20 aan de zijde van [eiser] .
1.2.
Ten slotte heeft de rechter bepaald dat vandaag een vonnis zal worden uitgesproken in deze procedure.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft twee overkappingen in de tuin van [eiser] gebouwd. Volgens [eiser] bevatten beide overkappingen ernstige gebreken en is [gedaagde] verschillende afspraken niet nagekomen. Hierom vordert [eiser] in deze procedure dat [gedaagde] hem een schadevergoeding vermeerderd met rente en kosten betaalt. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af. [gedaagde] beroept zich namelijk terecht op opschorting tegenover [eiser] . Dit legt de rechtbank hieronder uit.

3.De achtergrond

3.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben op 21 augustus 2022 een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten (hierna: de overeenkomst). Hierin hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] verschillende werkzaamheden in de tuin van [eiser] verricht, en dat [gedaagde] daar een bedrag van € 81.400,- voor ontvangt. De afgesproken werkzaamheden bestonden onder meer uit het plaatsen van twee overkappingen in de tuin van [gedaagde] . Naast deze overeenkomst heeft [eiser] op 17 november 2022 een zwemspa besteld bij een derde via [gedaagde] , die onder één van de overkappingen zou worden geplaatst. Later (op 3 januari 2023) heeft [eiser] de bestelling van de zwemspa ook weer geannuleerd. [gedaagde] heeft de overige werkzaamheden in de tuin van [eiser] uiteindelijk tussen 14 november 2022 en 2 februari 2023 verricht.
3.2.
In deze procedure vordert [eiser] dat [gedaagde] hem een bedrag van € 72.572,50 betaalt. [eiser] stelt dat [gedaagde] ernstig tekort is geschoten bij het plaatsen van de twee overkappingen in zijn tuin. Volgens [eiser] heeft hij [gedaagde] tevergeefs gevraagd om verschillende gebreken te herstellen, waardoor hij schade heeft geleden.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van [eiser] wordt afgewezen omdat [gedaagde] zich terecht op opschorting beroept tegenover [eiser] . [eiser] heeft [gedaagde] namelijk laten weten dat hij de overeengekomen prijs voor de werkzaamheden in geen enkel geval gaat betalen. Dit terwijl [eiser] wel moet betalen aan [gedaagde] vanwege hun overeenkomst. [gedaagde] mag de (herstel)werkzaamheden opschorten totdat [eiser] toezegt dat hij zich aan de afgesproken betalingsverplichting zal houden. Dat wordt hierna verder toegelicht.
[eiser] komt zijn betalingsverplichting tegenover [gedaagde] niet na
4.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eiser] een omvangrijk rapport overgelegd over verschillende gebreken aan de werkzaamheden van [gedaagde] . [gedaagde] betwist deze gebreken, maar voert tegelijkertijd ook aan dat zij (eventuele) herstelwerkzaamheden mag opschorten. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] namelijk twee facturen onbetaald gelaten en bovendien medegedeeld ook niet te gaan betalen, terwijl hij dat wel moet doen. Hierom vindt [gedaagde] dat zij niet in verzuim verkeert met het herstel van de door [eiser] gestelde gebreken. [gedaagde] zegt bereid te zijn de klachten van [eiser] op te willen lossen, zodra [eiser] toezegt dat hij aan zijn betalingsverplichting gaat voldoen.
4.3.
[eiser] erkent dat hij niet heeft betaald en ook niet wil betalen. Volgens [eiser] is hij daar namelijk niet toe verplicht. Hierbij wijst [eiser] op (volgens hem) bestaande afspraken over de bouw van de overkapping waarin de zwemspa geplaatst zou worden. Die afspraken hadden volgens [eiser] tot gevolg dat de bouw van deze overkapping geannuleerd werd, waardoor hij ook een deel van de aanneemsom niet meer hoeft te betalen. Maar naar het oordeel van de rechtbank gaat dit niet op.
4.4.
[eiser] stelt allereerst dat partijen hebben afgesproken dat de overkapping voor de zwemspa alleen geplaatst zou worden, als de zwemspa met 40% korting kon worden geleverd. Omdat [eiser] uiteindelijk minder korting kreeg, mocht hij de bouw van de overkapping voor de zwemspa volgens hemzelf annuleren. Dat [eiser] en [gedaagde] deze afspraak hebben gemaakt is alleen niet gebleken. In de offerte voor de twee overkappingen, die partijen op 21 augustus 2022 hebben ondertekend, staat een dergelijke voorwaarde niet vermeld. Wel heeft [eiser] op 2 september 2022 in een WhatsApp-bericht aan [gedaagde] laten weten dat [gedaagde] een korting van 40% zou hebben toegezegd. Toch is de afspraak hiermee niet vast komen te staan, omdat [gedaagde] in datzelfde WhatsApp-gesprek ontkent dat deze afspraak is gemaakt. Daar komt bij dat [eiser] helemaal niet heeft toegelicht hoe en wanneer deze toezegging dan precies door [gedaagde] is gedaan. [eiser] heeft daarnaast ook geen
e-mailberichten of andere correspondentie overgelegd waaruit volgt dat deze afspraak met [gedaagde] bestond. De rechtbank ziet geen aanleiding om [eiser] de mogelijkheid te geven om dit alsnog te doen. [gedaagde] betwist namelijk dat deze afspraak tussen partijen gold, waardoor [eiser] het bestaan ervan nader had moeten onderbouwen. Door dit na te laten heeft hij niet voldaan aan zijn stelplicht.
4.5.
[eiser] voert daarnaast aan dat zijn toestemming was vereist voor de start van de bouw van de zwemspa-overkapping op 17 november 2022, maar dat hij die toestemming toen nog niet had gegeven. Volgens [eiser] moet [gedaagde] de zwemspa-overkapping hierom op eigen kosten verwijderen, nu hij de bestelling van zwemspa inmiddels geannuleerd heeft en de daarvoor bestemde overkapping dus niet meer nodig is. Om die reden vindt [eiser] dat hij de volledige aanneemsom sowieso niet is verschuldigd. Ook hier gaat de rechtbank aan voorbij. Dat [eiser] als opdrachtgever (in afwijking van de overeenkomst) zelf zou mogen bepalen onder welke voorwaarden [gedaagde] de afgesproken werkzaamheden mag verrichten, gaat namelijk niet op. [eiser] is weliswaar bevoegd om gedurende de werkzaamheden instructies aan [gedaagde] te geven over de uitvoering van de opdracht. Maar dit houdt niet in dat hij op elk moment kan beslissen onder welke aanvullende voorwaarden de zwemspa-overkapping wordt geplaatst in zijn tuin dan wel deze op elk gewenst moment te annuleren. [eiser] is door de overeenkomst op 21 augustus 2022 te ondertekenen, namelijk al akkoord gegaan met de bouw van die overkapping in zijn tuin.
4.6.
Hierom staat vast dat [eiser] de volledige aanneemsom verschuldigd is bij een correcte oplevering van het afgesproken werk door [gedaagde] . Omdat [eiser] zegt hoe dan ook niet te zullen betalen, deelt hij mede dat hij in de nakoming van zijn verplichtingen zal tekortschieten.
[gedaagde] mag de werkzaamheden opschorten
4.7.
[gedaagde] mag de (herstel)werkzaamheden opschorten, totdat [eiser] toezegt zich aan de gemaakte afspraken te houden. Als een partij laat weten dat zij haar verplichtingen uit een overeenkomst niet of niet deugdelijk na zal komen, dan mag de andere partij de nakoming van de daartegenover bestaande verplichtingen namelijk opschorten. [1] [gedaagde] heeft in niet mis te verstane woorden aan [eiser] medegedeeld, dat zij geen (herstel)werkzaamheden meer verricht, zolang [eiser] zich op het standpunt stelt helemaal niets meer te betalen.
4.8.
[eiser] voert nog aan dat de opschorting niet in verhouding staat tot de onbetaalde facturen. De rechtbank volgt dat standpunt niet. Een voorwaarde voor opschorting is dat de niet behoorlijke nakoming de opschorting moet rechtvaardigen en naar het oordeel van de rechtbank wordt aan die voorwaarde voldaan. [gedaagde] heeft er meerdere malen op gewezen dat zij graag bereid is om eventuele gebreken aan de werkzaamheden te herstellen, maar dat zij wel zeker wil weten of [eiser] de volledige aanneemsom gaat betalen. Omdat [eiser] vindt dat hij niets is verschuldigd voor de zwemspa-overkapping, vreest [gedaagde] dat [eiser] niet zal betalen als zij de (herstel)werkzaamheden uitvoert. Het opschortingsrecht is volgens de Hoge Raad mede bedoeld om druk uit te kunnen oefenen op de andere partij om de overeenkomst alsnog behoorlijk na te komen. Opschorting heeft daarnaast het karakter van zekerheid voor de voldoening door verrekening van de vordering die [gedaagde] op [eiser] heeft, als [eiser] niet alsnog behoorlijk nakomt. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat [gedaagde] niet is gehoord bij het opstellen van het rapport waar de hoogte van de vordering van [eiser] op is gebaseerd. Tegen deze achtergrond is opschorting van de (herstel)werkzaamheden proportioneel.
4.9.
Dat [gedaagde] zich niet op opschorting kan beroepen omdat [eiser] zich al eerder op opschorting had beroepen, ziet de rechtbank ook niet. [eiser] heeft namelijk alleen laten weten dat hij helemaal niet voor de zwemspa-overkapping ging betalen, en niet dat hij daar wel voor zou betalen als zijn klachten verholpen zouden zijn door [gedaagde] . Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom geen sprake geweest van een eerdere (rechtsgeldige) opschorting door [eiser] .
4.10.
Tot slot dringt de rechtbank er bij partijen op aan om samen tot een oplossing te komen. Dat [gedaagde] zich op opschorting mag beroepen betekent uiteraard niet dat het geschil met [eiser] is opgelost. Partijen zullen met elkaar in overleg moeten treden over de vraag wat te doen met de afhandeling van alle klachten van [eiser] over de werkzaamheden van [gedaagde] . Met het oog op voorkoming van substantiële (deskundigen)kosten in een nieuwe procedure lijkt dit de rechtbank raadzaam voor beide partijen.
Conclusie
4.11.
[gedaagde] beroept zich met recht op opschorting. Hierom is [gedaagde] niet in verzuim met de (herstel)werkzaamheden, en bestaat er geen wettelijke verplichting tot schadevergoeding met betrekking tot de door [eiser] gestelde gebreken in het uitgevoerde werk. De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen.
Overige vorderingen [eiser] worden afgewezen
4.12.
Omdat de hoofvordering van [eiser] wordt afgewezen, geldt dit ook voor de daaraan gekoppelde nevenvorderingen. De gevorderde expertisekosten, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente zullen daarom ook worden afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten van [gedaagde] betalen
4.13.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
2.995,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.601,00
4.14.
Als [eiser] de proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving betaalt, dan moet hij ook wettelijke rente over de proceskosten betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 5.601,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.
5793

Voetnoten

1.Artikel 6:263 van het Burgerlijk Wetboek.