ECLI:NL:RBMNE:2025:3364

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
1632885023
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting wegens gebrek aan bewijs in strafzaak tegen minderjarige verdachte

In de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juli 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting op 1 december 2023 nabij een woning in [plaats]. Het Openbaar Ministerie eiste een jeugddetentie van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van zestig uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was.

De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, deze niet specifiek genoeg waren om tot een veroordeling te komen. De verdachte was niet herkenbaar op camerabeelden en zijn verklaring over zijn locatie op het moment van de brandstichting was niet ongeloofwaardig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging vanwege het ontbreken van voldoende bewijs.

Daarnaast constateerde de rechtbank dat de strafzaak onredelijk lang had geduurd, meer dan 18 maanden, wat in strijd is met het recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn. De rechtbank hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op en gelastte de teruggave van de in beslag genomen telefoon aan de verdachte. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/328850-23 (P)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
verblijvende op het adres: de [adres 1] , [postcode] in [plaats] ,
hierna te noemen: [verdachte]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De strafzaak tegen [verdachte] is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 17 juni 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
- [verdachte] ;
- de advocaat van [verdachte] : mr. D.C. Dorrestein, advocaat in Houten;
- de officier van justitie: mr. M.M.L. Kalsbeek;
- de benadeelde partijen: [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
- de advocaat van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] : mr. M. Rotgans, advocaat in Utrecht.
- de advocaat van de benadeelde partij [benadeelde 4] : mr. C.E. Hok-a-Hin, advocaat in Utrecht.

2.TENLASTELEGGING

Samengevat beschuldigt het Openbaar Ministerie [verdachte] ervan dat hij op 1 december 2023 in [plaats] :
opzettelijk brand heeft gesticht nabij een woning gelegen aan de [adres 2] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was.
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] te veroordelen tot een jeugddetentie van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van zestig uren gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de inhoud van het procesdossier blijkt dat op 1 december 2023 opzettelijk brand is gesticht nabij de voordeur van de woning gelegen aan de [adres 2] in [plaats] . Op basis van de camerabeelden en het forensisch onderzoek kan worden vastgesteld dat de brand is veroorzaakt door één persoon, die een explosief bij de voordeur heeft geplaatst en deze tot ontploffing heeft gebracht.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [verdachte] de persoon is geweest die de brand heeft gesticht. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag op basis van de inhoud van het procesdossier ontkennend moet worden beantwoord. De rechtbank overweegt als volgt.
Het dossier bevat verschillende aanwijzingen die wijzen op de betrokkenheid van [verdachte] bij de brandstichting. Zo zegt [verdachte] in een telefoongesprek met medeverdachte [medeverdachte] , die als mogelijke opdrachtgever van het plaatsen van de brandbom in beeld is gekomen, op 8 december 2025, kort na de brandstichting, onder andere dat hij ‘kankerheet’ is. Op de zitting heeft hij bevestigd dat je dit zegt als iemand heel erg verdacht is of er gloeiend bij is. Vervolgens dreigt [medeverdachte] in datzelfde telefoongesprek dat hij [verdachte] verantwoordelijk gaat houden. Verder had de dader van de brand op de camerabeelden een gele plastic tas van supermarkt Jumbo bij zich, terwijl [verdachte] die nacht op dezelfde tijd op pad is geweest met een gele plastic tas van supermarkt Jumbo. Ten slotte heeft de telefoon van [verdachte] in die nacht en in die periode verschillende keren verbinding gemaakt met een telecommunicatiemast in de wijk van de woning van de brand.
Deze omstandigheden zijn weliswaar belastend, maar zijn onvoldoende specifiek voor het wettige en overtuigende bewijs van de brandstichting.
[verdachte] is niet herkend op de camerabeelden bij de woning van de slachtoffers en er is geen bewijs dat erop wijst dat hij degene is die op die beelden te zien is. Daar komt bij dat [verdachte] over het aanstralen van zijn telefoon een verklaring heeft gegeven die niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Zijn verklaring dat hij die nacht in [locatie] was, past namelijk bij de hiervoor genoemde historische verkeersgegevens van zijn telefoon, aangezien dit park binnen het aanstralingsgebied valt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Duur van de strafzaak
De rechtbank constateert dat deze strafzaak onredelijk lang heeft geduurd. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Grondwet heeft een verdachte recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn. [verdachte] is op 12 december 2023 in verzekering gesteld en de rechtbank doet vandaag, ruim 18 maanden later, uitspraak in zijn strafzaak. Dat is langer dan de 16 maanden die als uitgangspunt geldt als de maximale termijn voor een strafzaak tegen een minderjarige. Omdat de rechtbank [verdachte] zal vrijspreken, zal zij slechts constateren dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Andere consequenties kan de strafrechter daar bij deze uitkomst niet aan verbinden.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

5.BESLAG

De rechtbank zal de teruggave aan [verdachte] gelasten van de onder hem in beslag genomen telefoon (G3265673), omdat deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De rechtbank zal niet beslissen over het conservatoir beslag, omdat dit geen beslag betreft als bedoeld in artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Dit beslag blijft dus op de spaarrekening van [verdachte] rusten.

6.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 5] en [benadeelde 4] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en schadevergoeding gevorderd.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partijen daarom niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
Omdat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, zal de rechtbank hen veroordelen in de kosten van [verdachte] voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vorderingen. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

7.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Beslag
- gelast de teruggave aan [verdachte] van het volgende voorwerp:
 Een iPhone (G3265673);
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door [verdachte] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door [verdachte] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door [verdachte] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 3]niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door [verdachte] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door [verdachte] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van [verdachte] ;
Dit vonnis is gewezen door K. de Meulder, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma, kinderrechter en mr. S.S.I. Jackson, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H. van Veenschoten en mr. N.W. Hekker, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 december 2023 te [plaats]
opzettelijk
brand heeft gesticht door een explosief nabij de voordeur van de woning
[adres 2] te plaatsen en deze vervolgens tot ontploffing te brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning en de inboedel van [adres 2]
en/of de aansluitende woningen en inboedel van deze aansluitende woningen,
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te
weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of
[benadeelde 4] en/of [benadeelde 5]
te duchten was;