ECLI:NL:RBMNE:2025:3369
Rechtbank Midden-Nederland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vorderingen in kort geding wegens ongeschiktheid voor kort geding procedure
In deze zaak heeft [eiseres], handelende onder de naam [handelsnaam], [gedaagde] in kort geding gedagvaard. De vordering van [eiseres] betreft de teruggave van goederen die [gedaagde] uit de winkel van [handelsnaam] heeft meegenomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2025 heeft [gedaagde] aangevoerd dat de kantonrechter onbevoegd is, omdat de vordering tot betaling van de waarde van de goederen meer dan € 25.000,00 bedraagt. [eiseres] heeft haar vordering daarop verminderd tot € 24.999,99, waardoor de zaak binnen de competentiegrens van de kantonrechter viel. De kantonrechter heeft de behandeling voortgezet.
De kern van het geschil betreft de eigendom van de goederen die [gedaagde] heeft meegenomen. [eiseres] stelt dat deze goederen eigendom zijn van haar bedrijf, terwijl [gedaagde] betwist dat de goederen aan [handelsnaam] toebehoren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de zaak zich niet leent voor een kort geding, omdat er onduidelijkheid bestaat over de eigendom en de vervangingswaarde van de goederen. Een nader onderzoek naar de feiten is noodzakelijk, wat niet mogelijk is binnen de kort geding procedure. Daarom zijn de vorderingen van [eiseres] afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].