ECLI:NL:RBMNE:2025:3383

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
16.336629.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere inbraken, diefstal en geweldpleging

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 december 2023 in Tollebeek meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte, die in een psychotische toestand verkeerde, heeft bij vier woningen ingebroken, waarbij hij geweld heeft gebruikt en goederen heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte op basis van de aangiftes en bewijsmiddelen wettig en overtuigend schuldig bevonden aan diefstal met geweld, vernieling, mishandeling en wederrechtelijk binnendringen. De verdachte werd op 12 december 2023 uit detentie ontslagen en heeft kort daarna de feiten gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychotische stoornis, waardoor de feiten hem niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Ga ik doen.RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/336629-23 (P); 16/274040-23 (vord. tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] ( [adres 1] , [postcode] [plaats 1] ),
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de pro forma terechtzittingen van 27 maart 2024, 14 juni 2024, 4 september 2024, 20 november 2024, 10 januari 2025 en 14 maart 2025 en de inhoudelijke behandeling op 27 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. P.J. Jansen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, alsmede de benadeelde partij de heer [benadeelde 1] en zijn raadsman, mr. M.L. de Jong, advocaat te Meppel, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 17 december 2023 in Tollebeek:
feit 1:
tegen de wil van [aangever 1] het huis van die Gort heeft betreden door daar in te breken waarna hij een mes en cola heeft gestolen;
feit 2:
een ruit en meerdere kerstballen van [aangever 2] heeft vernield;
feit 3:
tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd heeft ingebroken in de woning van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en daar een vrachtwagen- en autosleutel en een auto (Mercedes [kenteken] ) heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt door die [benadeelde 1] met een mes te raken op de borst en dat mes gericht te houden op korte afstand van de buik van die [benadeelde 2] ;
feit 4:
de woning van [aangever 3] wederrechtelijk is binnengedrongen;
feit 5:
[aangever 3] heeft mishandeld door hem op zijn linkerkaak te stompen;
feit 6:
een tuinomheining, een muur en een vaas van [aangever 3] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw sluit zich aan bij het door de officier van justitie ingenomen standpunt ten aanzien van de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In het
proces-verbaal van aangiftevan 18 december 2023 verklaart [A] namens [aangever 1] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende:
Plaats delict: [plaats 2]
Mijn schoonouders (de rechtbank begrijpt: [aangever 1] en zijn partner) waren niet thuis ten tijde van het incident. Op 17 december 2023 was ik bij de woning aan de [adres 2] . We zagen een kapotte ruit met daaromheen veel glasscherven en een deur die open stond. Het gaat om een schuifpui. Het was een groot gat dat in de ruit zat. We zagen onder de tafel bij de bank een steen liggen [2] . In de keuken zagen we een opengemaakte Coca cola fles op het aanrecht staan en een mes met daarnaast twee beschermhoesjes [3] .
In het
proces-verbaal van aangiftevan 18 december 2023 verklaart [aangever 2] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende:
Op 17 december 2023, omstreeks 22.30 uur lagen ik en mijn vrouw in bed. Op dat moment hoorde ik een harde klap. Toen ik in de woonkamer kwam zag ik een man staan in de veranda. Ik zag dat de man met een voorwerp op het raam van de tuindeuren aan het rammen was. Ik zag dat de ruit stuk was. Ik zag scherven op de grond liggen [4] .
In het
proces-verbaal van aangiftevan 17 december 2023 verklaart [benadeelde 1] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende:
Op 17 december 2023 hoorde ik omstreeks 22.40 uur een harde knal. Ik lag samen met mijn vrouw vanaf 22.00 uur op bed op de eerste etage van de woning gelegen aan het [adres 3] [opmerking: in een separaat proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2024 wordt gerectificeerd dat per abuis [adres 3] is genoemd, terwijl dit [adres 4] moet zijn] te [plaats 2] . Ik zag een mans figuur de trap opkomen. Hij had een mes. Ik vertelde hem vervolgens dat de sleutels die hij nu in zijn handen had van mijn vrachtwagen waren. Vervolgens duwde hij mij en hierbij heb ik een oppervlakkige snee op mijn borst opgelopen omdat hij nog steeds een mes vast had [5] . Vervolgens liep hij richting onze woonkamer. Aldaar heeft hij mijn sleutels gepakt die op de tafel lagen van mijn personenauto. Ik zag vervolgens dat het raam van mijn schuifdeur kapot was. Ik zag namelijk dat er een gat in zat van 170 centimeter hoog en 100 centimeter breed. Ik zag vanuit mijn voorraam dat hij de deur van mijn Mercedes probeerde te openen met de sleutels die hij had weggenomen. Ik zag vervolgens dat hij wel mijn voertuig in was gekomen [6] .
Het
proces-verbaal van bevindingenvan 18 december 2023 bevat foto’s, waarbij op foto 1 door de verbalisant is opgemerkt dat op die foto de oppervlakkige verwonding van [benadeelde 1] is te zien. [7] De rechtbank constateert bij foto 8 dat er een vernielde schuifpui te zien is (het glas is gebroken) en dat er onder de schuifpui een baksteen op de grond ligt. [8]
In het
proces-verbaal van aangiftevan 18 december 2023 verklaart [benadeelde 1] – aanvullend op zijn eerdere aangifte – onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende:
Nadat [verdachte] mij had gestoken met het mes is hij bij mijn vrouw in de keuken gaan staan. Hij heeft ook bij haar constant het mes in zijn hand gehouden, met de punt omhoog. [verdachte] heeft haar bedreigd met het mes. [9] .
In het
proces-verbaal van aangiftevan 18 december 2023 verklaart [benadeelde 2] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende:
Zondagavond 17 december 2023 rond 22:30 uur lagen wij boven te slapen. Ineens hoorden wij glasgerinkel en mijn man is uit bed gegaan. Hij stond in de overloop, bovenaan de trap ineens oog in oog met een man. Ik hoorde de man zeggen dat hij de Mercedes moest hebben. Toen kreeg ik door dat hij een mes in zijn handen had. Ik zag dat mijn man en die vreemde man op de vuist gingen, er ontstond een worsteling en ik zag dat die man het mes uithaalde naar mijn man toe. Ik zag dat het mes mijn man raakte. Ik zag later dat er bloed uit de wond kwam [10] . Terwijl die man bij mij stond te praten heeft hij constant dat mes op mij gericht gehouden. Hij stond zo'n 15 a 20 centimeter bij mijn buik vandaan met het mes. Ik voelde mij erg bedreigd door deze actie [11] .
In het
proces-verbaal van aangiftevan 17 december 2023 verklaart [aangever 3] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende:
Op 17 december 2023 omstreeks 22:57 uur zag ik vanuit het raam in de woonkamer een politieauto door de straat rijden. Ik woon aan het [adres 3] huisnummer [adres 3] te Tollebeek. Toen ik de achterdeur van mijn woning opendeed zag ik, onder de overkapping in mijn achtertuin, een man in elkaar gedoken op onze loungebank zitten. Op het moment dat ik naar de politieagent riep stond de man op en rende op mij af. De man duwde mij in de deuropening van de achterdeur van mijn woning aan de kant, en rende mijn woning in [12] . Ik wilde niet dat de man naar mijn vrouw toe zou rennen en pakte daarom zijn linkerarm vast om hem tegen te houden. De man maakte met zijn rechterhand een vuist en bracht deze met flinke kracht naar mijn linker kaak. Op het moment dat zijn vuist mij raakte voelde ik een scherpe pijn aan mijn linker kaak. Hij gooide de tussendeur zo hard open dat hij daarmee een vaas vernield heeft. Ik zag dat de man tijdens het binnendringen van mijn woning aan de rechterkant van mijn achterdeur de muur beschadigt heeft, tevens heeft hij tijdens het binnendringen van mijn achtertuin, de omheining vernield. De man heeft zich toegang verschaft tot de achtertuin door deze palen uit de grond los te trekken en opzij te duwen [13] . [opmerking: het proces-verbaal bevat een fotobijlage waarop de schade is te zien [14] ]
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 18 december 2023 staat onder meer, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde vervolgens een zeer luide en ijzingwekkende kreet van angst. Deze noodkreet leek afkomstig van een vrouw. Ik hoorde glasgerinkel en geschreeuw. Ik hoorde dat dit afkomstig was uit de hoekwoning van het [adres 3] [15] .
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 18 december 2023 staat onder meer, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat we eerst naar [adres 2] liepen. Ik zag dat we om het huis heen de achtertuin in liepen. Ik zag dat er een groot gat in de ruit van de schuifpui zat. Ik zag dat er glasscherven op de grond lagen. Zowel buiten als binnen in het huis.
Ik zag dat we naar [adres 5] liepen. Ik zag dat we de achtertuin in liepen. Ik zag een veranda waar de schuifpui van open stond. Ik zag een kerstboom op de veranda staan met stukken kerstballen die op de grond lagen. Ik zag dat er een groot gat in het raam van de tuindeuren zat. Ik zag dat er veel glasscherven op de grond lagen. Zowel in de woning als op de veranda [16] .
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 18 december 2023 staat onder meer, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van het mes dat is aangetroffen in de tuin ter hoogte van [adres 6] te [plaats 2] heb ik het volgende kunnen vaststellen. Het mes, merk Tupperware, blauw handvat en zilverkleurig gekarteld snijvlak, is afkomstig van het adres [adres 2] te [plaats 2] . Ik heb op 18 december 2023 aangebeld bij betreffend adres. Betrokkene [betrokkene] deed de deur open. Op mijn vraag of er misschien een mes ontbrak bij haar, gaf ze als antwoord 'jazeker, een mes met een blauw handvat. Ik heb er vier in die serie, deze messen hebben een blauw hoes over het snijvlak.' Ik heb het mes in een doorzichtige koker laten zien en betrokkene gaf de bevestiging dat dit haar mes was. Hierop mocht ik meelopen de keuken in en zag dat betrokkene een keukenlade opende. Ik zag dat er hierin drie messen lagen, welke hetzelfde uiterlijk en kleur hadden als het mes dat ik bij mij had. Het enige verschil waren de afmetingen. Ik zag dat de messen alle drie een afdekhoes hadden over het snijvlak en dat er één (1) afdekhoes los in de lade lag. Hieruit kon ik opmaken dat het mes inderdaad afkomstig was van betrokkene [17] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft in een kort tijdbestek van ongeveer 30 minuten bij vier huizen op loopafstand van elkaar in [plaats 2] een reeks feiten gepleegd, terwijl hij in een psychotische toestand was. Verdachte kan zich weinig herinneren van die avond, maar weet nog wel dat hij de dag ervoor was vrijgekomen uit de gevangenis en dat hij daarna drugs had gebruikt.
Vaststaat dat het mes, dat is aangetroffen op de [adres 6] in [plaats 2] , hetzelfde mes is dat is weggenomen aan de [adres 2] in [plaats 2] (feit 1). Verdachte wordt uiteindelijk op zeer korte afstand van de [adres 6] en nadat hij in het zicht was van verbalisanten op de laatste ‘plaats delict’ aan de [adres 3] in [plaats 2] in de bosjes aangetroffen en uiteindelijk aangehouden. Zoals overwogen zijn al deze adressen op zeer korte (loop-)afstand van elkaar gelegen.
Gelet op de inhoud van de aangiftes in het dossier, als ook de processen-verbaal van verbalisanten over de toestand waarin verdachte zich bevond, waarbij verdachte niet meewerkte aan zijn aanhouding, niet reageerde (zelfs niet op de inzet van een stroomstootwapen) of aanspreekbaar was, zijn alle feiten wettig en overtuigend bewezen. De bewijsmiddelen ondersteunen elkaar wat betreft de inhoud, het tijdspad, en de handelingen van verdachte als ook ten aanzien van de verschillende locaties waar verdachte achtereenvolgens heeft toegeslagen

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder,
in een woning, te weten de [adres 2] te [plaats 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een mes en cola, die geheel aan [aangever 1] toebehoorden heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 2
op 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en meerdere kerstballen, die geheel aan [aangever 2] , toebehoorden
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
feit 3
op 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder
omstreeks 22:40 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
in een woning te weten de [adres 4] te [plaats 2] een vrachtwagensleutel, een autosleutel en een auto (merk: Mercedes kenteken: [kenteken] ), , die geheel aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , toebehoorden heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde 1] te duwen en door met een mes uit te halen naar die [benadeelde 1] en die [benadeelde 1] daarbij met dit mes te raken op zijn borst en door vervolgens een mes gericht te houden op ongeveer 15-20 centimeter van de
buik van die [benadeelde 2]
terwijl de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of inklimming en/of valse sleutels door met de tevoren gestolen autosleutel van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] de auto te openen en in die auto te gaan zitten;
feit 4
op 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder
in de woning en het besloten erf, te weten de tuin en de woning van het [adres 3] te [plaats 2] bij een ander, te weten bij [aangever 3] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
feit 5
op 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder
[aangever 3] heeft mishandeld door die [aangever 3] te stompen/slaan tegen zijn linkerkaak althans zijn gezicht;
feit 6
op 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder
opzettelijk en wederrechtelijk de tuinomheining en een muur en een vaas, die geheel aan [aangever 3] toebehoorden heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 tot en met 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
: diefstal uit een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt en waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/inklimming;
feit 2
: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
feit 3
: diefstal vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak/inklimming/valse sleutels;
feit 4
: in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
feit 5
: mishandeling;
feit 6
: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging en de officier van justitie
Zowel de raadsvrouw van verdachte als de officier van justitie hebben gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de feiten verdachte – vanwege een psychische stoornis – niet kunnen worden toegerekend.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op ontoerekeningsvatbaarheid is nodig dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens die in zodanige mate heeft doorgewerkt bij het plegen van de strafbare feiten dat deze aan verdachte niet toe te rekenen zijn. Hoewel de vaststelling van een stoornis en de mate van doorwerking daarvan bij uitstek werk voor deskundigen is, is het uiteindelijke oordeel over de (on)toerekeningsvatbaarheid aan de rechtbank.
Een psychiater en een psycholoog (hierna: de deskundigen) van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) hebben verdachte onderzocht. Naar aanleiding daarvan hebben zij op 11 december 2024 een gezamenlijk rapport uitgebracht over verdachte. Aanvullend hierop hebben de deskundigen op 23 juni 2025 een rapport van ambulant onderzoek uitgebracht.
De stoornis
De deskundigen stellen vast dat bij verdachte –ten tijde van zijn verblijf in het PBC sprake was van ernstige psychotische ontregeling. Er was sprake van zogenaamde positieve symptomen in de vorm van wanen, onder andere met een godsdienstige kleuring en hallucinaties. Tevens vermoeden de deskundigen dat verdachte stemmen hoort. Daarbij is sprake van desorganisatie (het verlies van structuur) in gedrag, denken en emoties. Tot slot zien de deskundigen duidelijke aanwijzingen voor negatieve symptomen (het ontbreken van gedrag dat bij gezonde personen wel aanwezig is, een kenmerk van chronische psychotische stoornissen zoals schizofrenie), zoals de beperkte initiatiefname en de beperkte emotionele expressie. Hoewel onderzoekers niet beschikken over recente diagnostische informatie en behandelinformatie, wordt duidelijk dat de waargenomen psychotische episode al meerdere maanden (vanaf 12 december 2023 staat dit vermeld in het penitentiair dossier) bestaat.
Samenvattend is sprake van een langdurig aanwezige, recidiverende, psychotische stoornis, die verdachtes functioneren in ernstige mate belemmert. Onderzoekers classificeren dit volgens de DSM-5-TR als schizofrenie. Naast de psychotische stoornis, was bij verdachte sprake van problematisch middelengebruik. De deskundigen classificeren dit als een stoornis in het gebruik van cannabis waarvan de ernst onbekend is.
Doorwerking stoornis ten tijde van tenlastegelegde feiten
Gezien het langdurende bestaan van bovengenoemde stoornissen, kan worden gezegd dat deze ook aanwezig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Meer specifiek was er ook sprake van een psychotische ontregeling bij verdachte in de periode rondom de tenlastegelegde feiten. Verdachte werd op 12 december 2023 overgeplaatst vanuit de PI [locatie] naar PPC [locatie] . Beschreven wordt dat hij daar zou hebben gesmeerd met "ontlasting, urine en sperma", hetgeen wijst op ernstige ontregeling, met een gedesorganiseerd karakter. Vanwege (risico op) agressie naar zichzelf en naar een
medewerker werd verdachte onder cameraobservatie in een isoleercel geplaatst. Op 12 december 2023 kreeg verdachte dwangmedicatie toegediend en op 16 december werd hij, vanuit de isoleercel, uit detentie ontslagen. De tenlastegelegde feiten zijn gepleegd op 17 december 2023. De deskundigen concluderen dat er bij verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake was van een ernstige psychotische ontregeling, die classificerend in het kader van schizofrenie kan worden geduid. Het ontbrak verdachte vanuit zijn verstoorde realiteitstoetsing en het gedesorganiseerde functioneren aan voldoende zelfsturing en hij was niet in staat rekening te houden met de aard en gevolgen van zijn handelen. Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen daarom dat de ten laste gelegde feiten verdachte niet kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en heeft geen reden om te twijfelen aan de conclusies en adviezen. Zij neemt de conclusies daarom over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is, op basis van deze conclusies, van oordeel dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN DE MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte een ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege te gelasten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat aan verdachte tbs met voorwaarden moet worden opgelegd in plaats van tbs met dwangverpleging. Verdachte zegt zich te kunnen houden aan voorwaarden die aan hem zullen worden opgelegd. Hoewel hij toegeeft dat hij zich tot op heden niet aan alle (schorsings)voorwaarden heeft gehouden, zegt hij dat nu wel te kunnen. Dat hij af en toe een kritische noot heeft over de medicatie of de behandeling klopt, maar dat zou volgens hem geen bezwaar moeten zijn voor het opleggen van tbs met voorwaarden. Bovendien heeft hij het binnen de [verblijfplaats] naar zijn zin en is dat voor hem een goede plek. Verdachte heeft tot op heden geen échte behandeling gehad voor zijn psychoses. De behandeling was hoofdzakelijk gericht op zijn verslavingsproblematiek. Verdachte zou graag eerst de kans krijgen om op een normale manier aan zijn problematiek te werken. Mocht dat toch niet lukken, dan is tbs met dwangverpleging altijd nog een optie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
In de avond van 17 december 20023 – op tijdstippen waarop mensen doorgaans op bed liggen – heeft verdachte in zwaar psychotische toestand een spoor van ellende aangericht. Hij heeft bij meerdere woningen ingebroken door de ruit in te gooien. Daarbij heeft verdachte een slachtoffer met een mes verwond aan zijn borst, een ander slachtoffer bedreigd met het mes en tot slot iemand tegen zijn kaak gestompt. Ook heeft hij spullen vernield. Het moet voor de slachtoffers beangstigend zijn geweest om te worden geconfronteerd met de verwarde verdachte die hun woningen binnendrong en onder meer riep dat hij God was. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Met zijn gedrag heeft verdachte niet alleen de nodige materiële schade aangericht, maar ook het gevoel van veiligheid van de slachtoffers in ernstige mate aangetast.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 24 maart 2025;
- een reclasseringsadvies van 25 februari 2025 van GGZ Reclassering Fivoor;
- een Pro Justitia rapportage van 11 december 2024van een psychiater en psycholoog van het PBC;
- een aanvullend reclasseringsadvies van 20 juni 2025 van GGZ Reclassering Fivoor;
- een Pro Justitia rapportage, zijnde een ambulant onderzoek van 23 juni 2025, als aanvulling op het hierboven genoemde rapport van 11 december 2024de van het PBC.
Verloop onderzoeken
Verdachte is van 20 augustus tot 13 september 2024 opgenomen in het PBC. Verdachte werd voortijdig uitgeplaatst naar een PPC. Voortzetting van het observatieonderzoek in het PBC werd niet verantwoord geacht vanwege risico op zelfbeschadigend gedrag voortkomend uit zijn wanen. De deskundigen adviseerden in hun rapport van 11 december 2024 tbs met dwangverpleging. In het PPC werd in september 2024 het medicatiebeleid van verdachte gewijzigd, waarna zijn psychotische toestandsbeeld verbleekte en hij stabiliseerde. Gezien deze ontwikkelingen heeft de reclassering op 25 februari 2025 geadviseerd dat zij mogelijkheden zagen om verdachte te begeleiden binnen een tbs met voorwaarden. De voorlopige hechtenis van verdachte werd geschorst op het moment dat hij geplaatst werd in [verblijfplaats] op 30 april 2025. Vervolgens hebben de deskundigen van het PBC onderzocht of zij mogelijkheden zien om hun eerdere advies te herzien en op 23 juni 2025 een nieuw rapport uitgebracht. Tot slot heeft de reclassering op 20 juni 2025 opnieuw geadviseerd om inzicht te geven in de mogelijkheden die zij zien voor een maatregel tbs met voorwaarden op basis van recente informatie.
Recidiverisico
De deskundigen van het PBC schatten in hun eerste advies het risico op recidive van delinquent gedrag zonder intensieve zorg en structuur als hoog in, verwijzend naar de aanwezige psychopathologie. De pathologie kan leiden tot forse ontregeling, ook van de agressieregulatie, terwijl verdachte niet in staat is hier zelfstandig en vrijwillig hulp bij te zoeken, vanwege het gebrek aan ziekte-inzicht.
Alles overziend zien de deskundigen ook bij hun nadere onderzoek nog een hoog recidiverisico. Zowel in het PPC als tijdens zijn verblijf bij [verblijfplaats] worden geen evidente psychotische symptomen geobserveerd. Er lijkt daarmee, ten opzichte van het verblijf in het PBC, meer stabiliteit door of ten gevolge van een meer passende medicamenteuze behandeling. Desondanks blijft het beeld dermate wisselend en op momenten grillig, zonder dat daarvan de onderliggende oorzaak duidelijk wordt, dat ook ten tijde van het nadere onderzoek nog niet duidelijk is of de huidige medicatie verdachte voldoende beschermt tegen het ontwikkelen van een (nieuwe) psychotische episode, zeker als daarbij ook sprake is van het gebruik van middelen. En hoewel verdachte meer gemotiveerd is tot het blijven gebruiken van de medicatie (een belangrijk onderdeel in het verlagen van het recidiverisico), blijft zijn motivatie reden tot zorg, doordat er ook sprake is van beperkt ziekte-inzicht en probleembesef. Tot slot blijft voor de deskundigen onduidelijk in welk licht de verschillende (doods)bedreigingen die verdachte in de afgelopen periode heeft geuit, moeten worden gezien.
Advies PBC: tbs met verpleging van overheidswege
De deskundigen stellen dat het recidiverisico verlaagd kan worden door een intensieve en gestructureerde, integrale behandeling in een klinische setting, die gericht is op het behandelen van de chronisch psychotische stoornis. Gezien de chronische aard van de psychopathologie, wordt een lange duur van de benodigde behandeling voorzien. Ook dient er aandacht te zijn voor het geven van psycho-educatie om het ziekte-inzicht bij verdachte te vergroten en zodat verdachte signalen van psychotische ontregeling leert herkennen. Tijdens de behandeling dient verder aandacht te zijn voor het problematisch middelengebruik en voor het systeem van verdachte.
De deskundigen hebben het adviseren van een zorgmachtiging overwogen, echter schatten zij in dat de duur en intensiteit hiervan onvoldoende is om een duurzame verlaging van het recidiverisico te kunnen waarborgen.
Al met al zien de deskundigen zich genoodzaakt om een tbs-maatregel met dwang van overheidswege te adviseren
In het aanvullende onderzoek hebben de deskundigen gekeken of zij toch nog mogelijkheden zien voor tbs met voorwaarden. Hoewel de deskundigen zien dat de [verblijfplaats] een passende plek is voor verdachte, zien zij geen mogelijkheid om tot een ander advies te komen dan tbs met dwangverpleging. Ondanks de duidelijke vermindering van het psychotische beeld bij verdachte en de mogelijk effectieve medicatie, blijven de deskundigen zorgen houden over verdachtes ambivalente houding ten opzichte van de medicatie en ten opzichte van behandelaren (met name psychiaters), die in de gesprekken duidelijk naar voren komt en recent ook nog zou hebben geleid tot een doodsbedreiging (in het PPC). Ook het beperkte ziekte-inzicht en probleembesef bij verdachte zijn reden tot zorg. Het is verdachte in de korte periode dat hij bij de [verblijfplaats] verblijft niet gelukt zich aan de voorwaarden te houden, resulterend in een berisping en uiteindelijk een officiële waarschuwing. De deskundigen zien, alles overziend, onvoldoende kans van slagen in een tbs met voorwaarden.
Reclassering
Uit het rapport van GGZ Reclassering Fivoor (hierna: Fivoor) van 25 februari 2025 blijkt dat Fivoor mogelijkheden zag om verdachte te begeleiden binnen een tbs met voorwaarden. Zij was van mening dat verdachte de kans moest krijgen behandeld te worden in een setting die bij hem past en die hem stapsgewijs terug kan laten keren naar de maatschappij. Fivoor schreef dat het bieden van enig toekomstperspectief noodzakelijk is om de ingezette stabilisatie te laten voortduren.
Fivoor concludeert echter in het aanvullende advies van 20 juni 2025 dat - met voortschrijdend inzicht – kan worden gesteld dat de opname bij de [verblijfplaats] niet goed verloopt. Verdachte laat weinig schuldbesef zien, maar ook het probleembesef en inzicht is maar matig aanwezig (verdachte ziet niet in dat gedane uitspraken onhandig zijn, wil direct een andere reclasseringswerker als deze hem een aanwijzing geeft, en hij beseft niet dat deze aanwijzing hem kan helpen om zich beter op de behandeling te focussen.) Ook ontkent hij drugsgebruik, terwijl uit een urinecontrole GHB-gebruik blijkt.
Fivoor constateert dat verdachte zich erg moeilijk kan conformeren aan afspraken met betrekking tot de behandelsetting en de reclassering. Verdachte zegt weliswaar aan alle regels en aanwijzingen mee te werken, maar onder groot protest. Het ontbreekt aan inzicht en verdachte kiest snel voor de weerstand. Vermoedelijk speelt er ook persoonlijkheids-problematiek, maar dat dient nader onderzocht te worden. De verwachting is niet dat verdachte zich aan de behandeling en de afspraken met de reclassering kan houden. Verdachte is gebaat bij meer structuur. Om die reden adviseert ook Fivoor negatief over tbs met voorwaarden en conformeren zij zich aan het door de deskundigen gegeven advies van tbs met verpleging van overheidswege.
De oplegging van een maatregel
De rechtbank stelt allereerst vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van tbs is voldaan. Tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten bestond bij verdachte een stoornis. Enkele van die feiten betreffen misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld (diefstal met braak en geweld). Verder eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de tbs-maatregel.
De deskundigen zijn het erover eens dat verdachte een klinische behandeling van langere duur nodig heeft en dat deze behandeling plaats moet vinden in het kader van tbs met dwangverpleging. Verdachte daarentegen zegt mee te willen werken aan behandeling. Hij vindt tbs met dwangverpleging een te vergaande en uitzichtloze maatregel. Hij zit op de juiste plek bij [verblijfplaats] en heeft zich ter zitting bereid verklaard om zich aan de te stellen voorwaarden te houden.
Dwangverpleging is naar het oordeel van de rechtbank echter noodzakelijk. De rechtbank zal aan verdachte dan ook tbs met dwangverpleging opleggen. Hierbij heeft zij oog gehad voor het feit dat het – vanwege de wachttijdproblematiek – een tijd kan duren voordat verdachte kan starten met zijn behandeling. De rechtbank had dit graag anders gezien omdat de behandelnoodzaak groot is, maar ziet desondanks geen andere mogelijkheid.
De aard van de vastgestelde stoornis brengt met zich dat verdachte zich niet altijd begeleid- en behandelbaar opstelt. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij een sterke opvatting heeft over de wijze waarop hij behandeld zou moeten worden en welke medicatie hij wel en niet wil innemen. Verdachte heeft in het kader van zijn schorsing binnen de [verblijfplaats] de kans gehad om onder voorwaarden aan zijn herstel en behandeling te werken, hetgeen niet is uitgepakt zoals gehoopt. Hij heeft meerdere malen de regels en voorwaarden overtreden door onder meer toch weer drugs te gebruiken en personeel te bedreigen. De rechtbank ziet dat het bij verdachte eerder gaat om ‘niet kunnen’ dan om ‘niet willen’,. Hoewel verdachte dus zegt zich aan alle te stellen voorwaarden te zullen houden, heeft de rechtbank daar evenals de deskundigen onvoldoende vertrouwen in.
De tbs wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Opheffing schorsing voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst vanaf zijn opname in [verblijfplaats] (30 april 2025). Omdat aan verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging wordt opgelegd, zal de schorsing van de voorlopige hechtenis worden opgeheven. Bij deze beslissing heeft de rechtbank de belangen van de samenleving en de belangen van de verdachte afgewogen en is de rechtbank nagegaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de strafvorderlijke belangen dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezenverklaarde – zoals hiervoor toegelicht – en de oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven en de detentie van verdachte weer herleeft.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 920,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.609,88. Dit bedrag bestaat uit € 6.859,88 materiële schade en € 4.750,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) heeft als benadeelde partij een vordering ingediend en vordert een bedrag van € 2.250,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde feit.
[aangever 3] (hierna: [aangever 3] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 822,38. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 6 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de vorderingen van [aangever 2] en [aangever 3] volledig toe te wijzen nu deze vorderingen voortvloeien uit de tenlastegelegde feiten en voldoende zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] verzoekt de officier van justitie deze gedeeltelijk toe te wijzen en hen voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering. De ingediende vorderingen met betrekking tot immateriële schade zijn – gelet op vergelijkbare gevallen – aan de hoge kant. De officier van justitie acht voor [benadeelde 1] een vergoeding van € 1.000,- en voor [benadeelde 2] van € 500,- billijk.
De officier van justitie verzoekt de door [benadeelde 1] gevorderde materiële schade. die ziet op het herstel van de schade aan het glas, ten bedrage van € 934,88, toe te wijzen nu deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het tenlastegelegde feit en voldoende is onderbouwd. Dit is niet het geval ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen. Niet kan worden vastgesteld wat de daadwerkelijke inkomstenderving is geweest en de officier van justitie verzoekt dan ook [benadeelde 1] voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie verzoekt alle toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2023 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [aangever 2] heeft de raadsvrouw gesteld dat deze voldoende onderbouwd is en dus toewijsbaar.
[aangever 3] daarentegen dient volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering omdat voor geen van de posten een onderbouwing is gegeven en die schade ook niet op de in de woning genomen foto’s is waar te nemen.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1] zijn volgens de raadsvrouw enkel de kosten die gemaakt zijn voor de vervanging van de ruit toewijsbaar. Het gevorderde verlies aan verdienvermogen is onvoldoende duidelijk en dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van het gevorderde bedrag voor immateriële schade heeft de raadsvrouw gesteld dat deze erg hoog is. Zij verzoekt daarom de vordering te matigen tot een bedrag van € 1.000,-.
Tot slot dient [benadeelde 2] volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering omdat een, door haar ondertekend, voegingsformulier ontbreekt. Voor het geval de rechtbank daaraan voorbij zou gaan, verzoekt zij aan [benadeelde 2] een aanmerkelijk lager bedrag aan immateriële schade dan gevorderd toe te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[aangever 2]
De rechtbank stelt vast dat [aangever 2] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit 2 rechtstreekse schade heeft geleden. Door de advocaat is de hoogte van de vordering niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank komt de schade voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de kosten voor het herstel van het ruit van in totaal € 920,- geheel toewijzen.
[benadeelde 1]
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 1] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit 3 rechtstreekse schade heeft geleden. De kosten voor het plaatsen van een noodscherm en het vervangen van de ruit ten bedrage van € 934,88 kunnen worden toegewezen, nu deze kosten niet zijn betwist en voldoende zijn onderbouwd. Ten aanzien van het gevorderde verlies aan verdienvermogen wordt [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat hij de vordering onvoldoende heeft onderbouwd. [benadeelde 1] heeft alleen een onderbouwing gegeven van zijn gemiste omzet, zonder te verduidelijken wat het concrete bedrag aan inkomstenderving was. Ter zitting is aangegeven dat de rechtbank dit bedrag zou kunnen schatten, maar daarvoor ontbreken enige verdere gegevens. Bovendien heeft [benadeelde 1] het causale verband tussen de gebeurtenissen van 17 december 2023 en de gestelde gemiste werkuren in mei 2024 onvoldoende onderbouwd. [benadeelde 1] heeft de mogelijkheid om zijn vordering nader te onderbouwen teneinde zijn schade op verdachte te verhalen, maar zal dit via de burgerlijke rechter moeten doen.
[benadeelde 1] heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Bij [benadeelde 1] is lichamelijk letsel geconstateerd, zodat op grond van artikel 6:106 lid 1 onder b BW aanspraak gemaakt kan worden op immateriële schadevergoeding. Bij de begroting van de immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar vergelijkbare zaken en gelet op de omstandigheden waaronder feit 3 is gepleegd. [benadeelde 1] is in zijn huis slachtoffer geworden van een inbraak waarbij verdachte hem met een mes heeft verwond aan zijn borst. De wond is oppervlakkig, zonder (onderbouwing van) littekenvorming en [benadeelde 1] heeft de verdere gevolgen van feit 3 niet onderbouwd. De rechtbank acht een vergoeding van € 1.000,- billijk. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen. Dit betekent dat aan [benadeelde 1] in totaal een bedrag van € 1.934,88 zal worden toegewezen.
[benadeelde 2]
Door de verdediging is terecht opgemerkt dat het dossier geen – door [benadeelde 2] ondertekend – voegingsformulier bevat. De rechtbank verbindt daar echter geen rechtsgevolg aan nu evident is dat de raadsman van [benadeelde 1] (echtgenoot van [benadeelde 2] ) zich eveneens heeft gesteld namens [benadeelde 2] , de raadsman namens [benadeelde 2] een vordering heeft ingediend en hij ter zitting heeft medegedeeld dat hij door [benadeelde 2] gemachtigd is haar belangen te behartigen.
[benadeelde 2] maakt aanspraak op immateriële schadevergoeding op de grondslag dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Wetboek van Burgerlijk Recht, kennelijk op basis van de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan. [benadeelde 2] heeft de gevolgen die feit 3 voor haar hebben gehad niet met concrete gegevens onderbouwd. Om die reden zal [benadeelde 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Ook [benadeelde 2] kan haar vordering via de burgerlijke rechter aanhangig maken.
[aangever 3]
De rechtbank stelt vast dat [aangever 3] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit 6 rechtstreekse schade heeft geleden. De kosten voor het vervangen van het behang (€ 53,-), voor muurverf (€ 33,-), een vaas (€ 14,95) en staaldraad voor de schutting (€ 16,-) van in totaal € 116,95,- kunnen worden toegewezen. De schade aan deze zaken volgt uit de aangifte van [aangever 3] , en de gevorderde kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank redelijk Dat geldt niet voor de kosten voor de aannemer ten bedrage van € 705,43. [aangever 3] heeft gesteld dat twee binnendeuren vervangen dienden te worden, maar door [aangever 3] is niet onderbouwd hoe en in welke mate deze deuren zijn beschadigd. Daarom zal [aangever 3] voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. [aangever 3] kan dat deel van zijn vordering via de burgerlijke rechter aanhangig maken.
Wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel en de proceskosten
De rechtbank zal over de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen ook de wettelijke rente toewijzen vanaf 17 december 2023 tot de dag van volledig betaling.
Daarnaast zal de rechtbank als extra waarborg voor betaling ten behoeve van de benadeelde partijen - ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten - aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals in het dictum is opgenomen. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met – eveneens in het dictum opgenomen aantal dagen – gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter van 3 november 2023 onder parketnummer 16/274040-23 is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van deze proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, maar zal de vordering tot tenuitvoerlegging, conform het requisitoir van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw, desondanks afwijzen. Verdachte was immers ten tijde van de tenlastegelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar en is daarom niet strafbaar.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 138, 300, 311, 312, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 6 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van die feiten;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Vordering benadeelde partij: [aangever 2] ten aanzien van feit 2
  • wijst de vordering van [aangever 2] toe tot een bedrag van € 920,- (bestaande uit materiële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat € 920,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 18 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering benadeelde partij: [benadeelde 1] ten aanzien van feit 3
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 1.934,88 (bestaande uit € 934,88 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst af de vordering van [benadeelde 1] voor de meer gevorderde immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 1.934,88,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 29 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering benadeelde partij: [benadeelde 2] ten aanzien van feit 3
- verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Vordering benadeelde partij: [aangever 3] ten aanzien van feit 4 en 5
  • wijst de vordering van [aangever 3] toe tot een bedrag van € 116,95,- (bestaande uit materiële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangever 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte op ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat € 116,95 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer16/274040-23
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, mrs. A. Blanke en mr. S.C. Hagedoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Lap, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 2] te [plaats 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een mes en/of cola, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of meerdere kerstballen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder
omstreeks 23:40 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
in een woning te weten de [adres 4] te [plaats 2]
een vrachtwagensleutel, een autosleutel en/of een auto (merk: Mercedes kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde 1] te duwen en/of door met een mes uit te halen naar die [benadeelde 1] en die [benadeelde 1] daarbij met dit mes te raken op zijn borst en/of door (vervolgens) een mes gericht te houden op ongeveer 15-20 centimeter van de
buik van die [benadeelde 2]
terwijl de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en /of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of inklimming en/of valse sleutels door met de tevoren gestolen autosleutel van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] de auto te openen en in die auto te gaan zitten;
4.
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder
in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, te weten de tuin en/of de woning van het [adres 3] te [plaats 2] bij een ander, te weten bij [aangever 3] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
5.
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder
[aangever 3] heeft mishandeld door die [aangever 3] te stompen/slaan tegen zijn linkerkaak althans zijn gezicht;
6.
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats 2] , gemeente Noordoostpolder
opzettelijk en wederrechtelijk de tuinomheining en/of een muur en/of een vaas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 januari 2024, genummerd 2023385328, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 131. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 79
3.Pagina 80
4.Pagina 97
5.Pagina 34
6.Pagina 35
7.Pagina 38
8.Pagina 45
9.Pagina 61
10.Pagina 75
11.Pagina 76
12.Pagina 92
13.Pagina 93
14.Pagina 94 en 95
15.Pagina 110
16.Pagina 119
17.Pagina 113