ECLI:NL:RBMNE:2025:3384

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
UTR 23/4082 en UTR 23/4095
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor de plaatsing van zendmasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie op het terrein van een waterzuiveringsinstallatie in Hilversum

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eisers tegen twee omgevingsvergunningen die zijn verleend voor het plaatsen van zendmasten op het terrein van een waterzuiveringsinstallatie in Hilversum. De vergunninghouder, Vodafone Libertel B.V., heeft een tijdelijke en een definitieve zendmast aangevraagd, omdat de huidige antenne op het dak van een gebouw moet worden verwijderd. Eisers, bewoners van de nabijgelegen wijk Anna’s Hoeve, zijn het niet eens met de vergunningen en stellen dat er betere locaties zijn voor de zendmast. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders de vergunningen in redelijkheid heeft verleend, omdat de alternatieve locaties die door eisers zijn aangedragen niet gelijkwaardig zijn. De rechtbank wijst op het belang van een goed mobiel netwerk en concludeert dat de vergunninghouder voldoende heeft aangetoond dat de gekozen locatie de enige haalbare optie is. De rechtbank verklaart de beroepen van eisers niet-ontvankelijk voor de tijdelijke zendmast en ongegrond voor de definitieve zendmast. De rechtbank benadrukt dat de gezondheidsrisico's van de zendmast voldoen aan de internationale normen en dat de impact op het landschap en de natuur voldoende is afgewogen. De uitspraak is gedaan op 14 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers:
  • UTR 23/4082 ( [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiseres 4] , [eiser 5] en [eiser 6] );
  • UTR 23/4095 ( [eiser 7] )

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] e.a. en [eiser 7] , te [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum,

verweerder
(het college)
(gemachtigde: mr. C.M.E. Janssen).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Vodafone Libertel B.V,

de vergunninghouder
(gemachtigde: mr. M. Karluk-Pellikan).

Waar gaat deze zaak over?

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen twee
omgevingsvergunningen die het college aan de vergunninghouder heeft verleend. Eén voor het plaatsen van een tijdelijke zendmast ten behoeve van mobiele telecommunicatie op het rioolwaterzuiveringsinstallatieterrein aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in Hilversum en één voor het plaatsen van een definitieve zendmast hiervoor op hetzelfde terrein. [eiser 1] e.a. hebben gezamenlijk één beroepschrift ingediend. Hierna zullen zij gezamenlijk [eiser 1] genoemd worden.

Inleiding

2. Eisers wonen in Hilversum in de wijk Anna’s Hoeve. [eiser 1] ( [eiser 1] ) woont aan de [straat 2] [nummeraanduiding 2] op een afstand van circa 290 meter van de beoogde locatie voor de zendmasten. [eiser 2] woont aan de [straat 2] [nummeraanduiding 3] op een afstand van circa 320 meter. [eiser 3] ( [eiser 3] ) woont aan het [straat 3] [nummeraanduiding 4] op een afstand van circa 370 meter. [eiseres 4] en [eiser 5] wonen aan het [straat 3] [nummeraanduiding 5] op circa 360 meter afstand. [eiser 6] ( [eiser 6] ) woont aan het [straat 3] [nummeraanduiding 6] op een afstand van circa 340 meter. [eiser 7] ( [eiser 7] ) woont aan de [straat 4] [nummeraanduiding 7] op circa 350 meter afstand van de beoogde locatie. Tussen de woningen van eisers en de beoogde zendmastlocatie ligt de Anna’s berg, een heuvel die op het hoogste punt 25 meter hoog is.
2.1.
Op dit moment zorgt een antenne op het dak van het [locatie] aan de [straat 5] in Hilversum voor de dekking van een goed werkend mobiel netwerk voor de wijk Anna’s Hoeve in Hilversum. De vergunninghouder heeft hiervoor een opzegging ontvangen van de gebouweigenaar in verband met de sloop van dit gebouw. Er komt nieuwbouw voor in de plaats in de vorm van woningen en appartementen. In de nieuwe situatie komt er geen antenne terug op deze plek. Om een mobiel netwerk met voldoende dekking en capaciteit te kunnen blijven bieden, heeft de vergunninghouder in dit gebied gezocht naar andere locaties waar een antenne kan worden geplaatst. De mast moet 39,9 meter hoog zijn om de drie providers (Vodafone, T-Mobile en KPN) op te kunnen laten aansluiten.
2.2.
Dit heeft ertoe geleid dat de vergunninghouder op 9 september 2022 twee omgevingsvergunningen heeft aangevraagd. Eén voor het plaatsen van een zendmast ten behoeve van mobiele telecommunicatie met een hekwerk voor een periode van maximaal twee jaar op het perceel [straat 1] [nummeraanduiding 1] , RWZI terrein (rioolwaterzuiverings-installatie). En één voor het plaatsen van een definitieve zendmast ten behoeve van mobiele telecommunicatie met een hekwerk op dezelfde locatie. De tijdelijke zendmast is aangevraagd zodat de operator snel kan acteren als de huurovereenkomst wordt opgezegd omdat de verhuurder slechts een maand opzegtermijn heeft. De realisatie van een definitieve mast duurt veel langer. Op 27 december 2022 heeft het college beide omgevingsvergunningen (de primaire besluiten 1 en 2) verleend. Eisers zijn het niet eens met deze vergunningen en hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
2.3.
In een besluit, verzonden op 20 juli 2023, (het bestreden besluit) heeft het college deze bezwaren ongegrond verklaard en beide omgevingsvergunningen gehandhaafd. Het college heeft zich daarbij mede gebaseerd op het advies van de bezwaarschriftencommissie.
2.4.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. Het college heeft in beide beroepszaken één zelfde verweerschrift ingediend. De vergunninghouder heeft schriftelijk aan de rechtbank laten weten dat de huidige zendmast van de gebouweigenaar uiterlijk per
1 oktober 2025 van het [locatie] moet zijn verwijderd.
2.5.
[eiser 7] heeft op 15 maart 2025 aanvullende gronden ingediend. Verder heeft de rechtbank op 18 maart 2025 om 00.00 uur een e-mailbericht van [eiser 1] ontvangen met een aanvullend stuk van 17 maart 2025 en een brief van eiser [eiser 3] . In aanvulling op dit e-mailbericht heeft [eiser 1] op 18 maart 2025 om 23.27 uur nog een e-mail naar de rechtbank gestuurd. De vergunninghouder heeft op 20 maart 2025 per e-mail aan de rechtbank laten weten dhr. [A] , dhr. mr. [B] en dhr. mr. [C] mee naar de zitting te zullen nemen.
2.6.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2025. Eisers [eiser 1] , [eiser 6] en [eiser 7] zijn in persoon verschenen. Het college en de vergunninghouder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De gemachtigde van de vergunninghouder heeft radiodeskundige dhr. [A] , haar collega dhr. mr. [B] en jurist namens [organisatie 1] dhr. mr. [C] mee naar de zitting genomen.
2.7.
De vergunninghouder heeft op de zitting meegedeeld dat er vanaf
12 september 2025 zal worden gestart met de bouw van de definitieve zendmast (na het broedseizoen).

Overwegingen

Ontvankelijkheid van het beroep ten aanzien van de tijdelijke zendmast
3. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning van 27 december 2022 voor het realiseren van een zendmast voor de duur van maximaal twee jaar op 28 december 2024 is verlopen. Eisers hebben daarom geen actueel procesbelang meer tegen deze vergunning. De beroepen van eisers tegen het bestreden besluit voor zover het college daarin de omgevingsvergunning voor een tijdelijke zendmast in stand heeft gelaten, zijn om die reden niet-ontvankelijk. De rechtbank zal hierna dan ook alleen de beroepsgronden in het kader van de omgevingsvergunning voor de plaatsing van een definitieve zendmast bespreken.
Overgangsrecht
4. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
Toetsingskader
5. De omgevingsvergunning ziet op het plaatsen van een zendmast met een hoogte van 39,9 meter. Deze bouwhoogte overschrijdt de maximaal toegestane bouwhoogte van 15 meter zoals is bepaald in artikel 3.2.3, lid g, onder 2, van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “RWZI Anna’s Hoeve” (het bestemmingsplan).
6. Op grond van de wet heeft het college de bevoegdheid om onder bepaalde voorwaarden van een bestemmingsplan af te wijken. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden. Het college kan alleen een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemminsplan verlenen als de activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. [2] In dit geval heeft het college de omgevingsvergunning verleend met toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 8, aanhef en onder f, van het bestemmingsplan, waarin staat dat het college bevoegd is ontheffing te verlenen voor de bouw van zend- en ontvangstmasten mits de bouwhoogte niet meer dan 55 meter is. Het bestaan van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid betekent dat de gemeenteraad deze afwijking bij de vaststelling van het bestemmingsplan in beginsel planologisch aanvaardbaar heeft geacht. Daarbij heeft de gemeenteraad dus al een afweging gemaakt of zij vindt dat deze afwijking in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. De motiveringseisen bij een binnenplanse afwijking zijn daarom minder zwaar dan bij een buitenplanse afwijking waar de gemeenteraad zich nog niet over heeft beraden.
7. Bij de keuze om wel of niet een vergunning te verlenen maakt het college een afweging van de bij de aanvraag betrokken belangen. Het college heeft daarbij beleidsruimte. De rechtbank toetst of het college in redelijkheid tot zijn besluit is gekomen en of daarbij alle betrokken belangen zijn meegewogen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Is de omgevingsvergunning verleend in overeenstemming met de beleidsregels?
8. Eisers vinden dat de locatie voor de zendmast niet goed is gekozen. Zij vinden de zendmast op deze locatie niet mooi, omdat deze voor iedereen vanuit Hilversum duidelijk zichtbaar is en afsteekt achter de heuvel.
9. De rechtbank stelt voorop dat het college niet zelf de locatie van de zendmast kiest. Het college moet beslissen op de aanvraag zoals die door vergunninghouder is ingediend. Het college heeft zijn beslissingsbevoegdheid over een aanvraag omgevingsvergunning voor het plaatsen van een zendmast nader ingekaderd door beleidsregels in de Nota Richtlijnen Antennelocaties Hilversum uit 2012 (de Nota Antennelocaties). De Nota Antennelocaties is opgesteld om te komen tot een verantwoorde stedenbouwkundige, landschappelijke en maatschappelijke inpassing van zendmasten. In de omgevingsvergunning heeft het college erkend dat in de Nota een maximale hoogte van 25 meter voor zendmasten wordt genoemd. In verband met de eis van sitesharing, de mogelijkheid om de zendmast te laten gebruiken door drie operators, is echter een zendmast van 39,9 meter noodzakelijk. Er zijn diverse locaties onderzocht, waaronder locaties met een grotere afstand tot het open landschap. Deze locatie blijkt echter de enige mogelijke optie. Het college vindt het verlenen van de vergunning in overeenstemming met de Nota, gelet op het feit dat het bestemmingsplan op deze locatie afwijking van het bestemmingsplan toestaat en gelet op het positieve advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten (CWM). In de beslissing op bezwaar heeft het college aangesloten bij het advies van de bezwaarschriftencommissie, waarin nog eens uiteen is gezet waarom andere mogelijke locaties niet haalbaar waren en deze locatie dus – in overeenstemming met de beleidsregels – als enige optie aanvaardbaar is.
10. In de Nota Antennelocaties wordt gesteld dat moet worden gestreefd naar een zo gunstig mogelijke landschappelijke inpassing waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden in de directe omgeving. Maar de Nota vermeldt ook dat zich gevallen kunnen voordoen waarbij er binnen de gestelde maximale bouwhoogte voor antennemasten geen voldoende dekking in een wijk kan worden gerealiseerd. In dergelijke gevallen, waarin ook redelijkerwijs geen andere oplossing kan worden gevonden, zal van de hiervoor gestelde maximale bouwhoogte kunnen worden afgeweken en kan een hogere antennemast worden toegelaten. Wel zal in die gevallen, rekening houdend met technische mogelijkheden, als voorbehoud gelden dat bij deze antennemasten niet zal worden afgeweken van het advies van de CWM en zal moeten worden voldaan aan de eventueel door deze commissie gestelde voorwaarden. In alle gevallen van plaatsing van een antenne-installaties of antennemast geldt als algemeen uitgangspunt dat er steeds moet worden gestreefd naar maximale site-sharing [3] , zo staat in de Nota Antennelocaties.
11. De CWM heeft een positief advies afgegeven voor het bouwplan. De CWM is positief over de voorgestelde positie van de zendmast tussen de installaties van de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Hilversum. De CWM is akkoord met de kleur van de mast en met het voorstel om de hekwerken de kleur RAL 8025 te geven conform de kleur van de hekwerken van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Verder vindt de CWM deze locatie geschikt wegens het utilitaire karakter van het terrein, waarbinnen een utilitair kunstwerk zoals de zendmast past, ook omdat op deze locatie op maaiveldniveau de kooi, die om de zendmast heen wordt geplaatst, het minste inbreuk maakt op de ruimtelijke kwaliteit.
12. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank het standpunt van het college volgen dat het verlenen van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met de beleidsregels zoals neergelegd in de Nota Antennelocaties.
Zijn de alternatieve locaties voor de zendmast voldoende onderzocht?
13. Eisers [eiser 1] e.a. voeren aan dat er andere locaties beter geschikt zijn voor de plaatsing van de zendmast. [eiser 1] heeft op de zitting de “paardenwei” en de grond bij de snackbar vóór de brandweerkazerne aan de [straat 6] [nummeraanduiding 8] als passendere locaties genoemd. De zendmast zou volgens [eiser 1] ook beter op een appartementencomplex in de wijk tegenover de [straat 2] kunnen worden geplaatst. Verder stelt [eiser 1] dat een zendmast op het dak van de brandweerkazerne of op het bij die kazerne behorende terrein een betere optie is dan de vergunde locatie.
14. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), het hoogste gerechtscollege in dit soort zaken, dat het college moet beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Als een bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven alleen leiden tot weigering van de vergunning als op voorhand al duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. [4] Het is aan eisers om alternatieve locaties aan te dragen en aannemelijk te maken dat er een alternatief is dat voldoet aan die voorwaarden. [5]
15. De vergunninghouder is in de ruimtelijke onderbouwing bij de vergunningaanvraag ingegaan op het te bedekken gebied, de optimale locatie, de verschillende opties en de gevolgen indien een opstelpunt wordt gebouwd. Om de dekking en capaciteit te blijven bieden in het betreffende gebied wil Vodafone in een radiotechnisch aangegeven zoekcirkel een nieuw opstelpunt realiseren. Het middelpunt van de zoekcirkel is het radiotechnisch meest geschikte punt om een nieuw opstelpunt op te richten in relatie tot het zoekgebied en het bestaande netwerk er omheen. Binnen de zoekcirkel zijn geen bestaande telecommasten aanwezig waarop Vodafone kan sitesharen. Een oplossing om het zoekgebied binnen de zoekcirkel in te vullen is door zelf hoogte te creëren met het oprichten van een nieuwe mast door een operator. Standaard telecommasten die geschikt zijn om de in Nederland op dit moment bestaande drie operators te huisvesten zijn 39,9 meter hoog. Zo hoeft er in een zoekgebied slechts één nieuw opstelpunt gebouwd te worden in plaats van meerdere lagere. Vodafone wil daarom een mast van 39,9 meter hoogte plaatsen.
16. De vergunninghouder heeft in de ruimtelijke onderbouwing voor plaatsing van de zendmast 21 locaties onderzocht en uitgelegd waarom deze locaties hier niet geschikt voor zijn. In het kort komen deze redenen erop neer dat er geen toestemming wordt verleend door de eigenaren/bestuurder, dat de locatie radiotechnisch niet gunstig is, dat er onvoldoende ruimte is, dat er een negatief welstandsadvies is, dat de locatie niet bebouwbaar is omdat de locatie niet bereikbaar is voor zwaar bouwmaterieel, dat een toegangsroute in beschermde natuur en in een andere gemeente ligt en dat het Goois Natuur Reservaat niet meewerkt. In de ruimtelijke onderbouwing wordt ook de brandweerkazerne genoemd waar [eiser 1] op wijst. Deze optie valt af omdat er geen instemming is van de brandweer na uitvoerig overleg met de directie.
17. Het college heeft in het bestreden besluit toegelicht dat eigenaren van locaties hun eigen afweging mogen maken om al dan niet mee te werken aan het plaatsen van een antenne-installatie. De vergunninghouder heeft meerdere keren overleg met de brandweer gevoerd over het plaatsen van een mast op het dak of op het terrein van de kazerne. Ook vanuit de Veiligheidsregio en de gemeente is aan de brandweer gevraagd om medewerking te verlenen. De brandweer wil en kan echter niet meewerken onder meer wegens ruimtegebrek en angst voor interferentie van hun eigen communicatienetwerk. In bezwaar is naar aanleiding van de hoorzitting ook nog door vergunninghouder toegelicht waarom de “paardenwei” en Medisch centrum Liebergen afvallen als mogelijke locatie voor de zendmast. Het college vindt dat er geen gelijkwaardige alternatieve locatie voor de zendmast is.
18. Ondanks dat de brandweer/Veiligheidsregio weigerden mee te werken, heeft het college hangende beroep met toestemming van de brandweer een verkennend en vrijblijvend vooronderzoek naar de technische mogelijkheden voor plaatsing van de zendmast op de brandweerkazerne gedaan. Dit onderzoek heeft geresulteerd in het “Hilversum vooronderzoek radio-technische en bouwtechnische mogelijkheden brandweerkazerne dak Hilversum” en het “Rapport Controle Dakliggers” van 15 maart 2024.
19. In dit vooronderzoek heeft het college de brandweerkazerne als mogelijke alternatieve locatie uitgebreid onderzocht en inzichtelijk uitgelegd waarom het dak van de brandweerlocatie geen geschikt alternatief oplevert. Vanwege zonnepanelen en andere elementen op het dak van de brandweerkazerne, is er weinig ruimte beschikbaar voor antenneonderdelen. Er moeten drie masten in plaats van één mast op het dak worden geplaatst. Daarbij is het de vraag of de mast van 15,5 meter hoog bouwtechnisch mogelijk is in verband met het ontstaan van lekkages. Verder moeten er zonnepanelen van het dak worden verwijderd en zullen de blijvende zonnepanelen minder energie opwekken als gevolg van schaduwwerking. Ten slotte wil de brandweer geen toestemming verlenen voor het plaatsen van zendmasten op het kazernegebouw, terwijl dat wel een vereiste is. De brandweerkazerne is eigendom van de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek, een openbaar lichaam en rechtspersoon. Noch de gemeente noch omwonenden hebben zeggenschap over de besluitvorming van deze rechtspersoon.
20. In het vooronderzoek is niet de mogelijkheid van het plaatsen van een vrijstaande mast op maaiveld niveau onderzocht. In beroep geven eisers aan dat dat een gebrek is in het onderzoek. De brandweer heeft echter eerder al benadrukt deze ruimte hard nodig te hebben in verband met onderhoudswerkzaamheden en het hiermee gepaard gaande testen van het materieel.
21. Eiser [eiser 7] vindt ook dat het college zich onvoldoende heeft ingespannen om een passende locatie te vinden. Hij vindt dat de huidige locatie op het Anton Philipsterrein een logischere locatie biedt voor een zendmast.
22. De vergunninghouder heeft in de ruimtelijke onderbouwing voor plaatsing van de zendmast ook de locatie van de huidige zendmast aan de orde gesteld. Dit opstelpunt is opgezegd omdat het gebouw zal worden gesloopt en moet worden vervangen. De projectontwikkelaar van de herontwikkeling heeft geen goedkeuring verleend voor plaatsing van een definitieve zendmast op deze locatie. Deze locatie kan dus ook niet als een geschikt alternatief gelden, aldus de vergunninghouder.
23. [eiser 7] stelt verder dat de gemeenteraad in de onderhandeling met de projectontwikkelaar in het bestemmingsplan had moeten voorzien in de plaatsing van een zendmast op het nieuw te bouwen gebouw.
24. De rechtbank overweegt dat het college moet beslissen op de vergunningaanvraag zoals die is ingediend. De vraag of de gemeenteraad in de onderhandeling met de projectontwikkelaar in het bestemmingsplan had moeten voorzien in de plaatsing van een zendmast op het nieuw te bouwen gebouw, staat in deze zaak niet ter beoordeling. De projectontwikkelaar heeft geen toestemming gegeven voor plaatsing van een zendmast. Het is niet de taak van de gemeenteraad om die toestemming te bewerkstelligen.
Conclusie
25. De vergunninghouder is in de ruimtelijke onderbouwing voor het bouwplan tot de conclusie gekomen dat de locatie op het perceel van de rioolwaterzuiveringsinstallatie de meest geschikte locatie is. Het college acht deze locatie ruimtelijk aanvaardbaar. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat op voorhand duidelijk is dat één van de door hen aangedragen alternatieven een gelijkwaardig resultaat oplevert met aanmerkelijk minder bezwaren. De vergunninghouder heeft voor alle aangedragen alternatieven gemotiveerd waarom deze niet in aanmerking komen. De beroepsgrond slaagt niet.
Gezondheid
26. Eisers [eiser 1] e.a. voeren aan dat de zendmast op een andere locatie zou moeten worden gebouwd uit oogpunt van bescherming van kwetsbare groepen zoals jonge kinderen. Eiser [eiser 7] vreest nadelige gevolgen voor de gezondheid van zijn gezin als gevolg van de straling van de zendmast, zeker omdat hij met zijn gezin erg dicht op de zendmast woont.
27. Het college heeft toegelicht dat er wereldwijd veel onderzoek wordt gedaan naar de effecten van elektromagnetische velden. De Gezondheidsraad, de Wereldgezondheidsorganisatie, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en het [organisatie 2] beoordelen in samenhang alle beschikbare onderzoeken inzake antenne opstelpunten /elektromagnetische velden en gezondheid. Deze instituten komen tot de conclusie dat draadloze apparatuur waaronder antennes voor mobiele communicatie en die voor 5G, veilig kunnen worden gebruikt, zolang men zich houdt aan de blootstellingslimieten. Deze blootstellingslimieten, de normen van de ‘International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection’ (de ICNIRP-normen), zijn internationaal erkend.
28. Volgens het college voldoet de voorziene mast en de beoogde apparatuur ruimschoots aan de daaraan gestelde normen, waaronder de blootstellingslimieten. De Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft een handreiking samengesteld met uitgebreide lijsten met richtafstanden voor de verschillende activiteiten, de zogenaamde Richtafstandenlijst. In deze lijst staan onder het kopje “Post en Telecommunicatie” de vergunningplichtige zendmasten voor mobiele telecommunicatie genoemd. De veilige afstand ten aanzien van woningen wordt daarin bepaald op 10 meter. Hieraan wordt in de situatie van eisers ruimschoots voldaan. Het feit dat er ook een school in de nabijheid van de te plaatsen zendmasten staat maakt vorenstaande volgens het college niet anders. Daarbij is van belang dat deze school op ongeveer 200 meter afstand van de zendmast staat.
29. De rechtbank kan het college in deze toelichting volgen en wijst op vaste rechtspraak van de Afdeling [6] waarin wordt overwogen dat er volgens de Gezondheidsraad geen aanwijzingen zijn dat blootstelling aan alledaagse niveaus van radiofrequente elektromagnetische velden tot gezondheidsproblemen leidt. Het beeld dat uit wetenschappelijke gegevens naar voren komt, is dat er geen oorzakelijk verband is tussen blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden en het optreden van lichamelijke onverklaarbare klachten. Voor de blootstelling aan alledaagse niveaus zijn de
ICNIRP-normen van belang. Deze blootstellingslimieten worden mede op advies van de Raad van de Europese Unie in Nederland gehanteerd. Verder bestaan er thans nog geen onderzoeken naar de invloed op de gezondheid van (langdurige) blootstelling aan elektromagnetische velden met de frequenties die voor 5G zijn gereserveerd.
30. De Gezondheidsraad onderschrijft tot op heden de blootstellingslimieten van de ICNIRP. De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan dat bij uitstek deskundig is om aan de hand van onderzoek naar blootstellingslimieten de gezondheidsrisico’s in kaart te brengen. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor het oordeel dat het college vanwege het onvoldoende bestaan van inzicht in de gezondheidsrisico’s uit voorzorg gehouden was om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. De beroepsgrond slaagt niet.
Illusielandschap
31. Het college heeft erkend dat de zendmast vanuit landschappelijk oogpunt een aantasting van het illusielandschap van het Goois Natuurreservaat vormt, zoals eisers aanvoeren. De mast staat op deze plek namelijk in het zicht. In het Groenbeleidsplan Hilversum 2030 is behoud van het illusielandschap uitgangspunt en wordt verwezen naar de hoogte van de bomen (20-25 meter) als maximale bouwhoogte.
32. Volgens het college moet bij weging van alle belangen echter een uitzondering worden gemaakt op het behoud van het illusielandschap. Met het plaatsen van een zendmast is namelijk een ander groot maatschappelijk belang gemoeid: het belang van het behoud van een goed mobiel communicatienetwerk met voldoende dekking. Mobiel bellen en toegang tot internet zijn essentiële voorzieningen van openbaar nut en vormen een fundamentele functie in de samenleving. De verwachting is dat de behoeftevraag zal toenemen. Een goed mobiel netwerk is essentieel voor hulpdiensten van politie, brandweer, zorg en defensie.
33. Het college heeft het bestreden besluit mede gebaseerd op de Adviesmemo Inpassing en Visualisatie Telecommast Hilversum van 20 april 2023 die de vergunninghouder heeft laten opmaken door [organisatie 3] B.V. ( [organisatie 3] ). Hierin wordt geconcludeerd dat het zicht op de voet van de mast met vegetatie deels is in te passen. Daarnaast sluit de mast goed aan bij de al bestaande bebouwing op dit terrein. De mast wordt uitgevoerd in een kleur (RAL 7035) die zoveel mogelijk wegvalt tegen de lucht. Ook de kleur van de hekwerken (RAL 8025) sluit aan bij de al aanwezig hekwerken. Een telecommast is een veel minder massief bouwwerk dan bijvoorbeeld een watertoren. De al aanwezige vegetatie kan verder worden aangeplant richting de mast. Bij de beplanting zal in dat geval worden uitgegaan van inheemse soorten passend bij de al aanwezige soorten en de abiotische omstandigheden die een bijdrage kunnen leveren aan de biodiversiteit. Dit is afgestemd met de grondeigenaren.
34. De rechtbank begrijpt dat eisers liever geen zicht hebben op de zendmast. Dit betekent echter niet dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het belang van een goede dekking van het netwerk voor mobiele communicatie door drie providers te laten prevaleren boven die van de zichtbelangen van eisers en het belang om het illusielandschap te behouden. Daarbij merkt de rechtbank op dat eisers niet direct naast de mastlocatie wonen maar op aanzienlijke afstanden hier vandaan (van circa 290 tot 370 meter). De beroepsgrond slaagt niet.
Natuur
35. Eisers [eiser 1] e.a. voeren aan dat de zendmast niet op deze locatie zou moeten komen uit oogpunt van bescherming van de natuur. Volgens eisers levert de plaatsing van de zendmast op de beoogde locatie een aantasting van het natuurgebied op.
36. Voor zover [eiser 1] stelt dat de zendmast in een natuurgebied komt kan deze beroepsgrond niet slagen, omdat de beoogde zendmastlocatie niet in een natuurgebied ligt. De locatie ligt op het perceel van de waterzuiveringsinstallatie en heeft op grond van het bestemmingsplan de enkelbestemming “Gemengd” met de functieaanduiding “waterzuiveringsinstallatie”. Deze gronden zijn mede bestemd voor nutsvoorzieningen. Onder nutsvoorzieningen wordt verstaan voorzieningen ten behoeve van het openbare nut zoals apparatuur voor telecommunicatie. [7]
37. Voor zover [eiser 1] heeft bedoeld te stellen dat de plaatsing van de zendmast nadelige gevolgen voor de natuur heeft overweegt de rechtbank dat het college in het bestreden besluit heeft verwezen naar de Quickscan Wet Natuurbescherming die in opdracht van vergunninghouder door [organisatie 3] is opgesteld. Daarin zijn de eventuele gevolgen in kaart gebracht voor beschermde diersoorten en voor beschermde natuurgebieden. Daaruit volgt dat er vanuit gebiedsbescherming geen beperkingen zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden. Wel moet een ecologisch werkprotocol worden opgesteld en een amfibieën/reptielenscherm rondom de bouwlocatie worden opgesteld. Als dat gebeurt kunnen de werkzaamheden conform de Wet Natuurbescherming worden uitgevoerd.
38. De vergunninghouder heeft in de bezwaarfase verder de volgende documenten ingebracht:
  • een AERIUS-berekening en Effectbeoordeling Bouw en gebruiksfase Telecommast;
  • een Projectberekening Bouwfase telecommast Hilversum site 12766;
  • een Projectberekening Gebruiksfase telecommast Hilversum site 12766;
  • een Adviesmemo Inpassing & Visualisatie.
39. Het college heeft deze documenten akkoord bevonden, bij het bestreden besluit gevoegd en de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbonden:
  • voorafgaand aan de voorgenomen werkzaamheden dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld en door het college akkoord te zijn bevonden;
  • voorafgaand aan de voorgenomen werkzaamheden dient een
40. Hiermee heeft het college bij het nemen van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden met de natuuraspecten op en in de omgeving van de zendmastlocatie. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de Quickscan en berekeningen van [organisatie 3] .

Conclusie en gevolgen

41. De beroepen die betrekking hebben op de omgevingsvergunning voor de plaatsing van een tijdelijke zendmast zijn niet-ontvankelijk. De beroepen die zien op de omgevingsvergunning voor het realiseren van een definitieve zendmast zijn ongegrond. Dat betekent dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het plaatsen van een definitieve zendmast ten behoeve van mobiele telecommunicatie heeft kunnen verlenen. Daarbij heeft het college de betrokken belangen voldoende afgewogen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart de beroepen niet-ontvankelijk voor zover deze zijn gericht tegen het in stand laten van de omgevingsvergunning voor de bouw van een zendmast voor de duur van twee jaar;
  • verklaart de beroepen ongegrond voor zover deze zijn gericht tegen het in stand laten van de omgevingsvergunning voor de bouw van een definitieve zendmast.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Dit volgt uit artikel 2.12 van de Wabo.
3.Het delen van antenne-opstelpunten door aanbieders van mobiele telecommunicatie.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:504, r.o. 6.1.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2023, r.o. 7.1.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:504.
7.Ingevolge artikel 1.26 van het bestemmingsplan.