ECLI:NL:RBMNE:2025:3396

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/7948
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Dienst Toeslagen inzake kinderopvangtoeslag en gedupeerdenstatus in de toeslagenaffaire

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Duitsland, beroep ingesteld tegen een besluit van de Dienst Toeslagen, waarin hij niet als gedupeerde van de toeslagenaffaire werd aangemerkt. Eiser had verzocht om herbeoordeling van zijn recht op kinderopvangtoeslag op basis van de Wet herstel toeslagen (Wht). De Dienst Toeslagen voerde een 'lichte toets' uit, waaruit bleek dat eiser niet als gedupeerde kon worden aangemerkt en dus geen recht had op compensatie van € 30.000,- uit de Catshuisregeling. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de Dienst Toeslagen verklaarde dit bezwaar ongegrond na een integrale herbeoordeling op 17 september 2024. De rechtbank heeft op 4 juli 2025 het beroep behandeld en geconcludeerd dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep, omdat de integrale beoordeling de lichte toets heeft ingehaald. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten, omdat er geen procesbelang meer was op het moment van indienen van het beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7948
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] ( Duitsland ), eiser

(gemachtigde: mr. Y. Seyran),
en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Inleiding

Eiser heeft zich bij verweerder gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en gevraagd om herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag op grond van de Wet herstel toeslagen (Wht).
Dienst Toeslagen heeft vervolgens een zogeheten ‘lichte toets’ uitgevoerd. Bij die toets is gekeken of eiser als gedupeerde kan worden aangemerkt en – daardoor – in aanmerking komt voor het compensatiebedrag van € 30.000,- uit de Catshuisregeling. Bij besluit van 8 mei 2023 heeft Dienst Toeslagen naar aanleiding van deze lichte toets vastgesteld dat eiser niet als gedupeerde kan worden aangemerkt en dat hij dus geen compensatie krijgt.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Op 17 september 2024 heeft Dienst Toeslagen een besluit genomen naar aanleiding van de ‘integrale herbeoordeling’, die na de lichte toets volgt. Daarbij heeft Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiser geen gedupeerde is en ook niet in aanmerking komt voor compensatie.
Het bezwaar van eiser tegen het besluit van 8 mei 2023 is door Dienst Toeslagen ongegrond verklaard bij besluit van 28 oktober 2024 (het bestreden besluit). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Daarover gaat deze uitspraak.
Dienst Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend in deze procedure.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigden van Dienst Toeslagen.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep. Voldoende procesbelang wordt aangenomen als het resultaat dat met de procedure wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat feitelijke betekenis heeft. Dat is in deze zaak niet het geval.
In deze procedure gaat het over het besluit van de lichte toets, terwijl er ondertussen een integrale beoordeling heeft plaatsgevonden. Bij die integrale beoordeling is opnieuw gekeken naar de kinderopvangtoeslag die eiser heeft gekregen. Met die integrale beoordeling is een volledige en grondigere beoordeling van het recht op compensatie verricht. Daarbij is ook heroverwogen of de lichte toets anders had moeten uitpakken en of eiser toch wel recht had op compensatie uit de Catshuisregeling. Als dat zo zou zijn geweest, dan zou Dienst Toeslagen bij de integrale beoordeling die compensatie alsnog uitkeren, met wettelijke rente over de periode dat eiser de compensatie heeft moeten missen, omdat eerder bij de lichte toets een foute beoordeling is gemaakt. De integrale beoordeling haalt dus echt de beoordeling van de lichte toets in. Dienst Toeslagen komt in het geval van eiser bij de integrale beoordeling, net als bij de lichte toets, tot de conclusie dat eiser geen recht heeft op compensatie.
Omdat Dienst Toeslagen inmiddels een integrale beoordeling heeft uitgevoerd, kan eiser met dit beroep niet meer bereiken dat hij alsnog als gedupeerde wordt aangemerkt. Ongeacht de uitkomst van deze procedure blijft immers staan dat eiser op grond van de integrale beoordeling volgens Dienst Toeslagen geen gedupeerde is en dus geen aanspraak maakt op compensatie op grond van de Wht. Eiser zal alleen met rechtsmiddelen tegen het besluit over de integrale beoordeling (eventueel) kunnen bereiken dat hij alsnog wordt aangemerkt als gedupeerde. De omstandigheid dat eiser (nog) geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit over de integrale beoordeling en daarmee mogelijk niet-verschoonbaar te laat is, maakt niet dat er procesbelang bestaat in deze procedure over de lichte toets. In de procedure over de integrale beoordeling kan eiser naar voren brengen waarom hij te laat bezwaar heeft gemaakt en waarom dat verschoonbaar moet worden geacht.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten, omdat er al geen procesbelang meer was op het moment dat eiser het beroep instelde.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2025 door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.