ECLI:NL:RBMNE:2025:3408

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
16.229116.24 (p)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel in brandstichtingzaak met verminderde toerekeningsvatbaarheid

Op 14 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 juli 2024 brand heeft gesticht in een woning. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard aan brandstichting met gevaar voor goederen en personen, maar heeft geen straf of maatregel opgelegd. De verdachte is geboren in 1992 in Marokko en lijdt aan een psychotische stoornis, wat heeft geleid tot een sterke vermindering van haar toerekeningsvatbaarheid. Tijdens de zitting op 30 juni 2025 heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging toegewezen, zodat de verdachte zo snel mogelijk kan worden behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het feit bekend heeft en dat er geen redenen zijn om de vervolging te schorsen. De officier van justitie heeft gevorderd tot een gevangenisstraf van 349 dagen, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat het opleggen van een straf of maatregel geen redelijk doel dient, gezien de omstandigheden van de zaak en de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte per 1 juli 2025 geschorst, zodat de behandeling kan beginnen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.229116.24 (p)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] (Marokko),
nu gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. A. Drogt, en van wat verdachte en haar raadsvrouw,
mr. T.C. Schouten, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast was mr. E.P.H. van Esser, advocaat te Amsterdam, aanwezig om verdachte bij te staan met betrekking tot de door de officier van justitie verzochte zorgmachtiging. In dat kader zijn ook mevrouw [A] (zorgverantwoordelijke en klinisch psycholoog) en mevrouw [B] (GZ-psycholoog) als deskundigen (digitaal) aanwezig geweest.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 10 juli 2024 in [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht bij een woning aan de [adres] waarbij gevaar voor de omliggende woningen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank stelt vast dat verdachte het ten laste gelegde feit bekend heeft. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 juni 2025;
  • proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 10 juli 2024 (p. 26);
  • proces-verbaal van forensische bevindingen d.d. 11 juli 2024 (p. 117 e.v.).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 juli 2024 te [plaats] , opzettelijk brand heeft gesticht, bij een woning gelegen aan de [adres] , door open vuur in aanraking te brengen met benzine, ten gevolge waarvan de voordeur van voornoemde woning en rubberen matten en een jerrycan zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten omliggende woningen en de inventaris van die omliggende woningen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en voor die in de omliggende woningen aanwezige personen, te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor een ander te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit in sterk verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 24 maart 2025 is over verdachte een Pro Justitia Rapportage opgemaakt door [C] , psychiater. Hieruit volgt dat verdachte lijdt aan een psychotische stoornis en dat er voldoende aanwijzingen zijn voor het bestaan van een floride psychotisch toestandsbeeld ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. De psychiater stelt dat het erop lijkt dat verdachte op paranoïde psychotische gronden een conflict ervoer met haar familie en in dat conflict is gekomen tot het plegen van het ten laste gelegde feit. Hoewel het delict scenario niet helemaal helder is geworden, acht de psychiater het aangewezen te adviseren om het ten laste gelegde feit in zeer sterk verminderde mate, dan wel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte inderdaad in overwegende mate door de psychotische stoornis is bepaald, maar niet volledig. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte nog in enige mate in staat lijkt te zijn geweest om een afweging te maken en voldoende in staat was om de wederrechtelijkheid van haar gedragingen te begrijpen. Dat komt onder meer tot uitdrukking in het gegeven dat er veel stappen voorafgegaan zijn aan het plegen van het strafbare feit: zo is verdachte met het openbaar vervoer naar [plaats] gereisd, heeft zij bij een tankstation een jerrycan gekocht, heeft zij deze jerrycan gevuld met benzine en heeft zij de jerrycan benzine afgerekend. Zij is daarmee vervolgens naar het huis van haar oom gegaan en heeft daar brand gesticht. Deze stappen laten zien dat verdachte nog in staat was om enigszins coherente beslissingen te nemen. Bovendien kan zij achteraf goed en duidelijk vertellen wat er gebeurd is. Daarmee is, naar oordeel van de rechtbank, geen sprake van een psychose die zodanig overheersend was dat het denken, voelen en handelen van verdachte hierdoor volledig werden bepaald.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het feit in zeer sterk verminderde mate aan verdachte toerekenen. Omdat er geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die haar strafbaarheid volledig uitsluit, acht de rechtbank verdachte wel strafbaar.

8.OPLEGGING STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 349 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie ook verzocht om een zorgmachtiging af te geven.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - gelet op haar standpunt dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar verklaard moet worden - bepleit om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en (dus) geen straf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De rechtbank stelt voorop dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft brand gesticht bij de woning van haar oom, die op dat moment samen met zijn dochter thuis was. Hoewel verdachte op de terechtzitting schuldbewust heeft verklaard dat zij zich niet heeft gerealiseerd hoe gevaarlijk dat was, blijkt uit de forensische bevindingen van de politie dat het heel anders had kunnen aflopen. Er waren immers personen in de woning aanwezig tijdens de brand en zij konden de woning enkel verlaten via de voordeur, waar op dat moment de brand woedde. Verdachte heeft dus een heel gevaarlijke situatie veroorzaakt, die veel schade heeft aangericht en daarbij ook nog gevoelens van angst en onveiligheid teweeg heeft gebracht bij de buurtbewoners.
Strafblad
Uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister (het strafblad) van verdachte van 16 september 2024blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank weegt het strafblad daarom niet in strafverzwarende zin mee.
Persoonlijke omstandigheden
Er zijn over verdachte meerdere rapportages opgemaakt, waaronder de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportage en een rapportage van [instelling] van 25 maart 2025. In beide rapportages wordt het beeld geschetst van een kwetsbare vrouw die kampt met psychische problematiek en veel heeft meegemaakt. Er wordt gesteld dat behandeling en zorg essentieel zijn voor de psychische stabiliteit van verdachte en daarmee ook voor het recidiverisico.
De Pro Justitia psychiater adviseert om verdachte weer toe te leiden naar specialistische geestelijke gezondheidszorg. Mogelijk is een korte klinische start van het voorziene behandeltraject noodzakelijk, in ieder geval om ervoor te zorgen dat verdachte veilige huisvesting en dagbesteding heeft, en om haar netwerk ook bij de zorg te betrekken. Als verdachte stabiel genoeg is, kan de zorg worden overgedragen aan een ambulant team waar gewerkt zou kunnen worden aan ziekte-inzicht, medicatietrouw, de inbedding in haar eigen netwerk en sociaal-maatschappelijke rehabilitatie.
Concluderend adviseert de Pro Justitia psychiater om het geschetste interventieadvies vorm te geven in het kader van een zorgmachtiging. De psychiater acht het opleggen van interventies in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel niet optimaal, omdat de aard van de stoornis van verdachte kan betekenen dat zij niet (meer) akkoord gaat met de voorwaarden en vervolgens weer gedetineerd zou kunnen raken. Een zwaardere maatregel, zoals terbeschikkingstelling, acht de psychiater niet noodzakelijk, gelet op het beperkte forensische profiel van verdachte en het op matig getaxeerde en sterk met de psychotische stoornis verbonden recidiverisico. De rapporteurs van [instelling] conformeren zich aan het advies van de Pro Justitia psychiater.
Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel
Gelet op de inhoud van de genoemde rapportages, alle omstandigheden van deze zaak, het blanco strafblad van verdachte en de sterk verminderde mate waarin de brandstichting aan haar kan worden toegerekend, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf of maatregel geen redelijk doel dient. De rechtbank zal verdachte daarom, op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
Zorgmachtiging en voorlopige hechtenis
Bij mondelinge uitspraak ter terechtzitting van 30 juni 2025 heeft de rechtbank het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot verplichte zorg als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) toegewezen. Deze beslissing is schriftelijk vastgelegd in een kennisgeving die op 30 juni 2025 aan alle betrokkenen is verstrekt
Tevens heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte, onder oplegging van voorwaarden, per 1 juli 2025, circa 11.00 uur, geschorst, zodat direct met de start van haar behandeling kan worden begonnen. De rechtbank zal daarom bij dit eindvonnis het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar.
Geen straf of maatregel
- bepaalt dat ten aanzien van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Voorlopige hechtenis
- heft op het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.C. Klink, voorzitter, mr. A. Maas en mr. M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 juli 2024 te [plaats] , opzettelijk brand heeft gesticht, bij/in een woning gelegen aan de [adres] , door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans een brandbare vloeistof, ten gevolge waarvan de voordeur (van voornoemde woning) en/of rubberen matten en/of een jerrycan geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten omliggende woningen en/of de inventaris van die omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of voor die in de omliggende woningen aanwezige personen, te duchten was.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 oktober 2024, genummerd PL0900- 2024218370, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 157. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.