ECLI:NL:RBMNE:2025:3415

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
16593707
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot stopzetting van werkzaamheden voor de verplaatsing van een woonwagenkamp

In deze zaak heeft [eiser], woonachtig in een woonwagen, de Gemeente De Ronde Venen aangeklaagd in kort geding. [eiser] vordert dat de Gemeente onmiddellijk stopt met de voorbereidende werkzaamheden voor de verplaatsing van het woonwagenkamp, zoals vastgelegd in het Revitaliseringsplan van 2013. De voorzieningenrechter heeft op 8 juli 2025 uitspraak gedaan en geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor de vordering van [eiser]. De voorzieningenrechter stelt vast dat de huidige werkzaamheden geen onomkeerbare gevolgen met zich meebrengen en dat [eiser] de mogelijkheid heeft om een bodemprocedure te voeren tegen het Revitaliseringsplan. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.999,00. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser] aan het vonnis moet voldoen, ook als zij hoger beroep instelt.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/593707 / KG ZA 25-214
Vonnis in kort geding van 8 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. S. Ikiz,
tegen
GEMEENTE DE RONDE VENEN,
te Mijdrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Gemeente,
advocaat: mr. J.M. van Essen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 10 producties
- de conclusie van antwoord met 15 producties
- aanvullende producties 11 tot en met 14 van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota’s van beide partijen.
1.2.
Daarna heeft de voorzieningenrechter bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] woont met haar gezin in een woonwagen op het [locatie] [plaats] . Zij vordert in kort geding dat de voorzieningenrechter de Gemeente moet veroordelen om onmiddellijk te stoppen met de werkzaamheden die zij uitvoert in het kader van het door de Gemeente in 2013 vastgestelde Revitaliseringsplan.. De voorzieningenrechter komt niet toe aan de beoordeling van deze zaak omdat er geen spoedeisend belang is.
3. De beoordeling
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet aan twee voorwaarden worden voldaan. Er moet sprake zijn van een spoedeisend belang én het moet zeer waarschijnlijk zijn dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Als aan één van de twee niet wordt voldaan wordt de vordering afgewezen.
3.2.
Er is geen spoedeisend belang omdat de huidige werkzaamheden nog geen onomkeerbare gevolgen met zich brengen en [eiser] daarom nog de mogelijkheid heeft om een bodemprocedure te voeren tegen de totstandkoming en uitvoering van het Revitaliseringsplan.
3.3.
[eiser] heeft aangevoerd dat zij niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van het Revitaliseringsplan, terwijl dat volgens een amendement bij hetzelfde plan wel een vereiste is. Haar echtgenoot heeft wel akkoord gegeven voor het Revitaliseringsplan, maar [eiser] heeft deze akkoordverklaring vernietigd. Volgens de Gemeente is juist wel aan alle voorwaarden voldaan, was de instemming van [eiser] niet nodig en kon [eiser] de akkoordverklaring niet vernietigen. Dit zijn geschilpunten die in een bodemprocedure beoordeeld moeten worden. [eiser] kan die bodemprocedure afwachten.
3.4.
De Gemeente voert op dit moment namelijk alleen voorbereidende werkzaamheden uit aan het naastgelegen perceel, waarop volgens het Revitaliseringsplan de woonwagens uiteindelijk zouden moeten komen te staan. Dit bestaat uit het bouwrijp maken van de grond. Deze werkzaamheden zullen, mede gelet op de bouwvak, niet eerder dan september 2025 worden afgerond. Of en zo ja wanneer daarna een vervolgstap zal volgen is nog niet bekend. Die is nog niet aangekondigd en daarover moet de Gemeente ook nog besluiten nemen. Er zijn op dit moment nog geen concrete aanwijzingen dat de woonwagens op korte termijn verplaatst zullen worden of dat de standplaatsen zullen worden overgedragen aan woningcorporatie Groen West (Cazas). Er is daarom nu (nog) geen sprake van onomkeerbare gevolgen. De Gemeente heeft [eiser] uitgenodigd om begin juli 2025 te komen praten. [eiser] kan in dit gesprek dus ook de uitvoering van het plan en haar bezwaren hiertegen bespreken.
3.5.
[eiser] heeft aangevoerd dat er ook een spoedeisend belang is omdat de werkzaamheden schade kunnen veroorzaken aan de woonwagen waarin zij woont. Volgens [eiser] heeft zij door de werkzaamheden last van trillingen en zij is bang dat dit tot schade zal leiden. Maar [eiser] heeft niet gesteld dat dit nu al tot schade heeft geleid. Omdat er geen concrete aanwijzingen zijn dat op dit moment (onherstelbare) schade wordt toegebracht aan de woonwagens, levert ook deze omstandigheid naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang op.
3.6.
Omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarde van spoedeisend belang komt de voorzieningenrechter niet toe aan beoordeling van de vraag of de vordering een grote kans van slagen zou hebben in een bodemprocedure. Die vraag blijft daarom in dit vonnis onbesproken.
3.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00
3.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.9.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, dat wil zeggen dat [eiser] aan het vonnis moet voldoen, ook wanneer zij hoger beroep instelt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.
184