ECLI:NL:RBMNE:2025:3453

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/5543
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een waarschuwing opgelegd aan eiseres wegens ongeoorloofde afwezigheid bij arbeidsinschakelingstraject

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen een maatregel in de vorm van een waarschuwing, opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had zich schuldig gemaakt aan ongeoorloofde afwezigheid bij een traject gericht op arbeidsinschakeling. Het college had eerder, op 25 mei 2024, de bijstand van eiseres met 100% verlaagd voor de duur van een maand, maar herzag dit besluit op 23 juli 2024 en legde een waarschuwing op.

De rechtbank heeft op 23 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college en een tolk. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is, omdat zij zich tweemaal ongeoorloofd heeft afgemeld voor het traject. Eiseres was op de hoogte van haar verplichtingen en de gevolgen van haar afwezigheid, maar heeft desondanks niet voldaan aan de eisen van het traject.

De rechtbank wijst erop dat op grond van de Participatiewet en de Maatregelenverordening Almere 2023 een waarschuwing gerechtvaardigd is, gezien de verlagingswaardige gedragingen van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5543
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T. de Heer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college

(gemachtigde: mr. R.C. Salemink - Lütter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een maatregel in de vorm van een waarschuwing als gevolg van het onvoldoende meewerken aan een door het college aan eiseres aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
1.1.
Bij besluit van 25 mei 2024 (het primaire besluit) heeft het college de bijstand van eiseres bij wijze van maatregel met ingang van 1 juni 2024 voor de duur van een maand met 100% verlaagd. Met het bestreden besluit van 23 juli 2024 op het bezwaar van eiseres heeft het college het primaire besluit herzien en aan eiseres een maatregel in de vorm van een waarschuwing opgelegd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen dit besluit op 23 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, D. Hosseini als tolk en de gemachtigde van het college.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de aan eiseres opgelegde maatregel in de vorm van een waarschuwing. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiseres ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Het college heeft aan eiseres een waarschuwing opgelegd omdat zij zich tweemaal ongeoorloofd heeft afgemeld voor het door haar gevolgde traject gericht op arbeidsinschakeling, namelijk op 8 en 20 maart 2024. Hiermee heeft eiseres zich naar de mening van het college schuldig gemaakt aan een (bijstand)verlagingswaardige gedraging. [1]
5. Op grond van artikel 9, eerste lid aanhef en onder b. van de Participatiewet is, kort samengevat – de belanghebbende verplicht om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling.
Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Maatregelverordening Almere 2023 (hierna: de Maatregelenverordening) is een schriftelijke waarschuwing van toepassing als voor de eerste keer sprake is van een verlagingswaardige gedraging. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Maatregelverordening wordt afgezien van het opleggen van een maatregel als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
6. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat eiseres sinds 2010 een bijstandsuitkering ontvangt en op de hoogte is gesteld van de rechten en plichten die hieraan verbonden zijn. Eiseres is op 11 december 2023 gestart met een traject gericht op arbeidsinschakeling, namelijk een traject bij de [instelling] . Dit traject hield in dat eiseres op 3 momenten in de week aanwezig moest zijn en wekelijks gesprekken had met een individuele begeleider. Op 13 maart 2024 heeft er een driegesprek met eiseres plaatsgevonden vanwege het vele verzuim gedurende het traject. In dit gesprek is ook het verzuim van 8 maart 2024 besproken en dat duidelijk is geworden dat de werkzaamheden aan de badkamer van eiseres ook op een andere dag gepland hadden kunnen worden in plaats van op een dag dat zij aanwezig moest zijn ten behoeve van het traject. Eiseres is in dit driegesprek gewezen op de gevolgen van ongeoorloofd verzuim. Ook is aan haar (wederom) het Ziekte- en Verzuimprotocol meegegeven. Desondanks heeft eiseres zich op 20 maart 2024 weer afgemeld bij het traject om een vriendin van Schiphol af te gaan halen. Eiseres had hier geen toestemming voor gekregen en was dus ongeoorloofd afwezig. Het college heeft dit kunnen aanmerken als evident verwijtbaar gedrag aangezien eiseres was gewaarschuwd en op de hoogte was gesteld van haar verplichtingen en het gevolg van het niet nakomen hiervan. Het college had dus ook de maatregel van een waarschuwing kunnen opleggen op grond van artikel 6, tweede lid, van de Maatregelenverordening.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van griffierecht bestaat geen aanleiding.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van drs. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Maatregelenverordening Almere 2023.