Beoordeling door de rechtbank
11. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits die rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan die zorgvuldigheidseisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar nodig.
De zorgvuldigheid van het onderzoek
12. Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gebruik heeft gemaakt van wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid of de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kunnen ondersteunen.Omdat de ziekte PCS nieuw is, en de onderzoeken naar de aard, oorsprong en behandeling nog gaande zijn, ervaart eiseres dat het Uwv nog niet over voldoende medische kennis beschikt om zijn oordeel zorgvuldig te kunnen vellen. Daarom voldoet het onderzoek niet aan artikel 6, zesde lid, van de Wet WIA en ook niet aan artikel 4 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
13. De rechtbank overweegt als volgt. De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Bij de beoordeling maakt de verzekeringsarts op grond van het zesde lid zo veel mogelijk gebruik van wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid kunnen ondersteunen. In artikel 4 van het Schattingsbesluit worden de eisen genoemd waaraan het onderzoek door de verzekeringsarts moet voldoen. De uitkomsten van het onderzoek moeten toetsbaar, reproduceerbaar en consistent zijn. De vaststellingen en het onderzoek geschieden aan de hand van algemeen aanvaarde verzekeringsgeneeskundige onderzoeksmethoden.
14. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Eiseres is in het primaire proces gezien op spreekuur door een verzekeringsarts, waar eiseres psychisch is onderzocht. De verzekeringsarts heeft gemotiveerd waarom een lichamelijk onderzoek geen toegevoegde waarde zou hebben, namelijk omdat de fysieke klachten optreden bij duurbelasting en niet bij het bewegen zelf. Verder is de medische informatie van de ergotherapeut en de bedrijfsarts betrokken bij de beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres gezien en het dossier bestudeerd. In de reactie op de aanvullende gronden van eiseres, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat bij de beoordeling rekening is gehouden met de LCI-richtlijn Covid-19. In de reactie op de vragen van de rechtbank, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat verzekeringsartsen naast de algemene beoordelingsrichtlijnen en protocollen gebruik maken van de meest recente (wetenschappelijke) inzichten zoals die geformuleerd zijn door onder andere het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Federatie Medisch Specialisten. Wat eiseres heeft aangevoerd, geeft geen reden de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt in twijfel te trekken. De door eiseres geuite bedenkingen ten aanzien van de bij de beoordeling van haar belastbaarheid vereiste deskundigheid acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te concluderen dat het medisch onderzoek, in zijn geheel bezien, niet aan de vereisten van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA of artikel 4 van het Schattingsbesluit voldoet of gebreken. Deze grond slaagt niet.
De inhoudelijke medische beoordeling
15. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is. Zij vindt dat zij vanwege haar klachten als gevolg van PCS en in het bijzonder haar klachten als gevolg van Post Exertional Malaise (PEM) niet kan werken. De beperkingen die het Uwv heeft aangenomen, met name de urenbeperking, zijn volgens haar onvoldoende. Om dit te onderbouwen heeft eiseres brieven van de huisarts en de ergotherapeut overgelegd. Er is volgens haar onvoldoende rekening gehouden met haar dagverhaal en in het bijzonder de verhoogde recuperatiebehoefte. Verder vindt ze onvoldoende onderbouwd dat er geen sprake zou zijn van duurzame arbeidsbeperkingen. Tot slot vindt eiseres dat er een grote mate van willekeur is rondom de beoordeling van PCS. Ze verzoekt de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen.
16. In de standpunten van partijen en in wat naar aanleiding van de door de rechtbank gestelde vragen door partijen naar voren is gebracht, heeft de rechtbank aanleiding gezien om een verzekeringsarts als onafhankelijk deskundige te benoemen. De rechtbank heeft de deskundige onder meer gevraagd de gezondheidssituatie van eiseres per datum in geding te beoordelen en een mening te geven over de op eiseres van toepassing zijnde arbeidsbeperkingen. Met name wordt de deskundige gevraagd of zij zich met het standpunt van de verzekeringsarts van het Uwv kan verenigen dat eiseres in staat was 20 uur per week te werken en dat zij in staat was om ’s avonds te werken en in ploegen/wisseldienst te werken en zo niet om inzichtelijk te maken welke urenbeperking wel passend is voor eiseres. Daarbij wordt gevraagd expliciet het standpunt van eiseres te betrekken over haar energetische beperkingen en verhoogde recuperatiebehoefte waarmee volgens haar het ziektebeeld gepaard gaat en blijkt uit haar dagverhaal.
17. Eiseres is door de deskundige gezien op 7 januari 2025 en is lichamelijk en psychisch onderzocht. De deskundige heeft ook dossieronderzoek verricht. De deskundige is tot de conclusie gekomen dat het klachtencomplex en het beloop van de klachten en symptomen, bevestigd door onderzoek van de huisarts, internist, cardioloog en ergotherapeut, op het bestaan van PCS wijzen. Tevens zijn er klachten die wijzen op PEM. Volgens de deskundige is geen sprake van geen benutbare mogelijkheden en zijn de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen in rubriek 1 tot en met 5 van de FML medisch gezien passend bij de belastbaarheid van betrokkene. Eiseres is volgens de deskundige op het vlak van duurbelasting en werktijden echter meer beperkt dan door het Uwv aangenomen. Gezien de extra recuperatietijd die eiseres na elke activiteit nodig heeft en die ook past bij de gerapporteerde PEM, kan eiseres volgens de deskundige hooguit drie keer per dag voor gedurende maximaal één uur werk belastbaar worden geacht, waarbij er tussen de werkzaamheden door een pauze van tenminste een half uur is. De deskundige heeft hierbij ook verwezen naar het dagverhaal van eiseres dat laat zien dat eiseres na een activiteit van hoogstens een uur moet rusten gedurende 20-30 minuten. Onregelmatigheid is niet wenselijk, gezien het kwetsbare evenwicht waarbij snel ontregeling van autonome processen optreedt. Werken in de avond is niet mogelijk, gezien het opbouwende energiedeficit in de loop van de dag. De conclusie van de deskundige is dan ook dat eiseres op het vlak van duurbelasting en werktijden meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen.
De reacties van de partijen
18. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een aanvullende rapportage van 27 februari 2025 gereageerd op het deskundigenrapport en geconcludeerd dat dit rapport geen aanleiding geeft om het standpunt over de belastbaarheid van eiseres te wijzigen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt niet uit de rapportage van de deskundige op basis van welke onderzoeksbevindingen de voorgestelde duurbelastbaarheid ook van toepassing kan worden geacht op de datum in geding. Er zit ruim anderhalf jaar tussen datum in geding (12 juni 2023) en de onderzoeksdatum van de deskundige (7 januari 2025). De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst in dit kader ook op het wijzigingsformulier dat eiseres op 24 november 2023 heeft gebruikt om een verslechtering van haar gezondheid door te geven. Niet onwaarschijnlijk is het dat er in de tussentijd een wijziging in de belastbaarheid van eiseres is opgetreden. Verder stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de deskundige de Standaard ‘Duurbelasting in arbeid’ niet juist heeft toegepast. Ten eerste heeft ze een niet-medisch oordeel gegeven door te overwegen dat de belasting in arbeid niet ten koste mag gaan van een aanvaardbaar privé- en gezinsleven. Dit betreft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een niet-medisch oordeel. Ten tweede heeft ze de duurbelastbaarheid niet aangegeven in stappen van twee uur, waarmee voorbij wordt gegaan aan de FML-/CBBS-systematiek. De verzekeringsarts houdt rekening met het bioritme van inspanning, recuperatie en slaap dat een 24-uurs ritme kent. Verwezen wordt naar het handboek ‘Basisinformatie CBBS’.
19. In reactie op het deskundigenrapport stelt eiseres dat de deskundige rekening had moeten houden met de behoefte van eiseres om in een prikkelarme kamer te liggen tijdens haar recuperatiemomenten. Ter onderbouwing van de noodzaak hiervan heeft ze een verklaring overgelegd van de ergotherapeut van 25 februari 2025. Volgens eiseres is het bovendien belangrijk dat zij na een dag van inspanning een verhoogde recuperatiebehoefte heeft de dag erna. Er moet ook rekening gehouden worden met verlaat optredende PEM- klachten.
Wat de rechtbank ervan vindt
20. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke door haar ingeschakelde deskundige volgt als deze deskundige het standpunt inzichtelijk heeft gemotiveerd. Dit uitgangspunt volgt uit vaste rechtspraak.Deze situatie doet zich hier voor. Het deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek, is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft alle beschikbare medische informatie in de beoordeling betrokken en heeft haar standpunt inzichtelijk gemotiveerd.
21. De door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingebrachte standpunten leiden niet tot een ander oordeel. Het is de rechtbank allereerst nergens uit gebleken dat de conclusies van de deskundige niet zien op de datum in geding. Uit de vraagstelling van de rechtbank aan de deskundige blijkt allereest duidelijk dat de deskundige gevraagd is uit te gaan van de beperkingen van betrokkene op de datum in geding. De deskundige overweegt in de rapportage dat uit het ziektebeloop blijkt dat eiseres na de datum in geding nog driemaal een corona infectie doormaakte waarbij zij steeds een terugval had, maar inmiddels, bij huidig onderzoek, weer ongeveer op het (energie)niveau is zoals dit was rond de datum in geding. Dat, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt, niet onwaarschijnlijk is dat er tussen de datum in geding en heden een wijziging in de belastbaarheid van eiseres is opgetreden, heeft de deskundige onderkend.
22. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder niet in de stelling dat de deskundige de Standaard ‘Duurbelasting in arbeid’ niet juist zou hebben toegepast. De opmerking van de deskundige over het privé- en gezinsleven van eiseres maakt immers geen wezenlijk deel uit van haar motivering van de urenbeperking. De noodzaak voor een verdergaande urenbeperking heeft de deskundige onderbouwd door te wijzen naar de extra recuperatietijd die eiseres na elke activiteit nodig heeft, zoals uit het dagverhaal van eiseres blijkt en zoals ook past bij PEM. Verder overweegt de rechtbank dat de Standaard niet dwingend voorschrijft op welke wijze een urenbeperking vastgesteld dient te worden. Dat in de Standaard wordt geadviseerd de belastbaarheid te beoordelen in stappen van twee uur, betekent niet dat een andere conclusie niet mogelijk is als daar concrete, specifieke redenen voor zijn en deze worden voorzien van een toereikende motivering.Dit blijkt ook uit de tekst van de Standaard zelf. De deskundige heeft toereikend gemotiveerd dat deze redenen er zijn, namelijk dat uit het dagverhaal blijkt dat eiseres na een activiteit van hoogstens één uur moet rusten gedurende 20-30 minuten.
23. Ook de door eiseres ingebrachte standpunten brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt dat de brief van de ergotherapeut die eiseres heeft overgelegd geen objectieve medische onderbouwing biedt voor de noodzaak om liggend te rusten in een prikkelarme kamer. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om vast te stellen dat de conclusies van de deskundige hierover onvolledig zijn geweest. Ten aanzien van de urenbeperking overweegt de rechtbank dat de deskundige toereikend heeft gemotiveerd dat eiseres in staat kan worden geacht om voor drie keer per dag maximaal één uur werk belastbaar te zijn. De deskundige heeft de urenbeperking van eiseres gebaseerd op haar dagverhaal. Daarbij heeft ze geconcludeerd dat eiseres niet in de avond kan werken, gezien het opbouwende energiedeficit in de loop van de dag. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende rekening is gehouden met een mogelijke verhoogde recuperatiebehoefte van eiseres na een dag van inspanning. De rechtbank volgt daarom de conclusies van de door haar ingeschakelde deskundige.
24. Gezien het vorenstaande heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de beoordeling de beperkingen van eiseres ten tijde van de datum in geding niet juist vastgesteld. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt.
De arbeidskundige beoordeling
25. Eiseres vindt de geduide functies niet passend bij haar klachten zoals zij die ervaart. De rechtbank kan nog niet beoordelen of de geduide voorbeeldfuncties passend zijn voor eiseres. Eerst zal het Uwv de verdergaande beperkingen op het vlak van duurbelasting en werktijden in een nieuwe FML moeten opnemen. Op basis daarvan kan worden beoordeeld of de geduide functies passend zijn, dan wel of er (andere) geschikte functies zijn.