ECLI:NL:RBMNE:2025:3475

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
16/031791-25 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van harddrugs door verdachte gedurende een periode van vijf maanden met een gevangenisstraf en taakstraf als gevolg

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die gedurende vijf maanden harddrugs heeft verhandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 160 uur opgelegd. De verdachte heeft het feit bekend en toonde zich bewust van de ernst van zijn daden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 augustus 2024 tot en met 28 januari 2025 in samenwerking met anderen cocaïne, MDMA en amfetamine heeft verhandeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede feit, namelijk het opzettelijk aanwezig hebben van hennep(gruis), omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte is jong en heeft geen eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen uitgesproken, waaronder geldbedragen en mobiele telefoons.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/031791-25 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [straat 1] [nummer] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Mahmoudi en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. V. Poelmeijer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:
omstreeks de periode 30 augustus 2024 tot en met 28 januari 2025 te [plaats 1] en/of [plaats 2] samen met een of meer anderen heeft gehandeld in cocaïne, MDMA en/of amfetamine, of in elk geval op 28 januari 2025 te [plaats 2] verschillende hoeveelheden van voornoemde verdovende middelen aanwezig heeft gehad;
feit 2:
op 28 januari 2025 te [plaats 2] samen met een of meer anderen opzettelijk 320,47 gram hennep(gruis) aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en heeft vrijspraak gevorderd voor het onder feit 2 tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 zodanig is geformuleerd dat de rechtbank, als zij tot een bewezenverklaring van het handelen in harddrugs komt – wat gezien de bekennende verklaring van verdachte voor de hand ligt – niet kan toekomen aan bewezenverklaring van het voorhanden hebben van harddrugs. Daarom dient uit de bewezenverklaring het onderdeel ‘in elk geval aanwezig hebben’ en de hoeveelheden harddrugs uit de tenlastelegging te worden weggestreept. De raadsman heeft daarnaast vrijspraak bepleit voor het onder feit 2 tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de hennep(gruis) in de kast.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is waaruit blijkt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van hennep(gruis) in de kast achter de bank in de woning. Van dit feit zal hij daarom worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen (integrale) vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2025;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2024, waaruit volgt dat verdachte op 30 augustus 2024 van [plaats 1] naar de woning aan de [straat 2] te [plaats 2] is gereden, waarna verdachte in [plaats 2] vanuit een auto kortstondig contact heeft met een bestuurder van een bestelauto, waarna hij in [plaats 1] kortstondig contact heeft met een man, waarvan later blijkt dat hij een drugsgebruiker is;
- een proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2025, waarin de politie vastlegt dat een persoon in de auto van verdachte stapt, verdachte een korte afstand rijdt, waarna de persoon weer uitstapt – een typische werkwijze bij een drugsdeal [3] ;
- een proces-verbaal van aanhouding verdachte van 28 januari 2025 [4] ;
- een proces verbaal van bevindingen van 28 januari 2025, waaruit volgt dat verdachte cocaïne, een grote hoeveelheid geld en twee mobiele telefoons bij zich had [5] ;
- een kennisgeving van inbeslagneming van 28 januari 2025 van de cocaïne die verdachte bij zich had [6] ;
- een proces verbaal van onderzoek verdovende middelen van 30 januari 2025 naar onder meer de cocaïne aangetroffen bij verdachte, met daarbij als bijlage opgenomen de uitslag van het NFI-onderzoek [7] ;
- een proces verbaal van bevindingen van 8 februari 2025 waaruit volgt dat in de telefoon van verdachte meerdere aanwijzingen voor drugshandel zijn gevonden [8] .
De vormgeving van de tenlastelegging van feit 1
De rechtbank komt, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, tot een bewezenverklaring van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, MDMA en amfetamine. De rechtbank is van oordeel dat zij vervolgens niet meer toekomt aan een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van de harddrugs die bij verdachte en in de woning aan de [straat 2] te [plaats 2] zijn aangetroffen. In de tenlastelegging onder feit 1 staat immers ‘
in elk geval aanwezig heeft gehad’in plaats van bijvoorbeeld ‘
en/of (in elk geval) aanwezig heeft gehad’. De in de tenlastelegging gehanteerde formulering dwingt de rechtbank een keuze te maken tussen ofwel het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, ofwel het voorhanden hebben van de verdovende middelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 30 augustus 2024 tot en met 28 januari 2025 te [plaats 1] en [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, MDMA en Amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. De raadsman heeft aangevoerd dat de bekennende proceshouding van verdachte, evenals het feit dat hij in de vijf maanden dat hij handelde in drugs dit niet fulltime deed, straf verminderend moet meewegen. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat de eis van de officier van justitie de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) fors overstijgt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft in een periode van vijf maanden verschillende soorten harddrugs verkocht. De handel in harddrugs is heel schadelijk voor de gezondheid van de personen die de drugs gebruiken. Achter de handel in harddrugs zit ook een wereld van criminaliteit.
Verdachte heeft met eigen ogen de gevolgen van (hard)drugsgebruik voor gebruikers gezien. De woning waar verdachte zijn harddrugs kon ophalen om deze vervolgens op straat te verkopen, was een rotzooi, met overal zakjes met drugs. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij het triest vond om te zien dat iemand op die manier moest leven en dat dit hem pijn deed om te zien. Verdachte wist van wie de woning was, wist dus wie daar op die manier moest leven en zag dat die persoon eraan onderdoor ging, maar dit weerhield hem er niet van om door te gaan met zijn lucratieve handel. Verdachte stelt dat hij, naast zijn fulltimebaan als callcentermedewerker, slechts af en toe harddrugs verkocht vanwege zijn gokverslaving. De politie heeft verdachte echter meerdere keren in de gaten gehouden en gezien dat hij zich, ook overdag, in een auto rondom de genoemde woning in [plaats 2] bevond – wat niet strookt met zijn verklaring. Ook uit de gegevens op de telefoons van verdachte, waaronder zijn persoonlijke telefoon, lijkt te volgen dat hij zich vaker met de verkoop van drugs bezighield dan hij tijdens de zitting heeft verklaard. Dat deze gegevens ook op zijn persoonlijke telefoon zijn gevonden, versterkt dit beeld.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 27 mei 2025;
- een reclasseringsrapport over verdachte van 16 juni 2025.
Justitiële documentatie
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie over verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Dat is niet strafverzwarend, maar ook niet strafverminderend.
Reclasseringsrapport
Uit het reclasseringsrapport over verdachte volgt dat hij eerder onder toezicht stond van de Jeugdreclassering en dit positief had afgerond. Het toezicht heeft nieuw delictgedrag echter niet kunnen voorkomen. De reclassering ziet daarom, mede omdat verdachte geen hulpvragen heeft, geen meerwaarde in nieuw reclasseringstoezicht.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of minder zware straf dan een gevangenisstraf. Bij bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Voor handel in harddrugs voor een periode van 3 tot 6 maanden met enige regelmaat is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. Omdat verdachte 5 maanden met enige regelmaat heeft gedeald neemt de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden als uitgangspunt.
Verdachte heeft 93 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet hoeft terug te keren naar de gevangenis. Verdachte lijkt zijn leven momenteel redelijk goed op de rit te hebben. Ten tijde van het plegen van het feit was verdachte slechts 19 jaar oud en zat hij voor het eerst in een gevangenis voor volwassenen, wat een grote indruk op hem heeft gemaakt. Daarnaast lijkt hij zich goed bewust te zijn van het feit dat zijn gedrag volstrekt ontoelaatbaar was.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Met de forse voorwaardelijke straf wil de rechtbank duidelijk maken aan de samenleving dat zij dergelijke feiten zeer ernstig vindt. Anderzijds dient deze straf om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke ernstige) strafbare feiten te plegen.
Tot slot zal de rechtbank, om verdachte de ernst van het feit duidelijk te maken en om hem te laten voelen wat de consequenties zijn van de keuzes die hij heeft gemaakt, een taakstraf opleggen voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis als verdachte die taakstraf niet naar behoren uitvoert. De rechtbank ziet geen reden om een lagere taakstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Daarbij weegt de rechtbank met name mee dat sprake is van medeplegen (wat strafverzwarend is) en dat verdachte het feit heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Volgens een beslaglijst van 22 mei 2025 is beslag gelegd op:
  • 50 EUR (omschrijving: PL0900-2024180170-G3474011 IBG 28-01-2025);
  • 1.710,00 EUR Geld Euro (omschrijving: IBG 28-01-25);
  • 1.758,45 EUR Geld Euro (omschrijving: IBG 28-01-25);
  • 1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2024180170-G3473962, zwart, merk: Apple);
  • 1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2024180170-G3474105);
  • 1 STK Zak (omschrijving: PL0900-2024180170-3474955);
  • 2 STK Zak (omschrijving: PL0900-2024180170-3474957);
  • 13 STK Zak (omschrijving: PL0900-2024180170-3474960);
  • 9 STK Zak (omschrijving: PL0900-2024180170-3474964).
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de mobiele telefoon, waarvan verdachte geen afstand heeft gedaan, verbeurd te verklaren, omdat uit het dossier volgt dat ook in deze telefoon drugsgerelateerde bevindingen zijn gevonden. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de overige goederen niet uitgelaten, omdat verdachte op zitting hiervan afstand heeft gedaan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft alleen opgemerkt dat verdachte graag zijn persoonlijke telefoon terug wil.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de goederen in beslag zijn genomen op grond van artikel 94 Sv, dient – ongeacht of verdachte afstand heeft gedaan van de goederen – een beslissing te volgen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal alle in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren. De geldbedragen zijn geheel door middel van het strafbare feit verkregen. Met behulp van de plastic zakjes en de mobiele telefoons is het bewezen verklaarde feit begaan. Dit geldt ook voor de persoonlijke mobiele telefoon van verdachte, aangezien daarop ook drugsgerelateerde bevindingen zijn aangetroffen die zien op de verkoop van drugs.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar.
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
160 (honderdenzestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 50 EUR (omschrijving: PL0900-2024180170-G3474011 IBG 28-01-2025);
  • 1.710,00 EUR Geld Euro (omschrijving: IBG 28-01-25);
  • 1.758,45 EUR Geld Euro (omschrijving: IBG 28-01-25);
  • 1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2024180170-G3473962, zwart, merk: Apple);
  • 1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2024180170-G3474105);
  • 1 STK Zak (omschrijving: PL0900-2024180170-3474955);
  • 2 STK Zak (omschrijving: PL0900-2024180170-3474957);
  • 13 STK Zak (omschrijving: PL0900-2024180170-3474960);
  • 9 STK Zak (omschrijving: PL0900-2024180170-3474964).
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, mrs. H. den Haan en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2024 tot en met 28 januari 2025 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
- 144,47 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
- 222,93 gram MDMA, en/of
- 45,7 gram Amfetamine,

zijnde cocaïne, MDMA en/of Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

feit 2:
hij op of omstreeks 28 januari 2025 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 320,47 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep(gruis), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 januari 2025, genummerd PL0900-2025030175, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 356, dan wel het raadkamer proces verbaal van 10 februari 2025, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 39. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 26 en 27.
3.Pagina 61.
4.Pagina’s 66 en 67.
5.Pagina’s 70 en 71.
6.Pagina 330.
7.Pagina’s 261, 267 en 277.
8.Pagina’s 15 tot en met 19 van het raadkamer proces verbaal.