ECLI:NL:RBMNE:2025:3499
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- E.M. van der Linde
- S.C.J. van der Hoorn
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in verband met niet tijdig beslissen op WIA-aanvraag
Op 8 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een WIA-uitkering heeft aangevraagd. De verzoeker had op 28 februari 2025 een aanvraag ingediend bij het Uwv, maar het Uwv had niet tijdig beslist. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om het Uwv op te dragen binnen 7 dagen te beslissen op zijn aanvraag en een loonsanctiebeoordeling uit te voeren. De verzoeker stelde dat het uitblijven van een beslissing zou leiden tot onherstelbare schade en dat zijn psychische klachten verergerden door de vertraging. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende spoedeisend belang was om een voorlopige voorziening te treffen. De verzoeker ontving al een voorschot op de WIA-uitkering en de voorzieningenrechter concludeerde dat de psychische problematiek van de verzoeker geen onomkeerbare situatie dreigde. Het verzoek werd als kennelijk ongegrond afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.