Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- het verzoekschrift van 14 februari 2025, met producties;
- de brief van 11 maart 2025 van de griffier van de rechtbank;
- het e-mailbericht van 19 maart 2025 van [verzoeker] met onder meer een toelichting op de schade, met bijlagen;
- het verweerschrift, met een productie, op de griffie ontvangen op 11 juni 2025;
- de mondelinge behandeling van 18 juni 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
Van de locatie waar de aanrijding heeft plaatsgevonden zit in het dossier een situatieschets die een getuige heeft gemaakt. Hoewel de positie van de auto van [verzoeker] op het moment van de aanrijding (dwars op de weg) niet klopt met het schadebeeld (schade links achter) is het wel illustratief. Dat is de reden dat de rechtbank de schets in deze uitspraak heeft opgenomen. Meer of een andere betekenis dan ter illustratie heeft het dan ook niet.
verkeersongeval met uitsluitend materiële schade” gaat. Ook op het aanrijdings-formulier dat [verzoeker] en [A] hebben ingevuld is bij “
3. gewonden” een kruisje gezet in het vakje bij “
neen” (zie productie 3 van [verzoeker] ).
Ook het schadeoverzicht dat [verzoeker] op verzoek van de griffier heeft toegestuurd helpt niet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Baggerman toegelicht dat dit overzicht ook is opgesteld in de letselschadezaak van [verzoeker] tegen Klaverblad Verzekeringen over een ongeval dat [verzoeker] kort ervoor, op 30 november 2020, is overkomen. Het overzicht maakt daardoor dus al niet duidelijk dat ook door de aanrijding waar het nu over gaat letsel is ontstaan. [verzoeker] had dat beter moeten uitleggen. Zeker als de andere partij daar duidelijk vraagtekens bij zet. Tijdens de zitting is aangeboden medische informatie (die Klaverblad Verzekeringen wel heeft) alsnog te delen. Daar is het nu te laat voor, [verzoeker] had dat al moeten doen, in ieder geval nadat De Vereende hier in haar verweer een punt van maakte. Dit betekent dat in deze zaak niet is komen vast te staan dat bij [verzoeker] ook door dit ongeval van 2 januari 2021 sprake is van letsel. Daardoor voldoet de zaak niet aan de vereisten die de wet aan het voeren van een deelgeschilprocedure stelt en kan deze kwestie niet als deelgeschil worden behandeld.
Op het laatste moment net voor de aanrijding in de spiegel”. Tijdens de zitting heeft de rechter [verzoeker] hier ook vragen over gesteld. [verzoeker] heeft aangegeven dat het klopt dat hij op het allerlaatste moment, net voor de aanrijding, in zijn spiegel keek en “de koplampen zag aankomen”. Op de vraag van de rechter of hij heeft gezien dat [A] eerder op de Reijerscop al uitweek voor een andere auto heeft [verzoeker] ‘nee’ geantwoord en verteld dat hij [A] op het laatste moment zag. De rechtbank vindt dat [verzoeker] [A] eerder had moeten zien. Als [verzoeker] eerder en vaker in zijn binnen- en buitenspiegel had gekeken, had dat ook gekund. Hij had dan gezien dat [A] dicht achter hem zat. Dat stuk van de weg Reijerscop was recht. Ook had [A] de verlichting van zijn auto aan staan, dat heeft [verzoeker] ook zelf gezegd. Door de regel van artikel 18 lid 1 RVV had [A] dan voorrang. Of [verzoeker] wel of geen richting heeft aangegeven en of hij dat wel op tijd heeft gedaan, hoeft de rechtbank niet verder uit te zoeken. Het verandert de situatie namelijk niet. Ook dan geldt door artikel 18 lid 1 RVV dat [verzoeker] voorrang had moeten geven aan verkeer dat al dicht genaderd of aan het inhalen was.
4.De beslissing
5403/4186