ECLI:NL:RBMNE:2025:3509

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
16/270857-24, 16/155601-24 en 16/255469-24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens mishandeling, bedreiging en belediging van politieambtenaren en groepsbelediging

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 juli 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling en bedreiging van zijn vader, mishandeling en belediging van politieambtenaren, en groepsbelediging. De verdachte, geboren in 1969, heeft op 25 augustus 2024 zijn vader in [plaats 2] mishandeld door hem meerdere keren tegen het hoofd en lichaam te slaan en hem te bedreigen met de dood. Daarnaast heeft hij op 8 augustus 2024 een politieambtenaar mishandeld en beledigd, en zich op 7 mei 2024 in het openbaar beledigend uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras. De rechtbank heeft de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte beoordeeld en vastgesteld dat hij sterk verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 167 dagen opgelegd, waarvan 7 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding. Tevens is er een verzoek tot immateriële schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde politieambtenaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/270857-24, 16/155601-24 en 16/255469-24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
verblijvende aan de [straat 1] [nummer] , [postcode] te [plaats 1] ( [instelling 1] ),
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 4 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. V.H. van der Horst en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.F. Hoogervorst, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
parketnummer: 16/270857-24
1
op 25 augustus 2024 in [plaats 2] zijn vader [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meerdere keren tegen het hoofd en lichaam te slaan;
2
op 25 augustus 2024 in [plaats 2] [slachtoffer] heeft bedreigd door meerdere keren "ik maak je dood" te zeggen;
parketnummer: 16/255469-24
1
op 8 augustus 2024 in [plaats 2] politieambtenaar [politieambtenaar 1] heeft mishandeld door met kracht met gebalde vuist tegen het hoofd te slaan;
2
op 8 augustus 2024 in [plaats 2] politieambtenaren [politieambtenaar 1] en [politieambtenaar 2] heeft beledigd;
3
op 8 augustus 2024 in [plaats 2] een mes heeft gedragen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het mes bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen;
parketnummer: 16/155601-24
1
op 7 mei 2024 in [plaats 2] , zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst en/of levensovertuiging;
2
op 7 mei 2024 in [plaats 2] politieambtenaren [politieambtenaar 3] , [politieambtenaar 4] en
[politieambtenaar 5] heeft beledigd.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/270857-24, 16/255469-24 en 16/155601-24 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2, de feiten 3 tot en met 5 en de feiten 6 en 7.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 25 augustus 2024 te [plaats 2] zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] , heeft mishandeld door hem meermalen tegen het hoofd en lichaam te slaan;
feit 2
op 25 augustus 2024 te [plaats 2] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] meermalen dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je dood";
feit 3
op 8 augustus 2024 te [plaats 2] , een ambtenaar, [politieambtenaar 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [politieambtenaar 1] eenmaal met kracht met gebalde vuist tegen de mond te slaan;
feit 4
op 8 augustus 2024 te [plaats 2] opzettelijk twee ambtenaren, te weten
- [politieambtenaar 1] (hoofdagent) en
- [politieambtenaar 2] (hoofdagent),

gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: “kankerlijers”, “kankeridioten”, “kankermongool” en “klootzak”;

feit 5
op 8 augustus 2024 te [plaats 2] een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes met een enkele snijkant en een lemmet van (ongeveer) 12 centimeter lang, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
feit 6
op 7 mei 2024 te [plaats 2] , zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras, door op de [straat 2] tijdens zijn aanhouding te schreeuwen "Jij vuile kankerjood, ik zie het aan je kankerneus. Jij bent een kanker Jood. Je laat je neuken door [naam] . Vuil kanker ras.";
feit 7
op 7 mei 2024 te [plaats 2] opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [politieambtenaar 3] , hoofdagent, [politieambtenaar 4] , hoofdagent, en [politieambtenaar 5] , agent, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen:
- "Jij vuile kankerjood, ik zie het aan je kankerneus. Jij bent een kanker Jood. Je laat je neuken door [naam] .",
- "kankerpolitie", "jullie domme kankerlui" en "kankerdebielen", en
- "ik ga je kanker oma in haar kankerkontje neuken" en "je hebt een kankermoeder".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 7 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Feiten 4 en 7:
telkens eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Feit 5:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 6:
zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging op grond van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Hoewel de psychiater heeft geoordeeld dat sprake is van sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid, dient te worden aangenomen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is. Volgens de psychiater had verdachte tijdens de psychotische toestand weinig grip op zijn denken en was hij niet of nauwelijks in staat om zijn gedrag en handelen op een sociaal adequate wijze te reguleren. Gezien het ziektebeeld van verdachte en de conclusie van de psychiater is het plausibel dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inhoud van het strafdossier veel aanknopingspunten biedt dat bij verdachte sprake was van enig inzicht in zijn handelen en dat van volledige ontoerekeningsvatbaarheid geen sprake is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De psychiater heeft aangegeven dat verdachte niet of nauwelijks in staat moet zijn geweest om zijn gedrag en handelen op een sociaal adequate wijze te reguleren. Omdat de psychiater niet volledig zicht heeft gekregen op het denken en de beweegredenen van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten, kan niet met zekerheid gezegd worden dat het ten laste gelegde verdachte helemaal niet toe te rekenen valt. De psychiater adviseert om het ten laste gelegde verminderd of zelfs sterk verminderd toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie van de psychiater ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over en ziet geen gronden om tot een andere conclusie te komen.
Ook overigens is niet gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit, zodat hij strafbaar is.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 167 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 7 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf, naast de algemene voorwaarden, een aantal bijzondere voorwaarden, zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 12 maart 2025, te verbinden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht – indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte toerekeningsvatbaar is – te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. De raadsvrouw heeft bepleit geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, omdat het, sinds het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst, goed gaat met verdachte. Hij gebruikt momenteel op vrijwillige basis medicatie en is zich bewust van de omstandigheid dat hij medicatie nodig heeft om psychoses te voorkomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de periode van 7 mei 2024 tot en met 25 augustus 2024 schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
Verdachte heeft, terwijl hij bij zijn ouders verbleef en ruzie kreeg met zijn vader, zijn vader mishandeld en hem bedreigd met de dood. Dit moet voor zijn vader (83 jaar oud), maar ook voor zijn moeder (81 jaar oud) die getuige was van de gebeurtenissen, een zeer beangstigende en ingrijpende ervaring zijn geweest. Zij hadden niet de kracht of het vermogen om op dat moment iets tegen verdachte te ondernemen. De feiten die verdachte heeft begaan en de omstandigheden waaronder dat is gebeurd, hebben dan ook grote gevolgen gehad voor zijn ouders. De vader van verdachte heeft, uit angst voor verdere escalatie en omdat hij wilde dat zijn zoon de juiste hulp zou krijgen, aangifte gedaan. Daar komt bij dat de feiten hebben plaatsgevonden in het huis van de ouders van verdachte, bij uitstek een plek waar zij zich veilig moeten kunnen voelen.
Daarnaast heeft verdachte tijdens staande- en aanhoudingen door de politie meerdere verbalisanten beledigd en één van de verbalisanten mishandeld. Verdachte heeft daarmee blijk gegeven van respectloos handelen. Politieambtenaren moeten hun werk kunnen doen zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijke gedragingen. Dit geldt temeer omdat hun werk het doorgaans niet toelaat dat zij zich distantiëren van situaties waarin zulke gedragingen zich zouden kunnen voordoen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de verbalisant die door verdachte is mishandeld, volgt dat niet alleen zijn veiligheidsgevoel, maar ook die van zijn partner is aangetast.
De beledigingen die verdachte heeft gedaan waren bovendien ook nog discriminerend. Verdachte heeft zich zeer sterk uitgelaten over het Joodse ras en in die uitingen een verwijzing gemaakt naar de Holocaust. Pijnlijke woorden, die één van de slachtoffers in zijn Joodse achtergrond emotioneel heeft geraakt.
Ten slotte heeft verdachte tijdens één van voornoemde incidenten met de politie een mes voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Het bezit van wapens kan er immers toe leiden dat deze op enig moment gebruikt worden tegen personen. Verdachte heeft hiermee een groot risico genomen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 11 juni 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank weegt dit dus niet in strafvermeerderende maar ook niet in strafverminderende zin mee.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met een over verdachte uitgebracht psychiatrisch rapport van 4 maart 2025 en een reclasseringsadvies van 12 maart 2025 van [instelling 2] .
In het rapport van de psychiater komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een schizofrene stoornis. Daarnaast is sprake van een (matige) stoornis in het gebruik van cannabis en een ongespecificeerde alcohol gerelateerde stoornis.
De geconstateerde stoornissen waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedden toen de gedragskeuzes en -gedragingen van verdachte. Tijdens de ten laste gelegde feiten was sprake van een psychotische toestand waarin hij weinig grip had op zijn denken, verminderd overzicht had en situaties als bedreigend ervoer. Hij was door zijn psychotische stoornis achterdochtig en angstig, met name gericht op zijn vader en de politie, en nauwelijks in staat tot realiteitstoetsing. Tevens was verdachte ontremd waardoor hij een verlaagde impulscontrole had. Het is volgens de psychiater aannemelijk dat verdachte als gevolg van de psychotische toestand op de momenten van het tenlastegelegde de situatie onvoldoende kon overzien en hij een verminderd vermogen had om gedragsalternatieven te overwegen. Daarnaast is aannemelijk dat hij de consequenties van zijn handelen niet kon inschatten en de impact daarvan op de slachtoffers niet kon voorvoelen. Aangenomen kan worden dat er ten tijde van het tenlastegelegde dermate ernstige oordeels- en kritiekstoornissen aanwezig zijn geweest dat verdachte niet of nauwelijks in staat moet zijn geweest om zijn gedrag en handelen op een sociaal adequate wijze te reguleren. Zoals hiervoor al overwogen adviseert de psychiater om het ten laste gelegde verminderd, of zelfs sterk verminderd, toe te rekenen.
De psychiater geeft aan dat het recidiverisico bij verdachte hoog is betreffende gewelddadig gedrag op lange termijn, zonder goed behandelkader en medicatie, matig-hoog betreffende ernstig lichamelijk letsel en laag-matig betreffende acuut dreigend geweld.
Gesteld wordt dat een langdurige ambulante behandeling met anti-psychotische medicatie, zoals in het verleden succesvol is gebleken, binnen een gespecialiseerd team geïndiceerd is. Omdat er differentiaal diagnostisch gedacht wordt aan een schizo-affectieve stoornis, is het van belang dat het stemmingscomponent verder uitgezocht wordt, zodat indien nodig gekeken kan worden naar stemmingsstabiliserende medicatie. Verder is het belangrijk verdachte inzicht te doen verschaffen in de risicofactoren die kunnen leiden tot een psychotische ontregeling en recidief gewelddadig gedrag. Van belang is ook abstinentie van drugs en alcohol na te streven en te handhaven. Het voorgaande zou volgens de psychiater het beste gerealiseerd kunnen worden binnen een ambulante setting in het kader van een (zo groot mogelijk) voorwaardelijk strafdeel. Geadviseerd wordt betrokkene medicatieplicht op te leggen en verplicht wonen in een beschermde woonvorm.
Uit het reclasseringsadvies van 12 maart 2025 volgt dat de reclassering mogelijkheden ziet om in het kader van een voorwaardelijk strafdeel met interventies het (gemiddelde) risico op recidive en letsel te beperken. Er is geen delictpatroon aanwezig, maar wel een zorgelijke ontwikkeling van het gedrag van verdachte. Verdachte is al sinds zijn adolescentie bekend met schizofrenie. Na een opname bij [instelling 3] in 2022 kwam verdachte terecht bij een woonvoorziening die hem onvoldoende kon ondersteunen. Er was geen toezicht op medicatie inname, minimale begeleiding en geen behandeling.
Verdachte nam zijn medicatie niet meer in en er was een toename van middelengebruik, waarna verdachte decompenseerde. Dit resulteerde in de nu aan hem ten laste gelegde delicten. Hoewel verdachte momenteel weer goed ingebed is in zorg, ingesteld is op depotmedicatie en stabiel is, is de reclassering van mening dat (gezien de gemiddelde kans op recidive) hij wat extra ondersteuning behoeft. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan middelencontrole en, voor het geval dit in de toekomst nodig is, een ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf(maat) houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten door verdachte zijn begaan. De rechtbank weegt mee dat de feiten hebben plaatsgevonden in een relatief korte periode waarin verdachte ten gevolge van verkeerde en verminderde inname van medicatie de greep op zijn leven kwijt was en met iedereen in conflict kwam. De rechtbank let ook op de straffen die in soortgelijke strafzaken worden opgelegd en houdt rekening met de persoon van verdachte. De feiten kunnen verdachte sterk verminderd worden toegerekend, ze vonden plaats in een periode waarin het slecht ging met verdachte. Hij vertoonde verward, onvoorspelbaar en agressief gedrag.
De rechtbank heeft tijdens de terechtzitting gezien dat het beter gaat met verdachte. Hij is goed ingesteld op medicatie en is een positieve weg ingeslagen. Er is meer rust en structuur in zijn leven, er is hulpverlening op vrijwillige basis en het contact met zijn ouders is hersteld. Verdachte heeft zijn leven een positieve wending gegeven, maar de rechtbank ziet ook dat deze ontwikkeling nog pril is. Daarom acht de rechtbank het van belang dat er – ter ondersteuning van verdachte – de komende tijde een vangnet van hulpverlening klaarstaat. De rechtbank zal dan ook een deel van de straf voorwaardelijk opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
Gevangenisstraf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de persoon van verdachte. Daarom zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 167 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, opleggen.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, zal zij het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Blijkens een ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel’ van 2 juni 2025 en een ‘
Kennisgeving van inbeslagneming’van
8 augustus 2024 is beslag gelegd op 1 STK Mes (goednummer 3386496).
9.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben verzocht het in beslag genomen mes terug te geven aan de rechthebbende, te weten de moeder van verdachte.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen mes aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

[politieambtenaar 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 250,- aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt het gevorderde bedrag aan immateriële schade volledig toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Indien door verdachte niet wordt betaald, dient de betalingsverplichting te worden aangevuld met 5 dagen gijzeling.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft een te nemen beslissing ten aanzien van het verzoek tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft verzocht te bepalen het eventueel door de rechtbank toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding te kunnen voldoen in termijnen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [politieambtenaar 1] als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat hij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedraging van verdachte en de gestelde immateriële schade. Gelet op de aard en ernst van het letsel en bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend, vindt de rechtbank het gevorderde bedrag van € 250,- billijk. De vordering zal dan ook volledig worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Betaling in termijnen
Gelet op het verzoek van de verdachte, bepaalt de rechtbank dat verdachte het totaalbedrag aan schadevergoeding van € 250,00 mag voldoen in maandelijkse termijnen van telkens
€ 50,00.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 24a, 36f, 57, 137c, 266, 267, 285, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 27 en 54 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 7 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 7 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 7 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 167 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
7 (zeven) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als
voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zo spoedig mogelijk zal melden bij een nader aan te wijzen reclasseringsinstelling, zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
* zich onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek of een polikliniek van de GGZ, te bepalen door de reclassering en behandelaren, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, indien de zorgverlener dat nodig vindt;
* zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering of behandelaar, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma, zoals opgesteld door de instelling in overleg met de reclassering;
* zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen door middel van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
1 STK Mes (goednummer 3386496);
Benadeelde partij [politieambtenaar 1] (feit 3)
- wijst de vordering van [politieambtenaar 1] toe tot een bedrag van € 250,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [politieambtenaar 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [politieambtenaar 1] aan de Staat € 250,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- bepaalt dat verdachte het bedrag mag betalen in maandelijkse termijnen van elk € 50,00.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, mrs. T. van Haaren-Paulus en A. Scheper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2025.
mrs. T. van Haaren-Paulus en A. Scheper zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer: 16/270857-24
1
hij op of omstreeks 25 augustus 2024 te [plaats 2] zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] , heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of lichaam te slaan;
2
hij op of omstreeks 25 augustus 2024 te [plaats 2] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer: 16/255469-24
1
hij op of omstreeks 8 augustus 2024 te [plaats 2] , een ambtenaar, [politieambtenaar 1] ,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [politieambtenaar 1] eenmaal met kracht met gebalde vuist tegen de mond, althans het hoofd, te slaan;
2
hij op of omstreeks 8 augustus 2024 te [plaats 2] opzettelijk twee ambtenaren, te weten
- [politieambtenaar 1] (hoofdagent) en/of
- [politieambtenaar 2] (hoofdagent),

gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, in hun/zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen/hem de woorden toe te voegen: “kankerlijers”, “kankeridioten”, “kankermongool” en/of “klootzak”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

3
hij op of omstreeks 8 augustus 2024 te [plaats 2] een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes met een enkele snijkant en een lemmet van (ongeveer) 12 centimeter lang, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
parketnummer: 16/155601-24
1
hij op of omstreeks 7 mei 2024 te [plaats 2] , zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst en/of levensovertuiging, door op de [straat 2] tijdens zijn aanhouding te schreeuwen "Jij vuile kankerjood, ik zie het aan je kankerneus. Jij bent een kanker Jood. Je laat je neuken door [naam] . Vuil kanker ras.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 7 mei 2024 te [plaats 2] opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [politieambtenaar 3] , hoofdagent, en/of [politieambtenaar 4] , hoofdagent, [politieambtenaar 5] , agent,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen:
- "Jij vuile kankerjood, ik zie het aan je kankerneus. Jij bent een kanker Jood. Je laat je neuken door [naam] .", en/of
- "kankerpolitie" en/of "jullie domme kankerlui" en/of "kankerdebielen", en/of
- "ik ga je kanker oma in haar kankerkontje neuken" en/of "je hebt een kankermoeder",

althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.