ECLI:NL:RBMNE:2025:3527

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/3163
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juli 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag behandeld. De verzoeker had een aanvraag ingediend die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder was afgewezen op 14 januari 2025. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker het vereiste griffierecht van € 194,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had de verzoeker per aangetekende brief op 28 mei 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te voldoen. De brief was op 31 mei 2025 bezorgd, maar de verzoeker heeft geen tijdige betaling gedaan en heeft ook geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen en verklaarde hij het verzoek niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3163

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder

(gemachtigde: M. Altindas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 14 januari 2025 afgewezen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 28 mei 2025 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 31 mei 2025 om 12:15 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.2.
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
10 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.