ECLI:NL:RBMNE:2025:3528

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
11771503
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van een concurrentiebeding in kort geding met betrekking tot een voormalig werknemer die bij een concurrent in dienst treedt

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [eiser] B.V. en [gedaagde]. [eiser] vorderde nakoming van een concurrentiebeding dat was opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde], die per 1 juli 2025 in dienst was getreden bij een concurrent van [eiser]. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] het concurrentiebeding had geschonden door bij de concurrent in dienst te treden, en dat [eiser] een spoedeisend belang had bij haar vordering. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] toe, met uitzondering van de vordering tot betaling van een boete, die werd afgewezen. Tevens werd een dwangsom van € 2.500,00 per dag opgelegd voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00. De proceskosten werden toegewezen aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11771503 \ UV EXPL 25-157 BJvd/61169
Vonnis in kort geding van 24 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. I. Luijt-Visser,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C. Uluman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 13,
- producties 1 t/m 9 van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 10 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota van [gedaagde] ., met daarin een eis in reconventie.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] is een voormalig werknemer van [eiser] . In de arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen. [eiser] stelt dat [gedaagde] het concurrentiebeding heeft geschonden en vordert nakoming van het concurrentiebeding. [gedaagde] stelt dat hij het bedrijfsdebiet van [eiser] niet schaadt, omdat hij gedurende zeer korte tijd toegang had tot concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie en omdat hij zich zal houden aan het geheimhoudingsbeding en het relatiebeding. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] het concurrentiebeding heeft geschonden en wijst de vorderingen van [eiser] toe.

3.De beoordeling in

3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij haar vordering
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, aangezien [gedaagde] per 1 juli 2025 in dienst is getreden bij een (gestelde) concurrent van [eiser] en [eiser] het concurrentiebeding wil handhaven ter bescherming van haar bedrijfsdebiet en marktpositie. Daarom kan van [eiser] niet verwacht worden dat zij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht.
Partijen zijn een concurrentiebeding aangegaan
3.3.
[gedaagde] is per 1 februari 2023 in dienst in dienst getreden bij [eiser] als oproepkracht bij de Digital Sales afdeling. Op 1 februari 2024 ging hij bij [eiser] de functie Digital Sales Supplies vervullen, op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Vanaf 1 september 2024 werd [gedaagde] Accountmanager en met ingang van die datum werd is een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten waarin een concurrentiebeding, een geheimhoudingsbeding en een relatiebeding zijn opgenomen. Het concurrentiebeding houdt in dat [gedaagde] binnen twaalf maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst niet zonder schriftelijke toestemming van [eiser] werkzaam mag zijn bij een bedrijf dat gelijk(soortig) is als [eiser] . Het verbod geldt voor heel Nederland. Partijen zijn niet in geschil dat het concurrentiebeding is overeengekomen.
3.4.
Vooropgesteld wordt dat een concurrentiebeding bedoeld is om het bedrijfsdebiet (de opgebouwde knowhow en goodwill) van de werkgever te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden, of om te bewerkstelligen dat een werknemer pas na betaling van een vergoeding kan vertrekken. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, ook niet bij vertrek naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet wordt aangetast op zodanige wijze dat dit bescherming verdient. Een werknemer neemt namelijk altijd de kennis en ervaring mee die hij bij zijn werkgever heeft opgedaan als hij weggaat.
[bedrijf] is een concurrent van [eiser]
3.5.
[gedaagde] is per 1 juli 2025 in dienst getreden bij [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ). [eiser] is een groothandel in kantoormachines, computers, randapparatuur en software. [eiser] heeft onderbouwd dat zij actief is in een concurrentiegevoelige markt met kleine marges. [bedrijf] is een directe concurrent van [eiser] , want beide bedrijven opereren op de markt voor zakelijk print- en IT diensten. Op deze markt moeten concurrenten zich onderscheiden door het verschil in diensten en services, werkwijzen en verkoopargumenten. Weliswaar verkoopt [bedrijf] alleen haar eigen apparatuur, terwijl [eiser] apparatuur van anderen verkoopt, maar het verschil in deze markt wordt gemaakt in de software, service en de extra diensten die rondom de machines op de markt komen. Het apparaat zelf is van ondergeschikt belang aan de diensten die erbij worden geleverd. Dit is door [gedaagde] ook niet weersproken.
[gedaagde] heeft het concurrentiebeding geschonden
3.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het aannemelijk dat er in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gedaagde] het concurrentiebeding heeft geschonden. [gedaagde] is namelijk in dienst getreden bij een concurrent in de zin van het overeengekomen concurrentiebeding. Met de indiensttreding van [gedaagde] zou het bedrijfsdebiet van [eiser] aangetast kunnen worden en daarom levert dit in beginsel een overtreding van het concurrentiebeding op.
[gedaagde] had toegang tot concurrentiegevoelige informatie
3.7.
[gedaagde] stelt dat hij is begonnen bij [eiser] als werkstudent om zijn afstudeeropdracht daar te voltooien. Toen hij in september 2024 accountmanager werd was dat voor 20 uur per week. Volgens [gedaagde] was hij nieuw in het vak en kostte het hem veel tijd om zich in te lezen en het werk eigen te maken. Hij had op dat moment ook geen toegang tot bedrijfsgevoelige informatie, zo stelt hij. [gedaagde] kreeg een bellijst, op basis waarvan hij ‘leads’ moest bellen. Pas toen [gedaagde] op 1 januari 2025 fulltime bij [eiser] in dienst trad kreeg hij een eigen klantenportefeuille van 250 accounts. Volgens [gedaagde] heeft hij alleen in de periode van 1 januari 2025 tot 16 mei 2025 (de datum dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en op non-actief werd gesteld) toegang gehad tot deze klantenportefeuille. In deze periode is het [gedaagde] niet gelukt om alle relaties te spreken. [gedaagde] stelt ook dat hij zich aan het geheimhoudingsbeding en het relatiebeding zal houden en dat het bedrijfsdebiet van [eiser] hiermee voldoende beschermd is.
3.8.
[eiser] stelt dat [gedaagde] al bij zijn eerste functie toegang had tot relaties van [eiser] . De relaties stonden in een systeem waar [gedaagde] vanaf dag één toegang tot had. Dit was volgens [eiser] ook noodzakelijk voor zijn afstudeeropdracht. [gedaagde] kon zien welke relatie een dienst had afgenomen en welke dienst het betrof. Bovendien stelt [eiser] dat elke klant binnen een kwartaal gesproken kan zijn en dat hij in de periode vanaf 1 januari 2025 tot de opzegging genoeg informatie heeft kunnen inzien over klanten, de omvang van de contracten en de onderscheidende verkoopargumenten van [eiser] .
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat vaststaat dat [gedaagde] vanaf 1 september 2024 kennis had van welke contracten bij [eiser] liepen en hoe deze eruit zien. Dat [gedaagde] op dat moment geen eigen klantenportefeuille had, doet hier niet aan af. Het draait in deze sector immers om de service en tegen welke prijs deze service wordt aangeboden. Met de bellijst en het bellen van leads had [gedaagde] al toegang tot deze concurrentiegevoelige informatie. Daarnaast heeft [gedaagde] gedurende lange tijd toegang gehad tot de systemen van [eiser] en daarmee haar onderscheidende verkoopargumenten en andere bedrijfsgevoelige informatie. Bovendien strekken het geheimhoudingsbeding en het relatiebeding niet ver genoeg om het bedrijfsdebiet van [eiser] te beschermen.
De overige verweren van [gedaagde] slagen niet
3.10.
In april 2025 heeft [gedaagde] [eiser] verzocht om een salarisverhoging, in lijn met zijn functie als Accountmanager. Volgens [gedaagde] werd zijn verzoek geweigerd, terwijl hij een te lage beloning voor zijn werkzaamheden kreeg. Mede daarom is [gedaagde] ergens anders aan de slag gegaan. De kantonrechter leest in de stukken dat [eiser] naar aanleiding van het verzoek tot salarisverhoging een voorstel aan [gedaagde] heeft gedaan om hem tegemoet te komen in zijn verzoek. [eiser] heeft [gedaagde] een salarisverhoging in drie stappen aangeboden, gekoppeld aan het behalen van bepaalde doelstellingen binnen het bedrijf. Hieruit blijkt dat [eiser] niet zomaar het verzoek van [gedaagde] heeft geweigerd of dat er geen doorgroeimogelijkheden waren voor [gedaagde] binnen [eiser] . Kortom, dat rechtvaardigt de stap van [gedaagde] om bij de concurrent aan de slag niet.
3.11.
Tot slot stelt [gedaagde] dat hij gelet op de lopende procedure tussen partijen bij [bedrijf] is gestart in de functie van Credit Controller. Daarmee worden volgens [gedaagde] de belangen van [eiser] niet geschaad. Ook dit verweer slaagt niet. Het is voor [eiser] namelijk niet controleerbaar dat hij daadwerkelijk als Credit Controller werkzaam is (en blijft) bij [bedrijf] en dat hij op die manier geen bedrijfsgevoelige informatie kan doorspelen. Bovendien heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [bedrijf] hem zelf heeft benaderd voor een baan en dat het de bedoeling is dat hij als Accountmanager bij [bedrijf] aan de slag gaat.
[gedaagde] moet zich aan het concurrentiebeding houden
3.12.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] zonder schriftelijke toestemming van [eiser] bij een directe concurrent is gaan werken binnen 12 maanden na het einde van zijn dienstverband. Hiermee heeft [gedaagde] het concurrentiebeding geschonden. Bovendien slagen de verweren van [gedaagde] niet. Dat betekent dat de vordering van [eiser] om [gedaagde] te gebieden zich aan het concurrentiebeding te houden zal worden toegewezen.
3.13.
[eiser] heeft aan haar vordering een dwangsom verbonden van € 5.000,00 per dag of gedeelte van de dag dat de overtreding voortduurt. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, maar de kantonrechter zal deze wel matigen en maximeren zoals hierna in de beslissing vermeld.
[gedaagde] hoeft nog geen boete aan [eiser] te betalen
3.14.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.500,00 aan contractuele boetes vanaf 1 juli 2025, te vermeerderen met € 1.000,00 voor iedere dag dat de overtreding na 1 juli 2025 voortduurt. Deze vordering zal worden afgewezen. Bij een vordering tot betaling van een geldsom (bij wijze van voorschot) in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. Bovendien moeten er voldoende feiten en omstandigheden worden aangevoerd die duidelijk maken dat een snelle beslissing echt noodzakelijk is. [eiser] heeft zulke feiten en omstandigheden niet gesteld. Dat [eiser] wil bereiken dat [gedaagde] zijn werkzaamheden voor [bedrijf] onmiddellijk staakt en gestaakt houdt, is daarvoor – gelet op dwangsom die aan de veroordeling zal worden verbonden – onvoldoende. Dat [eiser] nu al nadeel van de overtreding ondervindt, is niet gesteld en ook niet gebleken. Bovendien valt, zonder nadere toelichting van [eiser] , niet in te zien waarom [eiser] voor wat betreft de vordering tot betaling van verbeurde boetes de uitkomst van een bodemprocedure niet kan afwachten.
De vordering van [gedaagde] tot schorsing of beperking van het concurrentiebeding is te laat ingediend
3.15.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling een vordering in reconventie ingediend. [gedaagde] had in lijn met de processuele regels de eis in reconventie zo spoedig mogelijk maar minimaal 24 uur voorafgaand aan de zitting aan de wederpartij en de rechter moeten sturen en dat heeft hij niet gedaan. Volgens [gedaagde] was dat niet mogelijk gelet op de korte termijn waarop was gedagvaard. De kantonrechter gaat daar niet in mee. Wellicht was 24 uur niet haalbaar, maar er was geen reden om te wachten tot het moment dat de pleitnota werd voorgedragen. Omdat [gedaagde] niet zo spoedig mogelijk de eis in reconventie heeft toegestuurd, zal de kantonrechter die niet in behandeling nemen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.16.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter heeft geconstateerd dat er geen betekende dagvaarding is overgelegd. Vanwege de verschijning van [eiser] en [gedaagde] levert dat geen processuele bezwaren op, maar het betekent wel dat er geen kosten van dagvaarding bekend zijn bij de kantonrechter. Deze zullen daarom ook niet worden meegenomen in de proceskosten. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
0,00
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.192,00
3.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.18.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
gebiedt [gedaagde] om zich te houden aan het met [eiser] overeengekomen concurrentiebeding,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat hij niet aan de veroordeling in 4.1 voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.192,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.