In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [eiser] B.V. en [gedaagde]. [eiser] vorderde nakoming van een concurrentiebeding dat was opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde], die per 1 juli 2025 in dienst was getreden bij een concurrent van [eiser]. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] het concurrentiebeding had geschonden door bij de concurrent in dienst te treden, en dat [eiser] een spoedeisend belang had bij haar vordering. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] toe, met uitzondering van de vordering tot betaling van een boete, die werd afgewezen. Tevens werd een dwangsom van € 2.500,00 per dag opgelegd voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00. De proceskosten werden toegewezen aan [eiser].