In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster], een kassamedewerker bij Albert Heijn, en haar werkgever, Albert Heijn B.V. [verzoekster] was op staande voet ontslagen vanwege het opzettelijk niet scannen van producten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoekster] sinds 31 maart 2021 in dienst was en dat er een zero tolerance beleid gold bij Albert Heijn met betrekking tot diefstal en onrechtmatig gedrag. Op 10 februari 2025 vond een incident plaats waarbij [verzoekster] twee van de vijf producten niet had gescand, wat door een klant werd gemeld. Na intern onderzoek en het bekijken van camerabeelden, werd [verzoekster] op 20 februari 2025 op staande voet ontslagen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag terecht was, omdat er sprake was van een dringende reden. [verzoekster] had geen recht op een transitievergoeding of andere betalingen, omdat haar handelen als ernstig verwijtbaar werd beschouwd. De proceskosten werden aan [verzoekster] opgelegd, omdat zij overwegend ongelijk kreeg in de procedure.