ECLI:NL:RBMNE:2025:3531

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
11749539 \ UV EXPL 25-149
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstelwerkzaamheden en schadevergoeding in huurzaak

In deze zaak vorderen huurders, [eiser sub 1] c.s., dat verhuurder Bo-Ex '91 herstelwerkzaamheden uitvoert om gebreken in hun woning op te lossen. Daarnaast eisen zij een schadevergoeding van € 22.422,45. De verhuurder erkent de gebreken en is bereid om de herstelwerkzaamheden uit te voeren, maar is afhankelijk van derden. De kantonrechter heeft op 17 juli 2025 in kort geding geoordeeld dat de vordering tot herstel van de gebreken toewijsbaar is, maar de vordering tot schadevergoeding is afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de schadevergoeding in een bodemprocedure een kans van slagen heeft. De huurders hebben een spoedeisend belang bij herstel, gezien de langdurige lekkages in de woning. De kantonrechter heeft bepaald dat Bo-Ex '91 binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de gebreken moet herstellen, conform een deskundigenrapport. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11749539 \ UV EXPL 25-149
Vonnis in kort geding van 17 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] c.s.,
gemachtigde: de heer [gemachtigde] ,
tegen
de stichting STICHTING BO-EX ‘91,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Bo-Ex '91,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juni 2025 met producties;
  • de aanvullende e-mailberichten (met bijlagen) van [eiser sub 1] c.s.;
  • het e-mailbericht van 1 juli 2025 van (de gemachtigde van) Bo-Ex '91 met een brief en producties 1 tot en met 3;
  • de mondelinge behandeling van 2 juli 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van [eiser sub 1] c.s.;
  • de pleitaantekeningen van Bo-Ex '91;
  • het e-mailbericht van 8 juli 2025 van (de gemachtigde van) [eiser sub 1] c.s. met één bijlage.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 2 juli 2025 was namens [eiser sub 1] c.s. de gemachtigde (de zoon van [eiser sub 1] c.s.) aanwezig. Namens Bo-Ex '91 waren aanwezig de heer [A] ( [functie 1] ) en mevrouw [B] ( [functie 2] ), samen met mr. Jeths. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben op elkaar kunnen reageren. Ook hebben zij vragen van de kantonrechter beantwoord. Aan het einde van de mondelinge behandeling hebben partijen verzocht om aanhouding van één week om te proberen tot een minnelijke regeling te komen. Dat is niet gelukt, waarna is bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

[eiser sub 1] c.s. huurt (sinds lange tijd) van Bo-Ex '91 een woning aan de [adres] in [plaats] . In deze woning is sprake van gebreken en [eiser sub 1] c.s. wil dat Bo-Ex '91 herstelwerkzaamheden uitvoert op straffe van een dwangsom. Daarnaast wil [eiser sub 1] c.s. een schadevergoeding van € 22.422,45. Bo-Ex '91 erkent de gebreken en de noodzaak tot het verrichten van herstelwerkzaamheden. Zij wil ook herstelwerkzaamheden uitvoeren, maar is daarvoor afhankelijk van derden. De vordering tot betaling van schadevergoeding wordt betwist. De kantonrechter komt hierna tot de conclusie dat de vordering tot het herstellen van de gebreken toewijsbaar is. Aan [eiser sub 1] c.s. wordt geen schadevergoeding toegekend.

3.De beoordeling

De wijze van indienen van (aanvullende) processtukken door [eiser sub 1] c.s.
3.1.
De kantonrechter heeft alle e-mails (met bijlagen) van de gemachtigde van [eiser sub 1] c.s. aan de stukken van het kort geding toegevoegd, hoewel niet zeker is of al deze berichten ook de gemachtigde van Bo-Ex '91 (tijdig) hebben bereikt. Hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden op de zitting. Voor zover dat volgens Bo-Ex '91 niet voldoende heeft kunnen plaatsvinden, is het oordeel dat zij daardoor niet in haar belangen is geschaad. Dat blijkt uit het hierna volgende.
Het toetsingskader in kort geding
3.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser sub 1] c.s. ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
[eiser sub 1] c.s. heeft een spoedeisend belang
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat er een spoedeisend belang aanwezig is, omdat er sprake is van langdurig aanwezige lekkages/gebreken in de woning van [eiser sub 1] c.s., die moeten worden opgelost. Het spoedeisend belang wordt ook aangenomen ten aanzien van de overige vorderingen, omdat deze samenhangen met de vordering tot het herstel van de gebreken.
Bo-Ex '91 moet ervoor zorgen dat de gebreken aan de woning van [eiser sub 1] c.s. worden hersteld
3.4.
Bo-Ex '91 erkent dat er in de woning van [eiser sub 1] c.s. lekkages aanwezig zijn. Om deze op te lossen is noodzakelijk dat er herstelwerkzaamheden plaatsvinden in de woning van de bovenburen van [eiser sub 1] c.s. Bo-Ex '91 wil hier ook aan meewerken, maar is daarvoor afhankelijk van medewerking van de bovenburen. Bo-Ex '91 betwist daarmee niet dat zij verplicht is om de lekkages in de woning van [eiser sub 1] c.s. te herstellen. Dit betekent dat het voorshands voldoende aannemelijk is dat
in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Bo-Ex '91 herstelwerkzaamheden moet uitvoeren. De vordering van [eiser sub 1] c.s. tot volledig herstel van de gebreken aan de woning van [eiser sub 1] c.s. conform de onafhankelijke rapportages is daarom toewijsbaar. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser sub 1] c.s. toegelicht dat met onafhankelijke rapportages is bedoeld het laatste deskundigenrapport van 13 maart 2025, afkomstig van [onderneming] B.V. Zo heeft Bo-Ex '91 de vordering ook begrepen. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen met verwijzing naar dit specifieke deskundigenrapport.
3.5.
De in de dagvaarding gevorderde termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis acht de kantonrechter een redelijke termijn, zodat deze termijn zal worden toegewezen. Weliswaar heeft [eiser sub 1] c.s. tijdens de mondelinge behandeling verzocht om Bo-Ex '91 te bevelen de herstelwerkzaamheden zo spoedig mogelijk, bij voorkeur per direct, te laten starten, maar dat acht de kantonrechter ondoenlijk. Bo-Ex '91 is immers afhankelijk van de agenda van externen (zoals de aannemer en de bovenburen). Daarnaast is verzocht om te bepalen dat Bo-Ex '91 een passende noodoplossing treft tot aan de start van de definitieve werkzaamheden. Ook die vordering zal worden afgewezen, omdat deze vordering onvoldoende concreet is gemaakt. [eiser sub 1] c.s. heeft niet inzichtelijk gemaakt wat voor passende noodoplossing volgens hem nodig is. En uit het e-mailbericht van 8 juli 2025 is gebleken dat de getroffen noodoplossing door Bo-Ex '91 voor [eiser sub 1] c.s. niet voldoende is geweest.
Aan de vordering tot herstel zal geen dwangsom worden verbonden
3.6.
Op grond van artikel 611a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de kantonrechter op vordering van één van partijen ( [eiser sub 1] c.s.) de wederpartij (Bo-Ex '91) veroordelen tot betaling van een dwangsom voor het geval aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is het niet nodig om aan de vordering tot het verrichten van herstelwerkzaamheden een dwangsom te verbinden als prikkel voor Bo-Ex '91. Er is niet gebleken dat Bo-Ex '91 moedwillig het herstel van de gebreken frustreert. Zij wil immers de herstelwerkzaamheden juist uitvoeren. Dat dit nog niet is gelukt, heeft als reden dat Bo-Ex '91 afhankelijk is van de agenda van de aannemer en van de medewerking van de bovenburen. De kantonrechter acht dit onvoldoende reden om op dit moment een dwangsom op te leggen aan Bo-Ex '91. Het betreft immers externe factoren waar ook Bo-Ex '91 geen invloed op heeft. De gevorderde dwangsom wordt daarom afgewezen. Bo-Ex ’91 dient na dit vonnis wel voortvarend te handelen en voldoende inspanningen te plegen om de medewerking van de bovenburen en de aannemer te verkrijgen.
De vordering tot betaling van een schadevergoeding zal worden afgewezen
3.7.
[eiser sub 1] c.s. vordert een schadevergoeding van € 22.422,45 vanwege volgens hem geleden materiële en immateriële schade. Ter onderbouwing van deze vordering verwijst [eiser sub 1] c.s. naar productie 8. Dit is een eigen opgesteld schadeoverzicht met een aantal onderliggende stukken. Bo-Ex '91 betwist dat deze schadeposten zijn onderbouwd met deugdelijke bewijsstukken en zij voert aan dat de gestelde schade slechts een schatting betreft. De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat dit opgestelde schadeoverzicht onvoldoende onderbouwing is van de gevorderde schadevergoeding. Zo is bijvoorbeeld vermeld dat [eiser sub 1] c.s. 18 maanden elders heeft verbleven, maar facturen daarvan zijn niet overgelegd en evenmin is onderbouwd gesteld dat dit verblijf nodig was vanwege de lekkages. Vervolgens stelt [eiser sub 1] c.s. dat er tientallen uren zijn besteed aan deze kwestie, maar ook dat is verder niet inzichtelijk gemaakt. Bovendien moet met een geldvordering in kort geding terughoudend worden omgegaan, zodat zonder onderbouwing een bedrag vorderen van € 12.000,00 aan immateriële schadevergoeding ook niet aan de orde kan zijn in deze spoedprocedure. De omvang van de gestelde schade (ook van de andere gevorderde posten) kan op basis van de stukken die er nu liggen dus niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld. Om de omvang van de schade te kunnen bepalen, acht de kantonrechter nader onderzoek nodig middels bewijslevering. Maar de kort geding procedure leent zich naar zijn aard niet voor nadere bewijslevering. Dit betekent dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat deze vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. De vordering tot betaling van een schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
3.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser sub 1] c.s. nog aanvullend gevorderd om Bo-Ex '91 te bewegen tot het doen van een redelijk voorstel voor de schadevergoeding. Ook daarvoor is onvoldoende grond. [eiser sub 1] c.s. zal haar schadevordering eerst beter moeten onderbouwen en inzichtelijk maken.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd
3.9.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt Bo-Ex '91 tot volledig herstel van de gebreken aan de woning van [eiser sub 1] c.s., binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, conform de onafhankelijke rapportage van [onderneming] B.V. van 13 maart 2025;
4.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.