ECLI:NL:RBMNE:2025:3541

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/16/593230 / JL RK 25-339
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met medische zorgproblemen

Op 19 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010, die kampt met ernstige medische zorgproblemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de medische behandelingen van het kind stil liggen door een fors samenwerkingsprobleem tussen de moeder en verschillende medische behandelaren. De gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor zes maanden, maar de kinderrechter heeft besloten deze te verlengen voor twee maanden om de situatie nauwlettend te blijven volgen. De kinderrechter heeft grote zorgen over de medische toestand van het kind, dat diabetes type 1 heeft en niet de juiste zorg en begeleiding ontvangt. De moeder heeft aangegeven dat er geen onderling vertrouwen is tussen haar en de medische behandelaren, en dat zij openstaat voor samenwerking, maar dat er problemen zijn met communicatie en het stellen van grenzen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI een belangrijke rol heeft in het hervatten van de medische behandelingen en dat er snel actie ondernomen moet worden om de noodzakelijke zorg voor het kind te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummer: C/16/593230 / JL RK 25-339
Datum uitspraak: 19 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 mei 2025;
  • het bericht van de moeder van 16 juni 2025;
  • het verslag van de Eigenkracht conferentie van 19 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 juni 2025. Daarbij waren de moeder en mevrouw [A] , een vertegenwoordiger van de GI, aanwezig.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft op 7 januari 2025 [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 9 januari 2025 tot 9 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

De GI
4.1.
De GI maakt zich grote zorgen om met name de medische toestand van [minderjarige] .
Ondanks dat zij zich volop heeft ingezet om het gesprek aan te gaan met de ziekenhuizen, de Kinderkliniek en het diabetescentrum is de medische behandeling van [minderjarige] nog altijd niet hervat. De Kinderkliniek zal in een noodsituatie wel medische zorg verlenen aan [minderjarige] , maar de GI wil het zo ver niet laten komen. De reden voor het gebrek aan medische zorg is het samenwerkingsprobleem tussen de moeder en verschillende ziekenhuizen/klinieken. Wat precies het probleem is vindt de GI onduidelijk. De Kinderkliniek heeft forse beschuldigingen richting de moeder geuit, maar dit is verder niet onderbouwd. De situatie is inmiddels zo hoog opgelopen dat de Kinderkliniek lijkt aan te dringen op een uithuisplaatsing. Dit vindt de GI echter niet in het belang van [minderjarige] . Volgens de GI zal [minderjarige] slechter af zijn op een groep, omdat daar onvoldoende structuur en controle is voor een jong en zelf bepalend meisje met diabetes. Daarnaast zijn er ook zorgen over de schoolgang van [minderjarige] . Zij verzuimt veel en zal daarom moeten afstromen. De GI heeft tijdens de zitting verteld dat zij het fijn zou vinden als de volgende zitting de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) ook aanwezig zal zijn, zodat zij mee kunnen denken over hoe het verder moet met de noodzakelijke medische behandelingen voor [minderjarige] .
De moeder
4.2.
De moeder voelt dat er geen onderling vertrouwen is tussen haar en de medische behandelaren van [minderjarige] . De moeder herkent zich grotendeels niet in het beeld dat van haar en [minderjarige] wordt geschetst. Zij stelt zich juist open om mee te werken en om te leren. Het probleem zit er volgens de moeder in dat zij geen mogelijkheid krijgt om vragen te stellen tijdens medische behandelingen. Zo maakt zij zich bijvoorbeeld zorgen over de verschillende hoeveelheden insuline die het ziekenhuis en de Kinderkliniek aan [minderjarige] voorschrijven. Ook vindt de moeder het vaak lastig om [minderjarige] aan te sturen. [minderjarige] is zelfbepalend en dit zorgt voor veel discussie. Wanneer [minderjarige] niet naar school wil is het voor de moeder lastig om in te schatten of dat komt doordat [minderjarige] last heeft van haar diabetes of dat zij een luie puber is op dat moment die geen zin heeft om naar school te gaan. Tot slot heeft de moeder verteld dat het wel beter gaat met de diabetes van [minderjarige] en dat zij om de 2 á 3 uur netjes haar insuline spuit.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van twee maanden en het verzoek voor het overige deel aanhouden tot een nader te bepalen zitting. De kinderrechter is namelijk van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1]
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd, omdat:
  • [minderjarige] nog altijd niet de juiste en noodzakelijk medische behandeling en begeleiding krijgt;
  • de diabetes (type 1) van [minderjarige] nog altijd niet voldoende onder controle is;
  • het de moeder niet lukt om op constructieve wijze samen te werken met de medische behandelaren van [minderjarige] , waardoor de samenwerking al lange tijd stilligt;
  • [minderjarige] zeer zelfbepalend is en zich verschuilt achter haar diabetes;
  • de moeder moeite heeft met het stellen van grenzen voor [minderjarige] ;
  • [minderjarige] een hoog schoolverzuim heeft en haar schoolprestaties hard achteruit zijn gegaan.
5.3.
De kinderrechter heeft er geen vertrouwen in dat bovengenoemde zorgen worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening. De moeder zegt open te staan voor de hulpverlening, maar uit haar handelen blijkt dit niet. De afgelopen periode is zelfs gebleken dat de medische zorgen, ondanks de inspanningen van de GI, binnen het gedwongen kader niet voldoende kunnen worden weggenomen. De kinderrechter ziet met name een duidelijke rol weggelegd voor de GI om nogmaals aan te dringen op het hervatten van de medische behandelingen van [minderjarige] . Gebleken is dat dit de moeder alleen, door een fors samenwerkingsprobleem met verschillende medische behandelaren, op dit moment niet zal lukken.
5.4.
Hoewel is voldaan aan de voorwaarden om de ondertoezichtstelling voor zes maanden te verlengen, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling voor twee maanden verlengen en het verzoek voor het overige deel aanhouden. De kinderrechter wil namelijk blijven monitoren of [minderjarige] weer medische behandeling krijgt voor haar diabetes. Het duurt al veel te lang dat [minderjarige] geen passende medische zorg krijgt en hier moet
zo snel mogelijkverandering in komen. [minderjarige] heeft een aantal levensbedreigende situaties meegemaakt als gevolg van haar diabetes en schommelt nog steeds behoorlijk in haar suikerwaarden.
5.5.
Wat er precies is gebeurd tussen moeder en de behandelaren wat er toe zou hebben geleid dat [minderjarige] geen medische behandeling en begeleiding meer krijgt, is de kinderrechter, net als de GI, niet duidelijk. Hoewel hier geen verzoek over voorligt, wil de kinderrechter toch van de gelegenheid gebruik maken om te benadrukken dat zij op dit moment geen juridische gronden ziet waarop een uithuisplaatsing nodig is. Zij volgt dus ook niet het kennelijke standpunt van het ziekenhuis dat dit een voorwaarde zou moeten zijn voor de medische behandeling en/of begeleiding van een kind met wisselende suikerwaardes. De kinderrechter vreest met de GI dat [minderjarige] op dit moment niet beter af zou zijn op een groep, omdat de ervaring helaas leert dat de situatie daar regelmatig niet ideaal is en er onvoldoende structuur en controle is op haar diabetes. Dit zou wellicht anders kunnen zijn in een pleeggezin, maar dat is, heeft de gezinsvoogd ter zitting gemeld, niet voorhanden. Aan de andere kant ziet de kinderrechter dat de moeder, en het systeem eromheen, wel haar best doet om [minderjarige] hulp en begeleiding bij haar diabetes te bieden.
5.6.
De komende periode is het noodzakelijk dat de GI op zoek gaat naar een ziekenhuis of behandelcentrum dat [minderjarige] kan en wil behandelen. Dit is zeer noodzakelijk en, wat er ook gebeurd is tussen moeder en de behandelaren, [minderjarige] mag daar niet de dupe van worden. Tijdens de zitting is besproken dat het diabetescentrum in Amsterdam misschien mogelijkheden ziet. Deze mogelijkheid dient zo snel mogelijk door de GI onderzocht te worden. Indien de behandeling wordt opgepakt, dan wordt van de moeder en [minderjarige] een open en meewerkende houding verwacht. Zowel de moeder als [minderjarige] zullen dus goed naar het medisch zorgpersoneel moeten luisteren en hun instructies moeten opvolgen. Natuurlijk moet er ook ruimte voor de moeder zijn om vragen te stellen, maar het medisch zorgpersoneel heeft uiteindelijk, zo moet met name moeder zich realiseren, het laatste woord.
5.7.
Naast de zorgen over de diabetesbehandeling zijn er ook zorgen over het zelfbepalende gedrag van [minderjarige] . [minderjarige] heeft een hoog schoolverzuim en lijkt zich soms achter haar diabetes te verschuilen. De moeder vindt het lastig om hiermee om te gaan en gaat vaak in dit gedrag van [minderjarige] mee. Het gevolg hiervan is dat [minderjarige] zoveel school heeft verzuimd dat zij vanaf volgend schooljaar zal afstromen op BBL-niveau en naar een andere school moet. Naar verwachting van de GI zal binnenkort de trauma- en cognitieve gedragstherapie voor [minderjarige] van start gaan, zodat zij aan bovengenoemde zorgen kan werken. Ook is het belangrijk dat de moeder blijft werken aan het stellen van grenzen richting [minderjarige] en als zij hierin vastloopt dit tijdig aangeeft aan de GI.
5.8.
Gelet op de bijzondere omstandigheden ziet de kinderrechter aanleiding om de Raad uit te nodigen voor de nog nader te bepalen zitting, zodat zij de kinderrechter (en de GI) van de advies kan voorzien.
5.9.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 9 september 2025;
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen voor 9 september 2025, tegen welke zitting de GI, de moeder en de Raad dienen te worden opgeroepen;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025 door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. F.M. de Hart als griffier, en op schrift gesteld op 27 juni 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.