ECLI:NL:RBMNE:2025:3568

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
C/16/593267 / FO RK 25-561
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige voogdij in het belang van minderjarigen na overlijden van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2025 een beschikking gegeven over de voorlopige voogdij van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De moeder van de kinderen is op [overlijdensdatum] 2025 overleden, waarna het ouderlijk gezag tot 19 april 2025 door haar werd uitgeoefend. De kinderrechter had eerder op 9 mei 2025 de gecertificeerde instelling (GI) Samen Veilig Midden-Nederland belast met de voorlopige voogdij. Echter, tijdens een zitting op 22 mei 2025 gaf deze GI aan niet bereid te zijn de voogdij op zich te nemen, omdat zij niet de juiste instelling waren voor de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft vervolgens het verzoek aangepast naar de juiste GI, de Jeugd- & Gezinsbeschermers Bussum.

De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:241 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek de beschikking van 9 mei 2025 gewijzigd. De kinderrechter oordeelde dat de voorlopige voogdij aan de Jeugd- & Gezinsbeschermers Bussum moest worden toevertrouwd, omdat deze GI actief is in de regio waar de kinderen hun woonplaats hebben. De kinderrechter benadrukte dat het toevertrouwen van de voogdij aan een GI een kinderbeschermingsmaatregel is en dat de wettelijke bepalingen omtrent bereidverklaringen niet van toepassing zijn op voorlopige voogdij. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en eindigt van rechtswege na drie maanden, tenzij er eerder een verzoek tot wijziging van het gezag wordt ingediend.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/593267 / FO RK 25-561 Datum uitspraak: 25 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over de voorlopige voogdij
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden Nederland, locatie Lelystad,
hierna te noemen de Raad,
Over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2025 in [geboorteplaats 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader], wonend in [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, regio Flevoland,
hierna te noemen de GI.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van 9 mei 2025.
1.2 De mondelinge behandeling heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op 22 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
- [B] namens de GI, via een online Teams-verbinding.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de nicht van de vader om de zitting bij te wonen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] werd tot 19 april 2025 uitgeoefend door de moeder, [de moeder] .
2.2.
De moeder van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is overleden op [overlijdensdatum] 2025.
2.3.
De kinderrechter heeft de GI Samen Veilig Midden-Nederland, regio
Flevoland, bij beschikking van 9 mei 2025 belast met de voorlopige voogdij over de kinderen tot 9 augustus 2025 (tenzij voor het einde van die termijn aan de rechtbank een voorziening in het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is verzocht, dan loopt de voorlopige voogdij door totdat op het verzoek is beslist).
2.4.
Op de zitting van 22 mei 2025 heeft de GI die door de kinderrechter in de beschikking van 9 mei 2025 was belast met de voorlopige voogdij, aangegeven niet bereid te zijn om de voorlopige voogdij op zich te nemen. De GI heeft hiervoor als reden gegeven dat zij niet de aangewezen GI zijn gelet op de inschrijving van de kinderen en dat zij twijfelen aan de doelmatigheid van het verzoek.
2.5.
De Raad heeft op 26 mei 2025 haar verzoek aangepast naar de juiste GI, te weten de Jeugd- & Gezinsbeschermers Bussum.
2.7.
De GI heeft zich op 2 juni 2025 bereid verklaard om de voorlopige voogdij te aanvaarden

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De kinderrechter zal de beschikking van 9 mei 2025 wijzigen en de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers Bussum belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
De motivering
3.2.
De kinderrechter heeft op 22 mei 2025 een mondelinge behandeling gehouden in het kader van het verzoek van de Raad en de daarop volgende spoedbeslissing van de kinderrechter, waarbij de vader, de Raad en de GI te Flevoland zijn gehoord.
3.3.
Tijdens genoemde zitting heeft de GI Flevoland aangegeven niet bereid te zijn de voorlopige voogdij te aanvaarden, omdat zij niet de juiste GI is. Hoewel de vader een postadres in Amsterdam heeft, verblijft hij momenteel feitelijk met de kinderen in [plaats 1] , in het huis van een familielid. De kinderen zijn echter ingeschreven in [plaats 2] , waar de moeder van de kinderen voorheen stond ingeschreven en woonde.
3.4.
De kinderrechter merkt hierover op dat het voorlopig toevertrouwen van de voogdij aan een gecertificeerde instelling een kinderbeschermingsmaatregel is en geen gezagsinvulling. De bepaling over het benodigd zijn van een bereidverklaring zoals genoemd in artikel 1:280 van het Burgerlijk Wetboek (hierna:
BW) is dan ook niet van toepassing op een voorlopige voogdij. Dit volgt uit artikel 1:306a BW. Dit maakt dat sinds de GI Flevoland benoemd is op 9 mei 2025 er sprake is van voorlopige voogdij ondanks het ontbreken van de bereidverklaring.
3.5.
De kinderrechter kan de beschikking van 9 mei 2025 echter wijzigen op grond van artikel 1:241 lid 5 BW. De kinderrechter zal daar in dit geval toe overgaan. Uit de wet volgt dat een minderjarige de woonplaats volgt van hem die het gezag over hem uitoefent en dat wanneer de persoon van wie de woonplaats van het kind afgeleid is overlijdt, deze afgeleide woonplaats blijft bestaan totdat het kind een nieuwe eigen woonplaats verkrijgt.1 De moeder stond tot aan haar overlijden in [plaats 2] ingeschreven en de kinderen ook. Aangezien de kinderen nog steeds in [plaats 2] staan ingeschreven en niet een nieuwe eigen woonplaats hebben verkregen, is [plaats 2] de woonplaats waarbij moet worden aangesloten bij de beantwoording van de vraag welke GI de juiste is om de voorlopige voogdij mee te belasten. De vader heeft op de zitting bovendien verklaard dat hij woonurgentie in [plaats 2] heeft aangevraagd en dat hij voornemens is om zich daar te gaan vestigen met de kinderen. De GI op locatie Bussum is actief in de regio Gooi- en Vechtstreek, waaronder in de gemeente [plaats 2] . De rechtbank vindt het, gelet op het voorgaande, passend dat de voogdij wordt gewijzigd naar een GI in de regio waar de kinderen hun woonplaats hebben op grond van de wet.
1 Artikel 1:12 lid 1 en 5 van het Burgerlijk Wetboek.
3.8.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de eerdere beschikking van 9 mei 2025 inzake voorlopige voogdij wijzigen en het verzoek om de gecertificeerde instelling Jeugd & Gezinsbeschermers Bussum aan te wijzen als voorlopige voogd, toewijzen.
Hierna volgt de beslissing.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
wijzigt de beschikking van 9 mei 2025 in die zin dat de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers Bussum met de voorlopige voogdij over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt belast;
4.2.
stelt vast dat de voorlopige voogdij van rechtswege na drie maanden eindigt,
namelijk op 9 augustus 2025, tenzij voor het einde van die termijn aan de rechtbank een voorziening in het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is verzocht. De voorlopige voogdij loopt dan door totdat op dat verzoek is beslist;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
vraagt de griffie om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025 door mr. L.A. Banga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C. A. Lammertink als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
- degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.