ECLI:NL:RBMNE:2025:3582

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
C/16/581224 / HA ZA 24-475
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van arbodienst voor onjuist advies bedrijfsarts in ziekteverzuimzaak

In deze zaak heeft eiseres, een B.V., een ziekteverzuimverzekering afgesloten bij Interpolis, waarbij gedaagde, een arbodienst, betrokken is voor arbodienstverlening. De kern van het geschil draait om de vraag of de bedrijfsarts van gedaagde onjuist heeft geadviseerd om een werknemer per een bepaalde datum hersteld te melden. De rechtbank oordeelt dat de bedrijfsarts inderdaad onjuist heeft geadviseerd, waardoor gedaagde aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden. De rechtbank wijst op de zorgplicht van de bedrijfsarts en concludeert dat het advies om de werknemer hersteld te melden niet in overeenstemming was met de werkelijke situatie van de werknemer, die nog niet volledig hersteld was. Eiseres heeft als gevolg van dit onjuiste advies loonschade geleden, omdat de WIA-aanvraag van de werknemer niet in behandeling is genomen. De rechtbank kent een schadevergoeding toe aan eiseres, maar past een correctie toe vanwege eigen schuld van eiseres. Uiteindelijk wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 15.788,33, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/581224 / HA ZA 24-475
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. N. Stroil,
tegen
[gedaagde] N.V.,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A.P.E. de Ruiter.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bevat de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 9 september 2024, met (sub)producties 1 – 28;
  • de conclusie van antwoord, met productie 1;
  • de akte overlegging productie van [eiseres] , met productie 29.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 11 maart 2025 plaatsgevonden. Bij deze behandeling waren namens [eiseres] aanwezig de heren [A] en [B] . Zij werden bijgestaan door mr. P. Jannink (kantoorgenoot mr. Stroil). Namens [gedaagde] waren aanwezig de heren [C] en [D] , bijgestaan door mr. De Ruiter. Namens partijen zijn de standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd en voorgedragen. Ook is antwoord gegeven op vragen van de rechtbank. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de behandeling is besproken. Daarop volgt dit vonnis.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft een ziekteverzuimverzekering afgesloten bij Interpolis. Verzekerd is ‘Verzuimmanagement Compleet’. Onderdeel van Verzuimmanagement Compleet is het ‘Basiscontract arbodienstverlening’. In de verzekeringsvoorwaarden staat dat Interpolis voor de arbodienstverlening samenwerkt met [gedaagde] . De vraag die moet worden beantwoord is of de bedrijfsarts van [gedaagde] [eiseres] onjuist heeft geadviseerd om de werknemer van [eiseres] per een bepaalde datum hersteld te melden voor haar eigen werk. Die vraag wordt bevestigend beantwoord. [gedaagde] is aansprakelijk voor de fout van de bedrijfsarts en moet schadevergoeding aan [eiseres] betalen. Op dit bedrag is een correctie toegepast vanwege eigen schuld van [eiseres] .

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
[eiseres] heeft een ziekteverzuimverzekering afgesloten bij Achmea Schadeverzekeringen N.V., mede handelend onder de naam Interpolis (hierna: Interpolis). Verzekerd is ‘Loondoorbetaling eigenrisico Geld’ en ‘Verzuimmanagement Compleet’. Loondoorbetaling eigenrisico Geld verzekert de schade die [eiseres] als werkgever lijdt als zij tijdens de eerste 104 weken van het ziekteverzuim van haar werknemers het loon doorbetaalt. Met Verzuimmanagement Compleet voert het verzuimbureau van Interpolis de verzuimbegeleiding uit. Onderdeel van Verzuimmanagement Compleet is een ‘Basiscontract arbodienstverlening’. In het ‘Verzekeringsbewijs en -voorwaarden’ van Interpolis staat dat [gedaagde] dit basiscontract uitvoert. Bij deze uitvoering maakt [gedaagde] gebruik van haar bedrijfsartsen.
3.2.
In 2023 heeft [eiseres] Interpolis en ‘ [bedrijf] B.V.’ gedagvaard. Zij heeft gevorderd om hen aansprakelijk te oordelen voor (de schade als gevolg van) het onjuiste advies dat de bedrijfsarts van [gedaagde] met betrekking tot de werknemer van [eiseres] heeft gegeven. [eiseres] meent namelijk dat de bedrijfsarts haar ten onrechte heeft geadviseerd om de werknemer hersteld te melden. Hierdoor heeft [eiseres] schade geleden. De werknemer van [eiseres] was namelijk al een kleine twee jaar ziek toen zij op advies van de bedrijfsarts hersteld is gemeld. [eiseres] stelt dat het UWV [1] vanwege deze herstelmelding de WIA-aanvraag [2] voor de werknemer niet in behandeling heeft genomen. De werknemer is na de 28-dagentermijn opnieuw ziek uitgevallen, waardoor voor [eiseres] een nieuwe periode van 104 weken (wachttijd), is aangevangen waarin zij het loon moest doorbetalen. [3] [eiseres] stelt dus loonschade te hebben geleden.
3.3.
In het vonnis van 15 mei 2024 [4] heeft de rechtbank geoordeeld dat de bedrijfsarts onjuist heeft geadviseerd, en dat Interpolis hierdoor is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst. Interpolis is veroordeeld tot betaling van een zeer beperkt bedrag aan schadevergoeding, omdat zij haar schadevergoedingsplicht contractueel heeft beperkt. Verder is geoordeeld dat [eiseres] de onjuiste entiteit heeft gedagvaard: [bedrijf] B.V. in plaats van [gedaagde] . De vorderingen tegen [bedrijf] B.V. zijn afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
De inzet van deze procedure is gelijk aan die van de zaak waarin op 15 mei 2024 vonnis is gewezen. [gedaagde] stelt dat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en dat het rechtszekerheidsbeginsel meebrengt dat in deze procedure aan de inhoud van dat vonnis niet voorbij kan worden gegaan. Voor zover [gedaagde] betoogt dat beslissingen in dat vonnis bindende kracht hebben in deze procedure (gezag van gewijsde), volgt de rechtbank haar niet. Het vonnis is namelijk gewezen tussen andere partijen dan in deze procedure. [5] Daarom zal de rechtbank opnieuw beoordelen of de bedrijfsarts van [gedaagde] onjuist heeft geadviseerd en, zo ja, of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] daardoor stelt te hebben geleden.
De bedrijfsarts heeft onjuist geadviseerd
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de bedrijfsarts van [gedaagde] [eiseres] ten onrechte heeft geadviseerd om de werknemer per 15 oktober 2018 hersteld te melden. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd. Bij deze uitleg is aandacht voor het ziektebeloop van [eiseres] .
Schets ziektebeloop
4.3.
[eiseres] is een familiebedrijf dat zich richt op het organiseren van evenementen en het verzorgen van catering. De betreffende werknemer (hierna: de werknemer) trad op [datum] 1996 in dienst bij [eiseres] . Zij was werkzaam als [functie] en had een dienstverband van 19 uur per week, waarbij ook in de avonden werd gewerkt.
4.4.
De werknemer is op 22 december 2016 ziek gemeld vanwege psychische problematiek. Zij is na deze ziekmelding vrijwel meteen opgenomen in een zorginstelling. Eind januari 2017 heeft het eerste consult plaatsgevonden tussen de werknemer en een verzuimconsulent van [gedaagde] . Medio maart 2017 is de werknemer ontslagen uit de zorginstelling.
4.5.
Op 29 maart 2017 vond het eerste consult plaats tussen de werknemer en [E] ; de bedrijfsarts (in opleiding) van [gedaagde] . [E] stelde vast dat de werknemer door een medische aandoening tijdelijk niet geschikt was om eigen of aangepast werk te verrichten. Hij stelde ook vast dat er beperkingen waren. De prognose was gunstig, al zou het herstel naar verwachting wel maanden tot een half jaar duren. Tijdens de vervolgconsulten, die elke zes weken plaatsvonden tot en met 6 december 2017, bleef dit advies in grote lijnen ongewijzigd.
4.6.
In de periode van 23 oktober 2017 tot 19 december 2017 is de werknemer weer opgenomen in de zorginstelling.
4.7.
Op 24 januari 2018 vond een vervolgconsult plaats tussen de werknemer en [E] . Tijdens dit consult heeft [E] een functionele mogelijkhedenlijst (hierna: FML) opgesteld. In het consultverslag staat onder meer het volgende (met onderstrepingen door de rechtbank):

De betrokkene [werknemer, de rechtbank] is niet geschikt voor eigen werk endit is blijvend. De betrokkene is wel geschikt voor aangepast werk over een aantal weken waarbij er rekening gehouden wordt met haar beperkingen. Zij wordt nog behandeld in het reguliere circuit.Deze beperkingen zijn blijvend.De prognose voor eigen werk is ongunstig en kan zij niet meer aan.De prognose voor een aangepaste functie waarbij er rekening gehouden wordt met haar beperkingen is gunstig en zij heeft over een aantal weken al weer wat mogelijkheden is de verwachting.
Beperkingen
De beperkingen zijn in energie, concentratie, geheugen, prikkels, hectiek, onregelmatigheid, piekbelasting.
Advies
Ik adviseer om een arbeidsdeskundig onderzoek te laten doen.
4.8.
In de FML 2.0 (Inzetbaarheidprofiel) staat onder meer het volgende (met onderstrepingen door de rechtbank):

Specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid
Toelichting: Zij heeft beperkingen in prikkels vooral, zij kan geen hectiek aan en heeft een functie nodig achter de schermen waarin routine matige werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd in regelmatige tijden zonder al te veel druk. Dit zijn blijvende beperkingen. Zij kan ook niet meer in de avond werken waardoor zij haar oude werk niet meer kan doen. Zij kan wel terug keren in aangepast werk in eigen uren mits er werk is waarbij er rekening gehouden wordt met haar beperkingen.
De beperkingen zijn in energie, concentratie, geheugen, prikkels, onregelmatigheid, avond uren werken. Vooral de onregelmatigheid en de prikkels,blijven als beperkingen aanwezigdoorde blijvende medische aandoening. (…)
4.9.
Op 7 maart 2018 vond een vervolgconsult plaats tussen de werknemer en [E] . Tijdens dit consult is vastgesteld dat de werknemer een terugval heeft gehad en door de medische aandoening niet geschikt is voor eigen of aangepast werk. Opvallend was dat [E] noteerde dat de prognose voor eigen werk onzeker, maar niét onmogelijk was.
4.10.
[F] heeft als registerarbeidsdeskundige een onderzoek verricht. Op 22 maart 2018 heeft hij een arbeidsdeskundig rapport (hierna: AD rapport) uitgebracht. In dit rapport staat onder meer het volgende:

Conclusie onderzoek
Op grond van het onderzoek concludeer ik dat:
Het eigen werk is niet passend.
Het eigen werk is niet passend te maken d.m.v. maatregelen en/of voorzieningen.
Er is nu geen passend werk bij de eigen werkgever, op termijn mogelijk wel.
Werknemer heeft re-integratiemogelijkheden voor ander werk.
Advies
Ik adviseer,
  • De bedrijfsarts het verzuim te laten monitoren (…)
  • Een twee sporenbeleid te volgen. Dat wil zeggen, naast de activiteiten in spoor 1 tevens te starten met activiteiten gericht op het vinden van ander passend werk bij een andere werkgever (2e spoor). Dit omdat het nog niet duidelijk is of er duurzaam re-integratieresultaat bij de eigen werkgever zal worden behaald (spoor 1). (…)
5.1
Beschrijving van de oorspronkelijke werkzaamheden
Werknemer is werkzaam als [functie] . (…)
5.3
Kenmerkende functiebelasting in relatie tot de beperkingen
- Aandacht verdelen en vasthouden
- Herinneren
- Werknemer heeft beperkingen voor teveel prikkels. Ze is aangewezen op werkzaamheden achter de schermen, routine matige werkzaamheden, regelmatige tijden
- Werktijden, kan niet meer in de avonden werken (…)
6.1
Beoordeling geschiktheid eigen functie:
Gelet op de met dit onderzoek verzamelde informatie en de beperkingen zoals genoemd in de FML acht ik de functie van leidinggevende snackbaar medewerker met alle taken en deeltaken niet passend.
Wanneer de belasting en belastbaarheid (functie en belastbaarheidprofiel) worden afgezet tegen elkaar, blijkt dat er binnen de eigen functie een overschrijding van de belastbaarheid plaatsvindt op alle aspecten die bij 5.3 worden benoemd.
6.2
Aanpassingen binnen de eigen functie
Nu is vastgesteld, dat de eigen functie niet passend is, is vanuit de Wet verbetering Poortwachter de volgende stap om te bepalen of de functie is aan te passen.
Aanpassing door herverdeling van taken is niet mogelijk. (…)
6.3
Re-integratie in ander passend werk bij de eigen werkgever
Nu is vastgesteld dat de eigen functie niet passend is en ook niet passend te maken, moet vervolgens bij de eigen werkgever gezocht worden naar re-integratiemogelijkheden in ander passend werk (voltooiing re-integratie spoor 1). (…)
Kijkend naar ander werkzaamheden en functies binnen het groter geheel van het bedrijf komen de volgende twee functies als mogelijkheid naar voren:
  • Schoonmaakwerkzaakheden in een kantoorcomplex (…)
  • Keukenhulp (…).
4.11.
Op 25 april 2018 vond een vervolgconsult plaats tussen de werknemer en [E] . Tijdens dit consult is vastgesteld dat de werknemer niet geschikt was voor eigen werk in het volledige aantal uren maar dat zij wel geschikt was voor aangepast werk in minder uren. De prognose voor het eigen werk was ongunstig. [E] adviseerde om spoor 2 in te zetten en de werknemer in spoor 1 niet meer dan 2 uur per week in aangepast werk te laten werken.
4.12.
De werknemer heeft in de weken 10 tot en met 19 van 2018 (maart tot en met medio mei 2018) 2 uur per week eenvoudige keukenwerkzaamheden bij [eiseres] verricht. Het ging om werkzaamheden zoals slaatjes maken, bowl maken en snacks voorbereiden.
4.13.
In week 20 van 2018 heeft de werknemer een ernstige terugval gehad, waarbij zij heeft geprobeerd om zichzelf van het leven te beroven. In de periode van medio mei tot en met medio juni 2018 heeft de werknemer geen re-integratieactiviteiten ondernomen. Begin juni 2018 is de werknemer voor de duur van twee weken opgenomen in een zorginstelling.
4.14.
Op 4 juli 2018 vond een vervolgconsult plaats tussen de werknemer en [E] . [E] stelde vast dat de werknemer niet geschikt was voor haar eigen werk in het volledige aantal uren maar dat zij wel geschikt was voor haar eigen werk in minder uren. [E] heeft geadviseerd om vanaf 16 juli 2018 te starten met een opbouw van het aantal uren.
4.15.
Het verbaasde [eiseres] dat de werknemer tijdens het consult van 4 juli 2018 geschikt werd bevonden voor haar eigen werk, omdat zij in april 2018 nog ongeschikt werd bevonden daarin terug te keren en in de periode daarna nog een terugval heeft gehad. Daarom heeft [eiseres] op 9 augustus 2018 per e-mail aan [E] gevraagd waarom deze keuze is gemaakt en of de werknemer kan opbouwen tot volledig herstel in haar eigen werk. In reactie daarop heeft [E] het volgende geantwoord:

Ik begrijp u verwarring. De betrokkene maakt het onverwacht weer heel goed. Dit is een fijne bijkomstigheid. De behandelingen lijken eindelijk te doen wat ze moeten doen en dat heb ik ingezet met eigen werk. Een AD onderzoek is een moment opname waarin op dat moment gekeken wordt naar de situatie. Deze is daarna vaak nog heel veranderlijk. Aangezien spoor 1 als mogelijkheid altijd benut moet worden als dit gaat heb ik gekozen voor deze re-integratie mogelijkheid.
4.16.
[eiseres] heeft gehoor gegeven aan het advies van [E] om het aantal uren op te bouwen. In vijf weken tijd is opgebouwd tot 8 uur per week waarin de werknemer eenvoudige, aangepaste keukenwerkzaamheden verrichtte. Begin augustus 2018 heeft de werknemer twee weken vakantie opgenomen.
4.17.
Op 15 augustus 2018 vond een vervolgconsult plaats tussen de werknemer en [E] . Volgens het consultverslag doet de werknemer ander werk. In het verslag staat: “
[f]unctie: deels eigen werk/ verder aangepaste tijden.” Volgens [E] was de werknemer geschikt voor aangepast werk in minder uren. Er was nog sprake van beperkingen. [E] adviseerde om spoor 2 stop te zetten, omdat de werknemer bij [eiseres] aangepaste werkzaamheden kon verrichten en deze werkzaamheden kon opbouwen tot 15 uur per week.
4.18.
Op 26 september 2018 vond een vervolgconsult plaats tussen de werknemer en [E] . In het consultverslag staat onder meer het volgende (met onderstrepingen door de rechtbank):

De betrokkene gaat goed en werkt al weer 15 uur in de week.
Zij gaat de komende weken opbouwen naar 19 uur in aangepast/ deels eigen werk.
Ik vernam dat de WIA-aanvraag toch gedaan wordt, omdat zij dan officieel nog niet hersteld is verklaard.
De beperkingen zijn nog in lichte mate in prikkels en concentratie.
De prognose is gunstig dus en zij is hersteld per 15-08-2018in aangepast werkzoals het besproken is in het AD rapport.
Ik adviseer om per week met 2 uur op te bouwen tot aan 19 uur.
Dan is zij dus werkzaam in 19 uur in de week van 08-10-2018 en dus uiteindelijk hersteld per 15-10-2018.
Ik zie haar dan ook niet meer terug op het spreekuur. (…)
Een vervolgafspraak is niet nodig vanwege de 100% werkhervatting inhet eigen werkop korte termijn.
4.19.
[eiseres] heeft op het advies van [E] vertrouwd en de werknemer per 15 oktober 2018 hersteld gemeld. De werknemer heeft op 21 september 2018 een WIA-aanvraag ingediend. Die aanvraag is vanwege de herstelmelding niet in behandeling genomen. Volgens [eiseres] heeft de werknemer in de weken 41 tot en met 52 van 2018 aangepaste werkzaamheden verricht in minder dan haar contracturen en nam zij in de weken 48, 51 en 52 vakantie op. Op 28 december 2018 is de werknemer wederom ziekgemeld, waarna een nieuwe ziekteperiode van twee jaar is begonnen.
Eigen werk?
4.20.
De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of het advies van [E] om de werknemer hersteld te melden, wel zag op het eigen werk van de werknemer.
4.21.
De rechtbank overweegt dat uit de consultverslagen kan worden opgemaakt dat het advies van [E] om de werknemer per 15 oktober 2018 hersteld te melden niet zag op het eigen werk van de werknemer maar op aangepast werk bij [eiseres] . [E] lijkt zich er immers van bewust te zijn geweest dat de werknemer niet het eigen werk verrichtte. Zo staat in het consultverslag van 15 augustus 2018 dat de werknemer “
ander werk” verricht, namelijk “
deels eigen werk/verder aangepaste tijden”. In het consultverslag van 26 september 2018 wordt gesproken over een opbouw naar 19 uur in “
aangepast/deels eigen werk”. Dit strookt ook met de FML en het AD rapport waarin expliciet is geconcludeerd dat de werknemer blijvend ongeschikt is voor haar eigen werk als [functie] .
4.22.
Dat [E] zich hiervan bewust was, blijkt ook wel uit zijn reactie van 17 april 2019 op een bericht van [eiseres] :

De betrokkene was in oktober geschikt voor aangepast werk waarbij er rekening gehouden werd met de beperkingen voor minder uren. Ik heb vernomen destijds van de werkneemster dat u akkoord ging met minder uren in aangepast werk, om dat te zien als een aangepaste functie. Daarmee heb ik gesteld dat zij terug was met u goed bevinden in een aangepast functie in minder uren. Volgens het eerdere AD onderzoek zou er op dat moment sprake zijn van een geslaagde re-integratie in aangepast werk, waarop de hersteld melding volgde.Zij was hersteld voor de aangepaste functie in minder uren. Niet voor eigen werk. U bent daarmee akkoord gegaan destijds. Er is dan ook geen WIA aangevraagd vernam ik. Het ging toen (oktober 2018) heel goed met haar, waardoor ik genoodzaakt was mee te gaan met haar herstel en haar dus met uw goedkeuren hersteld te melden voor het aangepast werk waarbij er rekening gehouden wordt met haar beperkingen in minder uren. Dit kan ik nu niet meer terug draaien. Ik ging er van uit dat zij alleen maar sterker zou worden en geen terugval zou krijgen. Dat dit toch gebeurt is lag toen niet in de verwachtingen en is heel vervelend te noemen, achteraf. Ik kan de hersteld melding niet meer terug draaien.
4.23.
Hoewel uit het voorgaande dus concreet volgt dat de herstelmelding ziet op ander werk bij [eiseres] , althans in ieder geval voor een deel, heeft [E] genoteerd dat sprake is van 100% werkhervatting in het
eigen werk. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] er op heeft mogen vertrouwen dat dit advies daadwerkelijk gold voor het eigen werk. Hij heeft hier in augustus 2018 nog navraag naar gedaan. Toen heeft [E] aan [eiseres] bevestigd dat het hersteltraject zag op hervatting van het eigen werk. Verder is niet gesteld of gebleken dat [eiseres] en de werknemer zijn overeengekomen dat de aangepaste werkzaamheden de nieuwe ‘bedongen arbeid’ is geworden. Bij gebrek aan een dergelijke afspraak, geldt dat herstel alleen mogelijk is voor het eigen werk; de oorspronkelijk bedongen arbeid. De vraag of een werknemer hersteld is, wordt namelijk beoordeeld ten opzichte van de bedongen arbeid. [6]
(on)juist advies herstelmelding eigen werk
4.24.
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of [E] , in de voornoemde situatie, kon adviseren om de werknemer per 15 oktober 2018 volledig hersteld te melden voor het
eigen werk. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
4.25.
Ten eerste staat vast dat het traject in aanloop naar het advies om de werknemer volledig hersteld te melden, moeizaam is verlopen en de nodige schommelingen heeft gekend. Het is nota bene [E] zelf geweest die op 24 januari 2018 in het kader van de FML heeft geschreven dat de werknemer, vanwege de blijvende medische aandoening en daarbij horende blijvende beperkingen, blijvend ongeschikt is voor het eigen werk. Dit oordeel wordt ondersteund door het AD rapport waarin is geconcludeerd dat het eigen werk niet passend is, én evenmin passend te maken. [E] is van dit oordeel teruggekomen. Zo heeft hij op 7 maart 2018 geschreven, overigens kort na een terugval van de werknemer, dat de prognose voor het eigen werk onzeker maar niét onmogelijk was. Volgens [E] is deze ommezwaai te verklaren. Hij heeft toegelicht dat de werknemer het onverwacht weer heel goed maakte en dat het arbeidsdeskundig onderzoek slechts een momentopname is. De rechtbank overweegt dat deze motivering, in het licht van de eerdere conclusies en omstandigheden, mager is en moeilijk te volgen. Vergelijk bijvoorbeeld het AD rapport waarin de arbeidsdeskundige gemotiveerd uiteen heeft gezet dat het eigen werk niet passend is, omdat in de eigen functie een overschrijding van de belastbaarheid plaatsvindt op alle aspecten (beperkingen) die onder 5.3 zijn genoemd.
4.26.
Ook lijkt [E] in zijn advies van 26 september 2018 uit te gaan van een lineair herstelverloop. Uit het hersteladvies volgt niet dat hij zich rekenschap heeft gegeven van het feit dat op iedere periode waarin door de werknemer structureel een aantal uren per week werd gewerkt of het aantal uren werd opgebouwd, een terugval of vakantieperiode volgde. Zo heeft de werknemer in de weken 10 tot en met 19 van 2018 eenvoudige keukenwerkzaamheden verricht maar heeft zij in week 20 een ernstige terugval gehad, waarna zij is opgenomen in de zorginstelling. Vanaf 16 juli 2018 zijn [eiseres] en de werknemer gestart met een opbouw in het aantal uren. Na een periode van vijf weken van opbouw, heeft de werknemer twee weken vakantie opgenomen. Kortom, uit deze voorbeelden blijkt dat aan het hersteladvies geen duurzaam werkhervattingstraject is voorafgegaan.
4.27.
Ondanks dit moeizame verloop, heeft [E] de werknemer hersteld gemeld voor het eigen werk, terwijl de werknemer op de datum van het hersteladvies nota bene nog geen eigen werk verrichtte, althans hooguit slechts voor een deel. Ten tijde van dit advies was nog geen begin gemaakt met de volledige werkhervatting.
In dit gevalhad het op de weg van [E] gelegen om in de periode na 26 september 2018 en voor 15 oktober 2018 bij [eiseres] te verifiëren of de werknemer alweer vol haar eigen werk verrichtte, door de bedongen (avond)uren te werken en de bedongen (leidinggevende) taken uit te voeren. De rechtbank onderstreept dat zij niet een voor de bedrijfsarts algemene verplichting in het leven roept dit tussentijds te verifiëren, maar dit had in deze specifieke omstandigheden wel moeten gebeuren. Dat [E] zich er in dit geval van had moeten vergewissen, wordt onderstreept door [G] , bedrijfsarts die een korte expertise heeft verricht namens DAS Rechtsbijstand (de voormalig gemachtigde van [eiseres] ). [7] Door geen navraag te doen, heeft [E] gemist dat de werknemer op 15 oktober 2018, de datum waarop zij conform het advies weer 19 uur zou moeten werken in eigen werk, nog niet in de avonduren werkte en nog geen leidinggevende taken verrichtte, terwijl dit belangrijke aspecten waren van de bedongen arbeid. Er was dus nog geen sprake van volledig herstel in het eigen werk.
4.28.
Uit het voorgaande volgt dat [E] [eiseres] onjuist heeft geadviseerd. Hij heeft hiermee in strijd gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts mag worden verwacht, door onvoldoende gemotiveerd van koers te wijzigen en de werknemer – zonder voorbehoud – geschikt te vinden voor het eigen werk.
De vraag is of [gedaagde] aansprakelijk is voor deze fout van haar bedrijfsarts.
[gedaagde] is aansprakelijk voor de fout van [E]
4.29.
De rechtbank merkt eerst op dat [eiseres] [gedaagde] , naast Interpolis, aansprakelijk kan stellen, omdat in het verzekeringsbewijs en -voorwaarden geen exclusieve aansprakelijkheidsclausule is opgenomen. [8]
4.30.
[eiseres] stelt primair dat [E] (en daarmee [gedaagde] ) door het onjuist adviseren is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting op grond van het Basiscontract arbodienstverlening. [eiseres] stelt dat zij een verzekeringsovereenkomst met Interpolis heeft gesloten, waarvan het Basiscontract arbodienstverlening deel uitmaakt. Omdat in het verzekeringsbewijs en -voorwaarden staat dat voor deze arbodienstverlening wordt samengewerkt met [gedaagde] meent [eiseres] dat zij, indirect, een overeenkomst heeft gesloten met [gedaagde] . De rechtbank volgt dit standpunt niet. Het is Interpolis die een overeenkomst heeft gesloten met [gedaagde] . Er bestaat geen directe overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] . [E] , en daarmee [gedaagde] , kan dus niet aansprakelijk zijn op grond van wanprestatie. [9]
4.31.
[eiseres] stelt subsidiair dat [E] , en daarmee [gedaagde] , onrechtmatig heeft gehandeld door haar onjuist te adviseren. Dit standpunt wordt gevolgd. Duidelijk mag zijn dat [E] jegens [eiseres] een directe zorgplicht heeft als bedrijfsarts. Door het onjuist adviseren heeft [E] in strijd gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts mag worden verwacht. Er is dus sprake van een onrechtmatige gedraging van [E] jegens [eiseres] . Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de onrechtmatige gedraging van [E] , als haar werknemer.
4.32.
[eiseres] vordert om voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade. Deze vordering wordt afgewezen vanwege een gebrek aan voldoende belang. [10] [eiseres] vordert namelijk ook om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding. Omdat die vordering (deels) zal worden toegewezen, ligt in die veroordeling al besloten dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade.
[eiseres] heeft schade geleden als gevolg van het onjuiste advies
4.33.
[eiseres] stelt dat zij als gevolg van het onjuiste advies om de werknemer hersteld te melden, loonschade heeft geleden. Volgens haar is de WIA-aanvraag van de werknemer niet in behandeling genomen, omdat de werknemer op advies van [E] hersteld is gemeld. De werknemer is vervolgens na de 28-dagentermijn opnieuw uitgevallen, waardoor voor [eiseres] een nieuwe wachttijd van 104 weken is aangevangen waarin zij het loon moest doorbetalen. [eiseres] stelt dat deze schade in causaal verband staat met het advies tot herstelmelding. Indien zij de werknemer niet als hersteld had gemeld, zou het UWV de WIA-aanvraag in behandeling hebben genomen en had zij (waarschijnlijk) geen loon hoeven doorbetalen, aldus [eiseres] .
4.34.
[gedaagde] heeft het voorgaande onvoldoende bestreden. [gedaagde] heeft nog wel naar voren gebracht dat [eiseres] , ondanks de herstelmelding, bezwaar had kunnen maken tegen de beslissing van het UWV om de WIA-aanvraag niet in behandeling te nemen. Op dat betoog komt de rechtbank hierna, bij bespreking van het eigen schuld verweer, terug.
4.35.
De rechtbank volgt [eiseres] in haar betoog over het causaal verband en neemt aan dat een WIA-uitkering was verkregen, als [E] niet onjuist zou hebben geadviseerd en de werknemer dus niet hersteld was gemeld. De rechtbank komt toe aan de beoordeling van de omvang van de schade die [eiseres] heeft geleden en waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is.
[gedaagde] moet schadevergoeding betalen
4.36.
[eiseres] maakt in de eerste plaats aanspraak op een vergoeding voor de salariskosten voor de jaren 2019 en 2020, inclusief werkgeverslasten. Dit betreft volgens [eiseres] een totaalbedrag van € 31.150,67 (€ 17.431,10 + € 13.719,57). Ter onderbouwing heeft [eiseres] de salarisstroken van 2019 en 2020 van de werknemer ingediend. [11] Uit deze stroken volgt, na telling door de rechtbank, dat [eiseres] in 2019 en 2020 € 22.554,76 aan salaris heeft betaald. De rechtbank stelt de schade vast op dit bedrag.
De rechtbank volgt [gedaagde] in haar betoog dat voor wat betreft de werkgeverslasten de schade niet voldoende is onderbouwd. Als die kosten al uit de salarisstroken volgen, hetgeen de rechtbank er niet uit op kan maken, had het op de weg van [eiseres] gelegen dit te onderbouwen. Omdat zij dat niet heeft gedaan, wordt de gevorderde vergoeding voor de werkgeverslasten afgewezen.
4.37.
Verder vordert [eiseres] een vergoeding voor de ziekengeldverzekering voor 2019 en 2020 en kosten [gedaagde] voor 2019 en 2020. Omdat [eiseres] deze kosten niet heeft onderbouwd, en het ook nog maar de vraag is of deze kosten in causaal verband staan tot het onjuiste advies, wordt een vergoeding voor deze schadeposten afgewezen.
4.38.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] in beginsel € 22.554,76 aan schadevergoeding aan [eiseres] moet betalen. De rechtbank zal hierna beoordelen of er aanleiding bestaat om dit bedrag te verlagen vanwege eigen schuld aan de kant van [eiseres] , zoals is betoogd door [gedaagde] . Als de schade namelijk mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [eiseres] kan worden toegerekend (eigen schuld), dan wordt de schade verdeeld tussen [eiseres] en [gedaagde] . Die verdeling gebeurt naar evenredigheid van de mate waarin ieder van hen aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen. [12]
[eiseres] heeft eigen schuld
4.39.
De rechtbank volgt [gedaagde] voor een deel in haar eigenschuld-verweer. Hiervoor is al overwogen dat [eiseres] er op zichzelf op mocht vertrouwen dat het advies voor de herstelmelding zag op het eigen werk. Daarbij staat wel vast dat [eiseres] de aangepaste beoordeling van de geschiktheid van de werknemer voor het eigen werk, opvallend vond. Hij heeft hierover per e-mail vragen gesteld aan [E] . [13] Vervolgens bleek [eiseres] ook in de praktijk dat de werknemer nog niet volledig hersteld was en nog niet het eigen werk verrichtte. Bij deze stand van zaken had het op de weg van [eiseres] gelegen om [E] , althans [gedaagde] , in de periode tussen 26 september 2018 en 15 oktober 2018 erop te attenderen dat er nog geen sprake was van 100% hervatting van het eigen werk en nog eens vraagtekens te plaatsen bij het eerdere advies. Vaststaat immers dat zij op 15 oktober 2018, per wanneer ze hersteld werd gemeld, niet in de avond werkte en geen leiding gaf en zij dus niet hersteld was. De rechtbank oordeelt dat het verloop en de omstandigheden aldus waren, dat [eiseres] weer aan de bel had moeten trekken. [E] had dan, met die informatie, opnieuw naar het verloop en zijn eerdere advies kunnen kijken. De rechtbank overweegt in dit verband dat in situaties als deze samenwerking en afstemming tussen werkgever en bedrijfsarts belangrijk is en dat beide daarin verantwoordelijkheden hebben.
In het kader van de eigen schuld, verwijt [gedaagde] [eiseres] verder dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van het UWV om de WIA-aanvraag niet in behandeling te nemen. Vast is komen te staan dat [eiseres] een WIA-aanvraag heeft ingediend maar het UWV deze aanvraag niet in behandeling heeft genomen, vanwege de herstelmelding. Nog los van het feit dat [eiseres] geen bezwaar heeft kunnen maken, omdat het UWV geen beslissing heeft genomen, overweegt de rechtbank dat ook niet van hem kon worden verwacht dat hij ten aanzien van deze aanvraag meer actie zou ondernemen. Op het moment van de afwijzende reactie van het UWV, lag er namelijk een advies om de werknemer hersteld te melden, waar [eiseres] op mocht vertrouwen en in welk verlengde [eiseres] ook een herstelmelding heeft gedaan. Onder die omstandigheden is een WIA-aanvraag niet reëel en kon ook niet van [eiseres] worden verwacht nogmaals een aanvraag te doen of bezwaar te maken.
4.40.
Omdat [eiseres] wel een verwijt kan worden gemaakt, bepaalt de rechtbank het percentage eigen schuld op 30%. Het bedrag dat [gedaagde] aan schadevergoeding aan [eiseres] moet betalen, wordt dus verminderd met dit percentage. Dit betekent dat [gedaagde] € 15.788,33 aan [eiseres] moet betalen.
[gedaagde] moet de wettelijke rente over het schadevergoedingsbedrag betalen
4.41.
[eiseres] vordert om het bedrag aan schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente, en wel met ingang van 31 augustus 2020. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de wettelijke rente niet betwist. Op grond van de wet is de wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat [gedaagde] met betaling van die vergoeding in verzuim is geraakt. [14] De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen vanaf de gevorderde datum, omdat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt als de verbintenis voortvloeit uit een onrechtmatige daad en de verbintenis niet meteen wordt nagekomen. [15]
[gedaagde] moet een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
4.42.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. [eiseres] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. in dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van € 1.090,66 zal toewijzen.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiseres] betalen
4.43.
[eiseres] heeft gevorderd om [gedaagde] te veroordelen in de daadwerkelijke proceskosten. Volgens [eiseres] is sprake van misbruik van recht [16] aan de kant van [gedaagde] , omdat er al een vonnis ligt waarin is bepaald dat [E] een fout heeft gemaakt en [gedaagde] , zo begrijpt de rechtbank, de zaak niet buiten rechte heeft willen regelen zodat zij [eiseres] dwingt een procedure aan te spannen. [gedaagde] betwist dit standpunt. Het is immers [eiseres] zelf geweest die de onjuiste entiteit heeft gedagvaard. Verder heeft [gedaagde] belang bij het voeren van verweer, en een mogelijke hoger beroepsprocedure. Van misbruik van recht is geen sprake, zodat de vordering tot een werkelijke proceskostenveroordeling wordt afgewezen.
4.44.
Voor een proceskostenveroordeling overeenkomstig de standaardtarieven is wel plaats. [gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,12
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.754,12
4.45.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding van € 15.788,33 , te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 31 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.090,66 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 4.754,12, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich en in het openbaar uitgesproken door mr. J.G. van Ommeren op 23 juli 2025.
5447

Voetnoten

1.Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
2.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3.In het Verzekeringsbewijs en -voorwaarden staat: “
4.Rb Midden-Nederland 15 mei 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:2934.
5.Artikel 236 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
6.Artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
7.Zie productie 15.
8.Zie pagina 14 en 15 van het Verzekeringsbewijs en -voorwaarden.
9.Artikel 6:74 BW.
10.Artikel 3:303 BW.
11.Productie 26.
12.Artikel 6:101 lid 1 BW.
13.Zie productie 9.
14.Artikel 6:119 lid 1 BW.
15.Artikel 6:83 sub b BW.
16.Artikel 3:13 BW.