ECLI:NL:RBMNE:2025:3588
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor VOG aanvraag taxi chauffeurskaart
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor een taxi chauffeurskaart. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 4 maart 2025 afgewezen, waarna verzoeker bezwaar heeft gemaakt en om een voorlopige voorziening heeft verzocht. De zitting vond plaats op 26 juni 2025, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde, mr. S.P.C. Broekmans, aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. R.P. Stehouwer. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geweigerd de VOG af te geven, omdat verzoeker recentelijk in aanraking is gekomen met justitie wegens snelheidsovertredingen, wat een risico vormt voor de veiligheid van anderen in het verkeer. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële gevolgen van de weigering onevenwichtig zijn in verhouding tot het belang van de samenleving bij het weigeren van de VOG. De persoonlijke omstandigheden van verzoeker, waaronder zijn financiële situatie en het feit dat hij in een vennootschap onder firma werkt met zijn echtgenote, zijn niet voldoende om de afwijzing van de VOG te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.