ECLI:NL:RBMNE:2025:359

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
11290569
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake gebreken aan badkamer en vervangende schadevergoeding

In deze zaak hebben [eiser] en [eiseres] een overeenkomst van aanneming van werk gesloten met [gedaagde] voor de verbouwing van hun badkamer. Na de verbouwing zijn er verschillende gebreken geconstateerd, waaronder scheurvorming en lekkages. Na een opleveringskeuring op 15 november 2022, waarbij [gedaagde] aanwezig was, hebben [eiser] en [eiseres] [gedaagde] in gebreke gesteld. Omdat [gedaagde] niet binnen de gestelde termijn reageerde, hebben zij de gebreken door een derde laten herstellen en vorderen zij nu schadevergoeding van [gedaagde]. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] en [eiseres] beoordeeld en vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft een bedrag van € 5.000,00 aan vervangende schadevergoeding toegewezen, evenals € 598,60 aan expertisekosten. De overige vorderingen van [eiser] en [eiseres] zijn afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11290569 \ UC EXPL 24-5966 RJ/58605
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van

1.[eiser] ,2. [eiseres] ,

beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser] en [eiseres] ,
gemachtigde: mr. N. Soellaart,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding van 29 augustus 2024 met producties 1 tot en met 12;
- de conclusie van antwoord van 5 oktober 2024 met bijlagen 1 tot en met 3;
- de akte met aanvullende productie 12 van 2 januari 2025 van [eiser] en [eiseres] ;
- de akte met aanvullende producties 13 en 14 van 9 januari 2025 van [eiser] en [eiseres] ;
- de reactie op productie 12 van [eiser] en [eiseres] en aanvullende bijlagen 1 tot en met 4 van 14 januari 2025 van [gedaagde] .
1.2.
Op 15 januari 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij waren [eiser] en [eiseres] aanwezig, samen met mr. N. Soellaart. [gedaagde] was ook aanwezig, samen met zijn partner, mevrouw [A] .
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] en [eiseres] hebben op 1 december 2020 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten, op grond waarvan [gedaagde] de badkamer van [eiser] en [eiseres] is gaan verbouwen. Gedurende de verbouwing en daarna hebben zich verschillende problemen voorgedaan in de badkamer, zoals scheurvorming in het beton ciré en lekkages. [eiser] en [eiseres] hebben op 15 november 2022 een opleveringskeuring laten plaatsvinden door een derde, waarbij [gedaagde] aanwezig was. Volgens het rapport dat is opgemaakt naar aanleiding van deze keuring heeft de badkamer verschillende gebreken. [eiser] en [eiseres] hebben [gedaagde] op 30 november 2022 in gebreke gesteld en een (laatste) kans gegeven om de gebreken op te lossen. [gedaagde] heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd, waarna [eiser] en [eiseres] de werkzaamheden door een derde ( [bedrijf] ) hebben laten uitvoeren. [eiser] en [eiseres] vorderen in deze procedure in totaal een bedrag van € 24.305,61 aan schadevergoeding van [gedaagde] .

3.De beoordeling

3.1.
De verschillende posten waarvan [eiser] en [eiseres] schadevergoeding vorderen, zullen hierna afzonderlijk (maar in andere volgorde dan gesteld in de dagvaarding) worden beoordeeld.
De kosten van [bedrijf] worden gedeeltelijk toegewezen
3.2.
[eiser] en [eiseres] vorderen € 9.234,51 aan vervangende schadevergoeding. Dit zijn de kosten die [eiser] en [eiseres] hebben gemaakt om de gebreken aan de badkamer door een derde, [bedrijf] , te laten herstellen. Voor toewijzing van vervangende schadevergoeding is vereist dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst, [gedaagde] vervolgens in verzuim is geraakt en [eiser] en [eiseres] aan [gedaagde] hebben medegedeeld dat zij schadevergoeding in plaats van nakoming vorderen.
3.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Als onbetwist staat vast dat er scheuren zijn ontstaan in het beton ciré en er lekkages zijn ontstaan. [gedaagde] heeft het beton ciré al eerder opnieuw aangebracht, waarna er opnieuw een scheur in het beton ciré is ontstaan. De scheur in het beton ciré en het ontstaan van de lekkages maken naar het oordeel van de kantonrechter dat het uitgevoerde werk niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Dat betekent dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eiser] en [eiseres] .
3.4.
Partijen hebben vervolgens afgesproken dat [gedaagde] om de gebreken te herstellen niet opnieuw beton ciré zou aanbrengen, maar de badkamer zou gaan tegelen. [eiser] en [eiseres] hebben [gedaagde] op 30 november 2022 een ingebrekestelling verstuurd, waarin zij [gedaagde] twee weken de tijd geven om met een plan van aanpak te komen. [gedaagde] geeft aan deze ingebrekestelling te hebben ontvangen, maar [gedaagde] heeft niet binnen de termijn van twee weken gereageerd. Omdat [gedaagde] niet binnen deze termijn heeft gereageerd en bovendien pas heeft gereageerd vier weken na het verstrijken van deze termijn, is [gedaagde] in verzuim geraakt. Dat [gedaagde] later wel contact heeft opgenomen met [eiser] en [eiseres] om de tegelzetter in te plannen is te laat, omdat het verzuim toen al was ingetreden.
3.5.
Nadat [gedaagde] in verzuim is geraakt hebben [eiser] en [eiseres] [gedaagde] meermaals aangeschreven om (vervangende) schadevergoeding aan hen te betalen. [gedaagde] stelt de omzettingsverklaring van 18 april 2023 niet te hebben ontvangen, maar [gedaagde] heeft de brief van 28 juni 2023 wel ontvangen. Hierin hebben [eiser] en [eiseres] aan [gedaagde] een termijn van twee weken gegeven om aan hen (onder andere) het bedrag van € 9.234,51 aan schadevergoeding te betalen. Uit deze brief valt af te leiden dat [eiser] en [eiseres] schadevergoeding in plaats van nakoming vorderen. In plaats van de werkzaamheden nog te mogen uitvoeren moet [gedaagde] aan [eiser] en [eiseres] daarom vervangende schadevergoeding betalen.
3.6.
[gedaagde] heeft de hoogte van de gevorderde schadevergoeding betwist. Volgens [gedaagde] had het herstel voor een veel lager bedrag gekund en heeft [bedrijf] veel meer getegeld dan nodig was. Bovendien hebben [eiser] en [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de factuur van [bedrijf] zag op “veel meer dan alleen tegels”, zoals onder meer het verloop van de vloer in de badkamer. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] en [eiseres] [gedaagde] hier niet voor in gebreke hebben gesteld (hem de mogelijkheid niet hebben gegeven om dit gebrek zelf te herstellen). Bovendien hebben [eiser] en [eiseres] maar één pagina van de factuur van [bedrijf] overgelegd, waar alleen de totale kosten van [bedrijf] op staan, zonder vermelding van de werkzaamheden die door [bedrijf] zijn uitgevoerd (productie 8 bij de dagvaarding). De kantonrechter kan dan ook niet nagaan welke werkzaamheden [bedrijf] precies heeft uitgevoerd en of [eiser] en [eiseres] [gedaagde] daar wel eerst voor in gebreke hebben gesteld. Dat betekent dat het totaalbedrag van € 9.234,51 niet toewijsbaar is en de kantonrechter op grond van artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de schade zal schatten. De kantonrechter schat de schade met inachtneming van de stellingen en stukken op een bedrag van totaal € 5.000,00. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
De extra kosten voor beton ciré worden afgewezen
3.7.
[eiser] en [eiseres] willen dat [gedaagde] een bedrag van € 1.360,00 aan hen betaalt, vanwege het verschil in kosten tussen het beton ciré en de wandtegels die uiteindelijk geplaatst zijn. Het is de kantonrechter niet duidelijk wat de juridische grondslag van deze vordering is en [eiser] en [eiseres] hebben dit ook niet onderbouwd. Bovendien hebben [eiser] en [eiseres] uiteindelijk zelf de keuze gemaakt dat zij wandtegels in plaats van beton ciré wilden, terwijl [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat herstel van het beton ciré nog mogelijk was. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
De kosten van de nooddouche worden afgewezen
3.8.
[eiser] en [eiseres] willen dat [gedaagde] een bedrag van € 359,50 aan hen betaalt, vanwege de kosten die zij hebben moeten maken voor het gebruik van een nooddouche. [gedaagde] betwist dat hij deze kosten moet betalen, omdat de nooddouche is geplaatst toen hij met de renovatie begon, er heeft gestaan voordat er problemen met de badkamer ontstonden en [eiser] en [eiseres] zelf voor een nooddouche gekozen hebben. Tegenover deze betwisting had het op de weg van [eiser] en [eiseres] om hun stelling verder te onderbouwen. [eiser] en [eiseres] hebben geen factuur overgelegd van de nooddouche en het is de kantonrechter ook niet duidelijk wanneer en hoe lang deze nooddouche precies nodig is geweest en wat het verband is met de gestelde gebreken. Omdat [eiser] en [eiseres] hun stelling verder niet hebben onderbouwd, wordt deze vordering afgewezen.
De kosten voor nieuwe plinten worden afgewezen
3.9.
[eiser] en [eiseres] vorderen € 198,00 voor de kosten van nieuwe plinten, om de volgens hen slechte afwerking te herstellen tussen de muur en de vloer van de badkamer. De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat [eiser] en [eiseres] niet hebben onderbouwd waarom [gedaagde] deze (materiaal)kosten zou moeten betalen. [eiser] en [eiseres] hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij zelf hebben geopperd om plinten te plaatsen, dat zij ze zouden bestellen en dat [gedaagde] ze vervolgens zou plaatsen. Dit is ook gebeurd. Het is de kantonrechter niet duidelijk waarom [gedaagde] deze (materiaal)kosten zou moeten betalen.
De kosten voor gederfd woongenot worden afgewezen
3.10.
[eiser] en [eiseres] vorderen € 11.625,00 vanwege gederfd woongenot (de kantonrechter begrijpt: immateriële schadevergoeding). De kantonrechter kan zich voorstellen dat de gebreken aan de badkamer voor [eiser] en [eiseres] ongemak hebben opgeleverd, maar voor een immateriële schadevergoeding is geen plaats. Daarvoor zou onder meer nodig zijn dat [gedaagde] de gebreken in het werk expres en met de bedoeling schade toe te brengen aan [eiser] en [eiseres] heeft laten ontstaan. Dat hebben [eiser] en [eiseres] niet gesteld en de kantonrechter ziet ook geen enkele aanwijzing daarvoor. Verder is er geen sprake van lichamelijk letsel van [eiser] en [eiseres] en zijn zij ook niet in hun eer, goede naam of op andere wijze aangetast in hun persoon (zie artikel 6:106 BW). De vordering wordt op dit punt dan ook afgewezen.
De kosten voor vrije dagen worden afgewezen
3.11.
[eiser] en [eiseres] vorderen schadevergoeding van € 930,00 vanwege zes vrije dagen die [eiser] heeft moeten opnemen ten behoeve van de afronding van de badkamer door [bedrijf] . Deze vordering wordt afgewezen als zijnde onvoldoende onderbouwd. [eiser] en [eiseres] hebben niet toegelicht wanneer deze vrije dagen zijn opgenomen, hoe noodzakelijk dat was (kon [eiser] bijvoorbeeld thuiswerken?) en waarom [eiser] en [eiseres] uitgaan van een schadepost van € 150,00 per dag. De vordering wordt dan ook afgewezen.
De expertisekosten worden toegewezen
3.12.
[eiser] en [eiseres] vorderen € 598,60 aan expertisekosten. Deze kosten zijn onderbouwd met een factuur van LoyalExperts (productie 5 bij de dagvaarding). De kantonrechter acht dit redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen dergelijke kosten voor vergoeding in aanmerking. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
De wettelijke rente wordt toegewezen
3.13.
[eiser] en [eiseres] stellen in het lichaam van de dagvaarding dat zij wettelijke rente vorderen vanaf 17 november 2023, maar vorderen in het petitum de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding. De wettelijke rente zal dan ook vanaf 29 augustus 2024 (datum dagvaarding) worden toegewezen.
Geen buitengerechtelijke incassokosten
3.14.
[eiser] en [eiseres] stellen in het lichaam van de dagvaarding dat zij een bedrag van € 1.016,07 aan buitengerechtelijke incassokosten vorderen. De gemachtigde van [eiser] en [eiseres] heeft echter nagelaten om de buitengerechtelijke incassokosten in het petitum te vorderen, zodat de kantonrechter deze kosten niet kan toewijzen.
Conclusie
3.15.
[gedaagde] moet € 5.000,00 aan vervangende schadevergoeding betalen en € 598,60 aan expertisekosten. Dat betekent dat in totaal een bedrag van € 5.598,60 wordt toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.16.
Hoewel een (groot) deel van de vordering wordt afgewezen zijn [eiser] en [eiseres] wel terecht tot dagvaarding overgegaan. Gebleken is immers dat zij een vordering op [gedaagde] hebben (zij het kleinere dan gesteld), die zonder gerechtelijke procedure niet werd betaald. Om die reden zal [gedaagde] in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Maar omdat een (groot) gedeelte van de vordering wordt afgewezen, dient het griffierecht, voor zover dit een bedrag van € 257,00 te boven gaat, als nodeloos veroorzaakt voor rekening van [eiser] en [eiseres] te blijven. Ook het salaris van de gemachtigde is afgestemd op de vordering zoals deze toewijsbaar is gebleken. De proceskosten van [eiser] en [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.209,42
3.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.18.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] en [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.598,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 29 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.209,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.