Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verweerschrift van de man met bijlagen 1 tot en met 10 met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken);
- het verweerschrift van de vrouw op de zelfstandige verzoeken van de man;
- het ouderschapsplan dat beide partijen getekend hebben;
- de brief van 11 mei 2025 van de man met bijlagen 11 tot en met 28;
- de brief van 12 mei 2025 van de vrouw met bijlagen 35 tot en met 49 en aanvullende verzoeken;
- de brief van de man met bijlage 29 en 30;
- de brief van de vrouw met bijlage 50.
2.Waar de procedure over gaat
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats 1] , en
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats 2] .
- de man vanaf heden een bedrag van € 193,- per kind per maand aan de vrouw moet betalen als voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- de man vanaf heden een bedrag van € 558,- per maand moet betalen aan de vrouw als voorlopige bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud.
- een zorgregeling vast te stellen;
- vast te stellen dat de man € 393,50 per kind per maand aan de vrouw moet betalen aan kinderalimentatie en € 1.696,- per maand aan partneralimentatie;
- de man te veroordelen binnen veertien dagen na inschrijving van de echtscheiding de helft van de schuld van € 20.000,- aan de moeder van de vrouw aan de vrouw te voldoen;
- partijen te gelasten hun medewerking te verlenen aan de verkoop van het appartement in Zwitserland en te bepalen dat de netto verkoopopbrengst bij helfte wordt verdeeld tussen partijen;
- partijen te gelasten de rekening bij ABN AMRO met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van beide partijen op te heffen en het saldo bij helfte te delen;
- partijen te veroordelen hun volledige medewerking te verlenen binnen een maand na verkoop van het appartement in Zwitserland aan het opheffen van de rekening bij de Raifaissen Bank in Zwitserland met nummer [nummer 1] op naam van beide partijen en het saldo bij helfte te delen;
- partijen te veroordelen de kosten van de aanschaf van drie nieuwe harde schijven door de vrouw bij helfte te delen;
- de man te veroordelen de inboedelzaken als genoemd in de lijst van productie 29 (dat moet zijn productie 30) aan de vrouw te overhandigen op straffe van een dwangsom;
- de man te veroordelen een bedrag van € 31.985,76 aan de vrouw te voldoen wegens de vergoedingsrechten die de vrouw op grond van de huwelijkse voorwaarden heeft.
- te bepalen dat de vrouw de door haar gemaakte fysieke fotoboeken van de man ontvangt, althans dat deze fotoboeken tussen partijen worden verdeeld;
- de man te veroordelen haar een bedrag te voldoen van € 737,78 zoals gespecificeerd in productie 49.
- het ouderschapsplan aan deze beschikking te hechten;
- een bedrag aan kinderalimentatie vast te stellen;
- te bepalen dat de vrouw aan de man € 2.246,45 moet voldoen inzake de overbedeling van de vrouw ten aanzien van de saldi van de bankrekeningen conform (naar de rechtbank begrijpt) productie 19;
- de vrouw te gelasten haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van het appartement in Zwitserland;
- te bepalen dat de vrouw aan de man € 1.687,50 moet voldoen inzake de kosten die zijn verbonden aan het appartement in Zwitserland en te bepalen dat de vrouw de helft van de openstaande kosten en alle toekomstige posten verbonden aan het appartement in Zwitserland moet voldoen.
3.De beoordeling
- het ouderschapsplan aan deze beschikking hechten;
- een kinderalimentatie vaststellen van € 195,- per kind per maand;
- een partneralimentatie vaststellen van € 643,- per maand;
- zich onbevoegd verklaren te beslissen op de verzoeken die zien op het appartement in Zwitserland;
- de vrouw veroordelen aan de man een bedrag van € 2.246,45 te betalen inzake overbedeling;
- de man veroordelen aan de vrouw een bedrag van € 15.500,- te betalen inzake vergoedingsrechten.
- de zomervakantie start op de vrijdag na school en de wissel vindt plaats op de zaterdag nadat de eerste 3 weken van de zomervakantie zijn verstreken. De ouder bij wie de kinderen de tweede periode van 3 weken verblijven brengt de kinderen op zondag voor dat de kinderen weer naar school gaan naar de andere ouder;
- de herfstvakantie duurt van vrijdag na school tot zondag voordat de kinderen weer naar school gaan. De kinderen worden op zondag naar de ouder gebracht waar de kinderen de week daarvoor niet zijn verbleven.
- de Kerstvakantie start op de laatste dag voor de vakantie na school en de wissel vindt plaats op de zaterdag na de eerste week. De ouder bij wie de kinderen de tweede periode van de Kerstvakantie verblijven brengt de kinderen op zondag voordat de kinderen weer naar school gaan om 12.00 uur naar de andere ouder;
- de Krokusvakantie duurt van vrijdag na school tot zondag voordat de kinderen weer naar school gaan. De kinderen worden op zondag naar de ouder gebracht waar de kinderen de week daarvoor niet zijn verbleven;
- de meivakantie start op de laatste dag voor de vakantie na school en de wissel vindt plaats op de zaterdag na de eerste week. De ouder bij wie de kinderen de tweede periode van de meivakantie verblijven brengt de kinderen op zondag voordat de kinderen weer naar school gaan om 12.00 uur naar de andere ouder;
- als de kinderen door de vakantieregeling vier weken bij dezelfde ouder zullen verblijven, verblijven de kinderen twee dagen bij de andere ouder: óf voorafgaand aan de vakantieregeling van woensdag tot vrijdag óf na de vakantieregeling van zondag tot dinsdag.
bisVerordening (Brussel I
bis)volgt dat deze verordening van toepassing is op ‘burgerlijke en handelszaken’. Het geschil over het appartement vindt zoals gezegd zijn oorsprong in het algemene vermogensrecht en is daarmee een burgerlijke en handelszaak in de zin van Brussel I
bis. Brussel I
bisis dus materieel van toepassing op de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is.
bis(artikel 4) is dat de verordening formeel van toepassing is als een verweerder woonplaats heeft in een lidstaat van de Europese Unie. Artikel 24 van de verordening vormt een uitzondering op deze hoofdregel. Artikel 24 bepaalt de bevoegdheid van de rechter in geschillen over zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende zaken als de onroerende zaak in een EU-lidstaat is gelegen. In dat geval is de rechter van de lidstaat waar het onroerend goed ligt, exclusief bevoegd van het geschil kennis te nemen; de woonplaats van partijen is dan niet relevant.
bisdaarom niet van toepassing; die is immers alleen van toepassing als het onroerend goed
inde EU is gelegen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval echter niet teruggegrepen moet worden op de hoofdregel van artikel 4 van de verordening, maar kent aan artikel 24 reflexwerking toe gelet op het wederkerige karakter van artikel 24 Brussel I
bis. Aangenomen moet worden dat alleen de rechter van de staat waar het onroerend goed gelegen is over zakelijke geschillen kan oordelen. Dat is in dit geval de Zwitserse rechter.
door de andere echtgenoot(in dit geval de man) is aangegaan in verband met de verkrijging van een goed tijdens het huwelijk. De hypotheek is aangegaan door partijen samen en niet alleen door de man. De lening is dus niet
door de andere echtgenootaangegaan. Daarmee valt het vergoedingsrecht niet onder lid 4 van de huwelijkse voorwaarden en wordt de hoogte niet berekend aan de hand van de beleggingsleer, maar betreft het een vergoedingsrecht dat valt onder artikel 4 lid 1 van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank ziet geen reden lid 4 anders uit te leggen, in die zin dat de woorden ‘de andere echtgenoot’ ruimer moeten worden uitgelegd dat daarmee ook ‘de echtgenoten samen’ zijn bedoeld. De vrouw heeft namelijk geen argumenten aangedragen waarom deze bepaling zo gelezen moet worden dat het ook gaat om leningen die partijen gedurende het huwelijk samen zijn aangegaan.
de andere echtgenoot(in dit geval de man) toebehoort. De vrouw heeft echter niet geïnvesteerd in een goed dat (alleen) aan de man toebehoort, maar in de echtelijke woning. Die was van partijen samen. Net als hiervoor (zie rechtsoverweging 3.75.) ziet de rechtbank ook in dit geval geen reden lid 6 anders uit te leggen, in die zin dat het zinsdeel ‘de andere echtgenoot’ ruimer moet worden uitgelegd en dat daarmee ook ‘de echtgenoten samen’ is bedoeld. De vrouw heeft namelijk geen argumenten aangedragen waarom deze bepaling ook voor die laatste situatie geldt.