ECLI:NL:RBMNE:2025:3626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
16/048655-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in PGB-fraudezaak met betrekking tot zorgverzekeraar Zilveren Kruis

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965 in Turkije, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2025 uitspraak gedaan. De zaak betreft PGB-fraude waarbij de verdachte wordt beschuldigd van oplichting van de Sociale Verzekeringsbank, zorgverzekeraar Zilveren Kruis en gemeente Utrecht. De tenlastelegging omvat zowel primair als subsidiair de verdenking van oplichting en medeplichtigheid aan oplichting in de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2018. De rechtbank heeft op 11 juni 2025 de inhoudelijke behandeling van de zaak gehouden, gevolgd door de sluiting op 22 juli 2025. De officier van justitie, mr. M. Mahmoudi, heeft vrijspraak gevorderd, wat door de verdediging werd ondersteund door raadsman mr. C.A. Madern en advocaat mr. H.J. Arnold namens de benadeelde partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de opzet van de verdachte om zich wederrechtelijk te bevoordelen. De verdachte, die de Nederlandse taal niet goed machtig is, heeft verklaard dat hij in goed vertrouwen gegevens van zijn zoon aan de zorgorganisatie heeft verstrekt, zonder te weten dat hij moest controleren of de zorg daadwerkelijk werd geleverd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld en heeft hem vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De benadeelde partij, Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/048655-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2025 (inhoudelijke behandeling) en 22 juli 2025 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Mahmoudi en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.A. Madern, advocaat te Diemen, alsmede hetgeen mr. H.J. Arnold, advocaat te Leiden, namens de benadeelde partij Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:in de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2018 in Utrecht en/of Amersfoort samen met anderen de Sociale Verzekeringsbank en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of gemeente Utrecht heeft opgelicht voor een bedrag van € 265.870,- althans € 155.882,- althans € 138.070 althans € 79.202,- althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde zorg voor budgethouder [A] door middel van het indienen of laten indienen van valse facturen en/of werkbrieven;
Subsidiair:in de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2018 in Utrecht en/of [plaats] medeplichtig is geweest aan het primair ten laste gelegde door aan [onderneming] B.V. (hierna: [onderneming] ) en anderen persoonsgegevens, medische gegevens en DigiD gegevens en code van budgethouder [A] te verstrekken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank verwerpt dit verzoek en zal de officier van justitie ontvankelijk verklaren in de vervolging. Verdachte is gehoord op 31 oktober 2019. Sindsdien zijn 5 jaar en 9 maanden verstreken. De redelijke termijn van 2 jaar waarbinnen een zaak moet worden afgedaan, is daarmee met 3 jaar en 9 maanden overschreden. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] leidt de overschrijding van de redelijke termijn in de regel niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De ouderdom van een zaak maakt op zichzelf niet dat geen sprake meer is van een recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Wel kan het tijdsverloop ertoe hebben geleid dat getuigen en/of verdachte zich niet meer alles kunnen herinneren. De rechtbank zal daarom behoedzaam omgaan met afgelegde verklaringen. Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging, zal zij rekening houden met de overschrijding van de redelijk termijn.
Er zijn verder geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
[onderneming] B.V. (hierna: [onderneming] ) was in de periode van 2014 tot en met begin april 2018 een [.] zorgorganisatie. [B] , [C] en [D] waren werkzaam voor deze organisatie. [onderneming] had verschillende cliënten, budgethouders genoemd, die beschikten over een persoonsgebonden budget (hierna: PGB). De zoon van verdachte, [A] , was een van deze budgethouders.
Bij de vonnissen van 28 november 2019 zijn [onderneming] , [B] , [C] en [D] door deze rechtbank veroordeeld voor fraude met PGB gelden, bestaande uit het medeplegen van valsheid in geschriften, oplichting en witwassen. [2] De valsheid in geschrifte en oplichting bestonden in de kern uit de hierna omschreven handelswijze.
Ter verkrijging van gelden uit hoofde van een PGB werden bij het zorgkantoor, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de zorgverzekeringsmaatschappij, zorgovereenkomsten, verantwoordingsformulieren, declaratieformulieren en facturen ingediend. Op deze documenten werd meer zorg vermeld dan door [onderneming] daadwerkelijk aan de budgethouders werd geleverd. Vervolgens hebben [onderneming] , [B] , [C] en [D] een deel van de ontvangen PGB-gelden, waar geen geleverde zorg tegenover stond, met de budgethouders gedeeld. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat [onderneming] , [B] , [C] en [D] op deze wijze de SVB, het zorgkantoor en de zorgverzekeringsmaatschappijen hebben opgelicht voor een totaalbedrag van € 4.673.959,-.
Dat er PGB-gelden zijn gedeeld met budgethouders (of hun familieleden) blijkt uit lijsten die zijn aangetroffen tijdens een huiszoeking bij [onderneming] . Op deze lijsten, die door de opsporingsinstanties ‘verdeellijsten’ zijn genoemd, staan namen van budgethouders, bedragen en percentages vermeld. Ook zijn er zogenaamde ‘zwarte kasbestanden’ aangetroffen, waarin contante betalingen aan budgethouders zijn bijgehouden. De naam van de zoon van verdachte, [A] , komt voor op deze verdeellijsten en zwarte kasbestanden.
In onderhavige zaak ligt primair de vraag voor of verdachte, in samenwerking met [onderneming] , [B] , [C] en/of [D] , de verschillende betrokken organisaties (de SVB, het zorgkantoor, zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of de gemeente Utrecht) heeft opgelicht. Subsidiair ligt de vraag voor of verdachte medeplichtig is geweest aan voornoemde oplichting. De rechtbank beantwoordt beide vragen ontkennend en zal verdachte vrijspreken van het primair en het subsidiair ten laste gelegde. Hieronder legt de rechtbank uit waarom.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde (medeplegen van oplichting)
Voor een bewezenverklaring van het delict oplichting is nodig dat vast komt te staan dat de verdachte bij zijn handelen het oogmerk heeft gehad om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat de verdachte dit voornoemde oogmerk heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde (medeplichtigheid aan oplichting)
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2° van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf, het zogenaamde gronddelict. De rechtbank moet dus beoordelen of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de oplichting. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat geen sprake is van vol opzet. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte door het aanleveren van de persoons-, medische en DigiD gegevens van [A] aan (medewerkers van) [onderneming] , hetgeen overigens niet ter discussie staat, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daarmee de SVB opgelicht zou worden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte was de gewaarborgde hulp voor het beheer van het PGB van zijn zoon, [A] , die hulpbehoevend was en een PGB ontving. Uit wijziging van de zorgovereenkomst per
1 mei 2017 volgt dat [A] in totaal 30 uur zorg per week ontving van [onderneming] .
Ter zitting heeft verdachte, die de Nederlandse taal niet voldoende machtig is, verklaard dat hij via een collega werd gewezen op het bestaan van [onderneming] . Vervolgens heeft hij een afspraak gemaakt met [B] van [onderneming] , die hem vertelde dat hij via de SVB PGB voor zijn zoon kon regelen. Alle gegevens die nodig waren en waar [B] om vroeg, gaf verdachte aan hem. Verdachte wist niet dat hij, als gewaarborgde hulp, moest controleren of de zorg aan zijn zoon geleverd zou worden. Verdachte heeft nooit facturen ingediend of werkbriefjes ingeleverd. Ook heeft verdachte ontkend dat hij gelden heeft ontvangen van (medewerkers van) [onderneming] . Als verdachte een brief of een e-mail kreeg met betrekking tot het PGB van zijn zoon, dan belde hij [B] . Omdat verdachte de Nederlandse taal beperkt machtig is, trad [B] ook regelmatig voor hem op als tolk. Dit gebeurde ook bij de controleafspraken met het Zilveren Kruis. Verdachte zag dat zijn zoon gelukkig was op de dagbesteding en vertrouwde erop dat [onderneming] alles goed zou regelen.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of verdachte in het kader van de ten behoeve van zijn zoon gesloten zorgovereenkomst met [onderneming] daadwerkelijk financieel is bevoordeeld. De naam van [A] staat weliswaar vermeld op de digitale verdeellijsten en zwarte kasbestanden, die onderdeel vormden van de oplichting waarvoor [onderneming] , [B] , [C] en [D] zijn veroordeeld, maar hieruit volgt niet dat verdachte ook daadwerkelijk bevoordeeld is. Verdachte is stellig in zijn verklaring dat hij geen contante gelden vanuit [onderneming] heeft ontvangen en dit blijkt evenmin uit het onderzoek dat is verricht naar de bankrekeningen op zijn naam. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank verder vast dat zijn zoon, [A] , daadwerkelijk de zorgvorm dagbesteding heeft ontvangen.
De rechtbank ziet dat verdachte de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en gaat ervan uit dat verdachte in goed vertrouwen de persoons-, medische en DigiD-gegevens van zijn zoon aan [onderneming] heeft afgestaan in de veronderstelling dat [onderneming] de gehele zorgverlening, inclusief de administratieve kant daarvan, voor hem zou regelen. Dat is gelet op zijn taak als gewaarborgde hulp van zijn zoon onzorgvuldig en niet juist geweest. Uit het dossier en de door verdachte gegeven verklaring kan de rechtbank echter niet vaststellen dat verdachte daarmee het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de oplichting heeft gehad. Dit betekent dat het tenlastegelegde niet is bewezen en dat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJ

Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 77.840,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Daarnaast vordert benadeelde proceskosten.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Terstegge, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2025.
mr. A. Maas is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en
met 4 april 2018 te Utrecht en/of Amersfoort, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en/of het zorgkantoor zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of gemeente Utrecht heeft/hebben bewogen
tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) (ten behoeve van Persoonsgebonden
Budget), in elk geval van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer)
265.870 euro, althans 155.882 euro, althans 138.070 euro, althans 79.202 euro,
althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of gefactureerde zorg
voor de budgethouder [A] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) met
voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB en/of
zorgkantoor zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of gemeente Utrecht voorgehouden en/of voorgewend dat [onderneming] B.V. voor het/de
(totaal) verantwoorde en/of gedeclareerde en/of gefactureerde (maand)bedrag(en)
aan zorg heeft verleend en/of zou gaan verlenen aan de budgethouder [A] ,
terwijl het voor verdachte en/of zijn mededader(s) duidelijk was dat er geen, althans
(veel) minder zorg aan de budgethouder [A] werd geleverd en/of zou worden
geleverd, en/of
(daartoe) een of meer (gewijzigde) zorgovereenkomst(en) heeft/hebben opgesteld
en/of overlegd aan de SVB en/of een of meer verantwoordingsformulier(en) en/of
een of meer declaratieformulier(en) en/of een of meer factu(u)r(en) en/of een of
meer (onderliggende) werkbrie(f)(v)(en) op naam van [A] heeft/hebben
ingediend en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar de
SVB en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of gemeente Utrecht en/of (aldus) met die/dat zorgovereenkomst(en) en/of
verantwoordingsformulier(en) en/of declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en)
en/of (bijbehorende) werkbrie(f)(v)(en) een Persoonsgebonden Budget op naam
van [A] verantwoord en/of doen verantwoorden en/of gedeclareerd en/of
doen declareren,
waardoor de SVB en/of het zorgkantoor en/fo zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of gemeente Utrecht (telkens) zijn/ is bewogen tot het definitief
toekennen van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was
uitgekeerd en/of de afgifte van het Persoonsgebonden Budget;
(art. 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[onderneming] B.V. en/of (een) of ander(e) perso(o)n(en) op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2018 te
Utrecht en/of Amersfoort, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of gemeente Utrecht heeft/hebben bewogen
tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) (ten behoeve van Persoonsgebonden
Budget), in elk geval van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer)
265.870 euro, althans 155.882 euro, althans 138.070 euro, althans 79.202 euro,
althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of gefactureerde zorg
voor de budgethouder [A] ,
immers heeft/hebben die [onderneming] B.V. en/of (een) of ander(e) perso(o)n(en)
(telkens) met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB
en/of zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of gemeente Utrecht voorgehouden en/of voorgewend dat [onderneming] B.V. voor
het/de (totaal) verantwoorde en/of gedeclareerde en/of gefactureerde
(maand)bedrag(en) aan zorg heeft verleend en/of zou gaan verlenen aan de
budgethouder [A] , terwijl het voor verdachte en/of die [onderneming] B.V.
en/of (een) of ander(e) perso(o)n(en) duidelijk was dat er geen, althans (veel)
minder zorg aan de budgethouder [A] werd geleverd en/of zou worden
geleverd, en/of
(daartoe) een of meer (gewijzigde) zorgovereenkomst(en) heeft/hebben opgesteld
en/of overlegd aan de SVB en/of een of meer declaratieformulier(en) en/of een of
meer factu(u)r(en) en/of een of meer (onderliggende) werkbrie(f)(v)(en) op naam
van [A] heeft/hebben ingediend en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of
doen opsturen bij/naar de SVB en/of het zorgkantoor en/of (aldus) met die/dat
zorgovereenkomst(en) en/of verantwoordingsformulier(en) en/of
declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) en/of (onderliggende) werkbrie(f)(v)(en)
een Persoonsgebonden Budget op naam van [A] verantwoord en/of doen
verantwoorden en/of gedeclareerd en/of doen declareren,
waardoor de SVB en/of het zorgkantoor en/of zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of gemeente Utrecht zijn/is bewogen tot het definitief toekennen
van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de
afgifte van het Persoonsgebonden Budget,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2018 te Utrecht en/of
Amersfoort, althans in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, aan die [onderneming] B.V. en/of (een) ander(e)
perso(o)n(en) onder meer verstrekt:
- persoonsgegevens van de budgethouder [A] en/of
- medische gegevens van de budgethouder [A] en/of
- DigiD gegevens en/of code van de budgethouder [A] en/of
heeft hij, verdachte, actief bewerkstelligd dat de budgethouder [A] geen,
althans (veel) minder zorg van die [onderneming] zou ontvangen;
(art. 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht,
art. 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art. 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492.