ECLI:NL:RBMNE:2025:3629

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
16/049202-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in PGB-fraudezaak met zorgverzekeraar Zilveren Kruis

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1957, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2025 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vermeende PGB-fraude waarbij de verdachte samen met anderen zorgverzekeraar Zilveren Kruis zou hebben opgelicht voor een bedrag van € 55.093,-. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een inhoudelijke behandeling op 11 juni 2025 en de sluiting op 22 juli 2025. De officier van justitie, mr. M. Mahmoudi, stelde dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in contact is gekomen met de zorgorganisatie [onderneming] via een kennis en dat hij de administratie van het PGB-budget van zijn vrouw beheerde. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte het opzet had om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. De verdachte wordt vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De benadeelde partij, Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van de tenlastelegging wordt vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering, tot op heden begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/049202-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2025 (inhoudelijke behandeling) en 22 juli 2025 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Mahmoudi en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, alsmede hetgeen mr. H.J. Arnold, advocaat te Leiden, namens de benadeelde partij Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:in de periode van 23 november 2016 tot en met 30 september 2017 in Utrecht samen met anderen zorgverzekeraar Zilveren Kruis heeft opgelicht voor een bedrag van € 55.093,- althans € 23.220,- althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde zorg voor budgethouder [A] , door middel van het indienen of laten indienen van valse facturen en/of werkbrieven;
Subsidiair:in de periode van 23 november 2016 tot en met 30 september 2017 in Utrecht medeplichtig is geweest aan het primair ten laste gelegde door aan [onderneming] B.V. (hierna: [onderneming] ) en anderen persoonsgegevens, medische gegevens en DigiD gegevens en code van budgethouder [A] te verstrekken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Op het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2025 (inhoudelijke behandeling) heeft de verdediging een preliminair verweer gevoerd en verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 11 juni 2025 dit verweer verworpen. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen:
Verdachte is gehoord op 30 juli 2018 en sindsdien zijn bijna 7 jaar verstreken. De redelijke termijn waarbinnen een zaak moet worden afgedaan is daarmee met bijna 5 jaar verstreken. Volgens vaste jurisprudentie leidt de overschrijding van de redelijke termijn in de regel niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De ouderdom van een zaak maakt op zichzelf niet dat geen sprake meer is van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Wel kan het tijdsverloop ertoe leiden dat getuigen en/of verdachte zich niet meer alles kunnen herinneren. De verdediging heeft echter niet verzocht tot het horen van getuigen, waardoor zij in die zin niet in haar verdediging is geschaad. De rechtbank zal wel behoedzaam omgaan met de afgelegde verklaring(en) van verdachte en als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging, zal zij rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Er zijn verder geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
[onderneming] was in de periode van 2014 tot en met begin april 2018 een [.] zorgorganisatie. [B] , [C] en [D] waren werkzaam voor deze organisatie. [onderneming] had verschillende cliënten, budgethouders genoemd, die beschikten over een persoonsgebonden budget (hierna: PGB). De echtgenoot van verdachte, [A] , was een van deze budgethouders.
Bij de vonnissen van 28 november 2019 zijn [onderneming] , [B] , [C] en [D] door deze rechtbank veroordeeld voor fraude met PGB gelden, bestaande uit het medeplegen van valsheid in geschriften, oplichting en witwassen. [1] De valsheid in geschrifte en oplichting bestonden in de kern uit de hierna omschreven handelswijze.
Ter verkrijging van gelden uit hoofde van een PGB werden bij het zorgkantoor, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de zorgverzekeringsmaatschappijen, zorgovereenkomsten, verantwoordingsformulieren, declaratieformulieren en facturen ingediend. Op deze documenten werd meer zorg vermeld dan door [onderneming] daadwerkelijk aan de budgethouders werd geleverd. Vervolgens hebben [onderneming] , [B] , [C] en [D] een deel van de ontvangen PGB-gelden, waar geen geleverde zorg tegenover stond, met de budgethouders gedeeld. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat [onderneming] , [B] , [C] en [D] op deze wijze de SVB, het zorgkantoor en de zorgverzekeringsmaatschappijen hebben opgelicht voor een totaalbedrag van € 4.673.959,-.
Dat er PGB-gelden zijn gedeeld met budgethouders (of hun familieleden) blijkt uit lijsten die zijn aangetroffen tijdens een huiszoeking bij [onderneming] . Op deze lijsten, die door de opsporingsinstanties ‘verdeellijsten’ zijn genoemd, staan namen van budgethouders, bedragen en percentages vermeld. Ook zijn er zogenaamde ‘zwarte kasbestanden’ aangetroffen, waarin contante betalingen aan budgethouders zijn bijgehouden. De naam van de echtgenoot van verdachte, [A] , komt voor op deze verdeellijsten en zwarte kasbestanden.
Vrijspraak van het ten laste gelegde
In onderhavige zaak ligt primair de vraag voor of verdachte, in samenwerking met [onderneming] , [B] , [C] en/of [D] , de verschillende betrokken organisaties (de SVB, het zorgkantoor, zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of de gemeente Utrecht) heeft opgelicht. Subsidiair ligt de vraag voor of verdachte medeplichtig is geweest aan voornoemde oplichting. De rechtbank beantwoordt beide vragen ontkennend en zal verdachte vrijspreken van het primair en het subsidiair ten laste gelegde. Hieronder legt de rechtbank uit waarom.
Verdachte heeft tegenover de Inspectie SZW en ter zitting verklaard dat hij in contact is gekomen met [onderneming] via een kennis. Verdachte was op zoek naar een zorgverlener waar zijn dochter, medeverdachte [medeverdachte] , gecontracteerd kon worden en vanuit die hoedanigheid zorg kon verlenen aan zijn vrouw, haar moeder. Bij [onderneming] was dat mogelijk.
In het dossier bevindt zich een zorgovereenkomst van 10 november 2016 tussen [A] en [onderneming] . In de zorgovereenkomst is overeengekomen dat er persoonlijke verzorging wordt geleverd en dat [onderneming] achteraf factureert tegen een uurtarief van € 38,76.
Uit het aanvraagformulier PGB van 23 november 2016 volgt dat gevraagd wordt om 35 uur persoonlijke verzorging per week voor [A] .
Medeverdachte [medeverdachte] is per 1 januari 2017 in dienst getreden bij [onderneming] voor 30 uur per week. In die hoedanigheid zou zij zorg gaan verlenen aan haar moeder. Voor haar werkzaamheden ontving zij een brutosalaris van € 1.381,90 per maand. Het is opmerkelijk dat het aantal uren waarvoor medeverdachte [medeverdachte] in dienst trad bij [onderneming] afwijkt van het aantal uren persoonlijke verzorging dat voor [A] was aangevraagd terwijl afgesproken was dat in eerste instantie alleen zij de zorg voor haar moeder zou verlenen.
Rond mei 2017 is medeverdachte [medeverdachte] met zwangerschapsverlof gegaan. Vanaf dat moment hebben andere medewerkers van [onderneming] de zorg voor [A] op zich genomen. Uit de verklaringen van die medewerkers volgt echter niet dat zij persoonlijke verzorging hebben verleend.
Verdachte heeft verklaard dat hij het PGB-budget van zijn vrouw, budgethouder [A] , beheerde. Ook heeft hij verklaard dat hij de administratie had uitbesteed aan [onderneming] , maar dat hij wel de controle wilde houden over de financiën en hij er in die zin tussen wilde blijven zitten. Zilveren Kruis maakte daarom het geld over naar verdachte en die boekte het door naar [onderneming] . De facturen die verdachte van [onderneming] ontving, diende hij in bij het Zilveren Kruis. De rechtbank stelt daarmee vast dat verdachte zicht had op de hoogte van de uitgekeerde bedragen. Dat roept vragen op. Verdachte zag dus dat er bijvoorbeeld in december 2016 en maart 2017 € 6.662,40 werd gefactureerd door [onderneming] , terwijl zijn dochter flink minder ontving voor haar werkzaamheden. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij niet wist hoeveel zijn dochter verdiende.
Verdachte heeft verder ontkend gelden van [onderneming] te hebben ontvangen. De rechtbank kan uit het dossier niet afleiden of verdachte, in het kader van de zorgovereenkomst die [A] met [onderneming] heeft afgesloten, daadwerkelijk financieel is bevoordeeld. De naam van [A] staat weliswaar vermeld op de digitale verdeellijsten en zwarte kasbestanden, die onderdeel vormden van de oplichting waarvoor [onderneming] , [B] , [C] en [D] zijn veroordeeld, maar hieruit volgt niet dat ook verdachte bevoordeeld is. Dit blijkt in ieder geval niet uit het onderzoek dat is verricht naar de bankrekeningen op zijn naam of op naam van medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte wordt ook niet genoemd in het dossier als persoon aan wie door of namens [onderneming] (contante) betalingen moeten worden gedaan.
Hoewel het dossier vragen oproept, zijn die vragen naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat er getwijfeld moet worden aan de verklaring die verdachte heeft gegeven over zijn relatie tot [onderneming] en de wijze waarop de financiële kant van de zorg tussen hem en [onderneming] werd afgewikkeld. Dit betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte het voor oplichting vereiste oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (voor het primair ten laste gelegde) dan wel opzet op de medeplichtigheid daartoe (voor het subsidiair ten laste gelegde) heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

5.BENADEELDE PARTIJ

Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 55.286,82. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Daarnaast vordert benadeelde proceskosten.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2025.
mr. A. Maas is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 november 2016
tot en met 30 september 2017 te Utrecht en/of Nieuwegein, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
zorgverzekeraar Zilveren Kruis heeft/hebben bewogen tot afgifte van een of meer
geldbedrag(en) (ten behoeve van Persoonsgebonden Budget), in elk geval van enig
goed, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 55.093 euro, althans 23.220
euro, althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of gefactureerde
zorg voor de budgethouder [A] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) met
voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan zorgverzekeraar Zilveren Kruis
voorgehouden en/of voorgewend dat [onderneming] B.V. voor het/de (totaal)
verantwoorde en/of gedeclareerde en/of gefactureerde (maand)bedrag(en) aan zorg
heeft verleend en/of zou gaan verlenen aan de budgethouder [A]
[A] , terwijl het voor verdachte en/of zijn mededader(s) duidelijk was dat er
geen, althans (veel) minder zorg aan de budgethouder [A] werd
geleverd en/of zou worden geleverd, en/of
(daartoe) een of meer factu(u)r(en) en/of een of meer (onderliggende)
werkbrie(f)(v)(en) op naam van [A] heeft/hebben ingediend
en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar
zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of (aldus) met die/dat factu(u)r(en) en/of
(bijbehorende) werkbrie(f)(v)(en) een Persoonsgebonden Budget op naam van [A]
[A] verantwoord en/of doen verantwoorden en/of gedeclareerd
en/of doen declareren,
waardoor zorgverzekeraar Zilveren Kruis (telkens) is bewogen tot het definitief
toekennen van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was
uitgekeerd en/of de afgifte van het Persoonsgebonden Budget;
(art. 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[onderneming] B.V. en/of [medeverdachte] en/of (een) of ander(e) perso(o)n(en)
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 november 2016 tot
en met 30 september 2017 te Utrecht en/of Nieuwegein, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
zorgverzekeraar Zilveren Kruis heeft/hebben bewogen tot afgifte van een of meer
geldbedrag(en) (ten behoeve van Persoonsgebonden Budget), in elk geval van enig
goed, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 55.093 euro, althans 23.220
euro, althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of gefactureerde
zorg voor de budgethouder [A] ,
immers heeft/hebben die [onderneming] B.V. en/of [medeverdachte] en/of (een)
of ander(e) perso(o)n(en) (telkens) met voornoemd oogmerk – zakelijk
weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de
waarheid aan zorgverzekeraar Zilveren Kruis voorgehouden en/of voorgewend dat
[onderneming] B.V. voor het/de (totaal) verantwoorde en/of gedeclareerde en/of
gefactureerde (maand)bedrag(en) aan zorg heeft verleend en/of zou gaan verlenen
aan de budgethouder [A] , terwijl het voor verdachte en/of die
[onderneming] B.V. en/of [medeverdachte] en/of (een) of ander(e) perso(o)n(en)
duidelijk was dat er geen, althans (veel) minder zorg aan de budgethouder [A]
[A] werd geleverd en/of zou worden geleverd, en/of
(daartoe) een of meer factu(u)r(en) en/of een of meer (onderliggende)
werkbrie(f)(v)(en) op naam van [A] heeft/hebben ingediend
en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar
zorgverzekeraar Zilveren Kruis en/of (aldus) met die/dat factu(u)r(en) en/of
(onderliggende) werkbrie(f)(v)(en) een Persoonsgebonden Budget op naam van [A]
[A] verantwoord en/of doen verantwoorden en/of gedeclareerd
en/of doen declareren,
waardoor zorgverzekeraar Zilveren Kruis is bewogen tot het definitief toekennen
van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de
afgifte van het Persoonsgebonden Budget,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 23 november 2016 tot en met 30 september 2017 te
Utrecht en/of Nieuwegein, althans in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, aan die [onderneming] B.V. en/of (een) ander(e)
perso(o)n(en) onder meer verstrekt:
- persoonsgegevens van de budgethouder [A] en/of
- medische gegevens van de budgethouder [A] en/of
- DigiD gegevens en/of code van de budgethouder [A] en/of
heeft hij, verdachte, actief bewerkstelligd dat de budgethouder [A]
[A] geen, althans (veel) minder zorg van die [onderneming] zou
ontvangen;
(art. 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht,
art. 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art. 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten