ECLI:NL:RBMNE:2025:3677

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
16.106940.23; 16.078018.23 en 16.157661.23 (gev. ttz) en 08.073443.22 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor seksueel misbruik en straatroven

Op 22 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De verdachte is veroordeeld voor een reeks ernstige feiten, waaronder seksueel misbruik van twee minderjarige slachtoffers en meerdere straatroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2006, als minderjarig wordt beschouwd en heeft rekening gehouden met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid. De feiten omvatten het seksueel binnendringen van een minderjarige, ontuchtige handelingen en geweldpleging tijdens straatroven. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 24 dagen opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en een werkstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de ouders van de verdachte civielrechtelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de schade. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd om de begeleiding van de verdachte te waarborgen, gezien zijn psychische problemen en de noodzaak voor hulp en ondersteuning.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.106940.23; 16.078018.23 en 16.157661.23 (gev. ttz) en 08.073443.22 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2006] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 8 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen
  • [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. D. Wiedeman, advocaat te Amsterdam, alsmede
  • de advocaat van benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort en
  • mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland namens benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte] :
Parketnummer 16.106940.23
Feit 1
in de periode gelegen tussen 1 januari 2020 tot en met 30 maart 2020 in Almere met [slachtoffer 1] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] , te weten het brengen/houden van verdachte zijn penis in de anus van [slachtoffer 1] ;
Feit 2
in de periode gelegen tussen 1 januari 2019 tot en met 9 november 2022 in Almere met [slachtoffer 3] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 3] , te weten het brengen/houden van verdachte zijn penis in de anus van [slachtoffer 3] ;
Feit 3
in de periode gelegen tussen 1 januari 2019 tot en met 9 november 2022 in Almere met [slachtoffer 3] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meerdere ontuchtige handelingen gepleegd, die mede bestonden uit het brengen/houden/drukken van verdachte zijn penis in/ tegen het gezicht van [slachtoffer 3] en tegen/in de anus van [slachtoffer 3] ;
Parketnummer 16.078018.23
op 18 maart 2023 in Almere [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem een of meermalen in het gezicht te slaan en/of te stompen;
Parketnummer 16.157661.23
Feit 1
op 26 juni 2023 in Lelystad, samen met een (of meer) ander(en), verschillende goederen van [slachtoffer 4] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] ;
Feit 2
op 26 juni 2023 in Lelystad, te weten aan de Voorstraat, samen met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen een onbekend gebleven persoon door met de fiets tegen deze persoon aan te botsen en/of een of meerdere malen te slaan;
Feit 3
op 26 juni 2023 in Lelystad, samen met een (of meer) ander(en), heeft geprobeerd om een elektrische fiets van [slachtoffer 5] te stelen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] ;
Feit 4
op 26 juni 2023 in Lelystad, samen met een (of meer) ander(en), verschillende goederen van [slachtoffer 6] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] ;
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.106940.23, 16.078018.23 en 16.157661.23 tenlastegelegde feiten respectievelijk als feiten 1 tot met 3, feit 4 en de feiten 5 tot en met 8.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
[verdachte] dient te worden vrijgesproken van het onder feit 4 tenlastegelegde nu uit het dossier volgt dat [verdachte] door aangever bij zijn kraag werd gepakt en naar beneden werd getrokken, waarna [verdachte] een klap uitdeelde. [verdachte] heeft hiermee uit zelfverdediging gehandeld, waardoor hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt.
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde feiten wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
Het betoog komt er in de kern op neer dat de verklaringen van aangevers als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt gezien de vele inconsistenties, en daarnaast onvoldoende steun vinden in overige bewijsmiddelen. Wanneer de rechtbank de verklaringen van aangevers wel voldoende betrouwbaar oordeelt, dan verzoekt de raadsvrouw subsidiair verdachte vrij te spreken van de feiten 1 en 2 nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het binnendringen van het lichaam. Verdachte moet verder partieel worden vrijgesproken van feit 3 nu niet bewezen kan worden dat verdachte gedurende de gehele tenlastegelegde periode meerdere ontuchtige handelingen heeft verricht. De raadsvrouw heeft daarnaast vrijspraak bepleit van het onder 4 tenlastegelegde. Verdachte werd door meerdere personen aangevallen waardoor sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Verdachte heeft vervolgens een klap uitgedeeld en daarmee een van zijn aanvallers geraakt. Verdachte komt hiermee een geslaagd beroep op noodweer toe, waardoor vrijspraak dient te volgen.
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien bewezenverklaring van de feiten 5 tot en met 8 aan het oordeel van de rechtbank nu [verdachte] deze feiten heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3: inleidend
De rechtbank moet onderzoeken of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de verwijten die verdachte worden gemaakt.
De eerste vraag, die ook in onderhavige zaak aan de orde komt, is of de verklaring van het slachtoffer telkens voldoende betrouwbaar is. Als dat zo is, geldt vervolgens het kader van het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Daaruit volgt dat een bewezenverklaring niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De rechtbank moet dus vaststellen of er voldoende steunbewijs is, afkomstig van een andere bron dan het slachtoffer. In zedenzaken is het bewijs vaak dun gezaaid, maar kunnen betrouwbare verklaringen van het slachtoffer, in combinatie met enige mate van steunbewijs wel voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren. Tussen die verklaring en het steunbewijs mag het verband niet te ver verwijderd zijn. Ten slotte moet de rechtbank, indien er steunbewijs ligt, de vraag beantwoorden of er contra-indicaties in het dossier aanwezig zijn voor een bewezenverklaring.
In onderhavige zaak oordeelt de rechtbank dat er genoeg bewijs is voor het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] (feit 1) en één ontuchtige handeling bij [slachtoffer 3] (feit 3), en zal de rechtbank vrijspreken van het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 3] (feit 2).
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
Een
proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende, zakelijk weergeven: [2]
Vorige week maandag was mijn zoontje op school en kreeg ik te horen via een ouder
( [getuige 1] ) van het vriendje van mijn zoon dat onze kinderen te maken hebben gehad met seksueel misbruik 3 jaar geleden. [slachtoffer 1] hoorde mij aan de telefoon
gastouder en seksueel misbruik zeggen en de naam [verdachte] . Toen zei [slachtoffer 1] gelijk "ja mama dat heeft hij gedaan, met zijn piemel in mijn billen". [slachtoffer 1] brak toen gelijk en begon te huilen en te gillen. Ik heb later aan [slachtoffer 1] gevraagd of hij mij nog iets wilde vertellen. [slachtoffer 1] vertelde dat hij daarna bloed had en dat hij nog steeds bloed heeft bij zijn ontlasting. De kinderarts zegt dat hij mogelijk door het misbruik last van zijn sluitspier heeft gekregen. Ik vroeg later of [slachtoffer 1] nog wat wilde vertellen hij zei, " Hij heeft het vaker geprobeerd, maar ik zei dat ik het niet wilde".
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [getuige 1] , namens haar zoon [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), inhoudende, zakelijk weergegeven: [3]
V: Waar is het gebeurd?
A: [adres] te [woonplaats] . Daar woonde de gastouder destijds.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: 1/1/2020 tot 30/03/2020.
V: Hoe oud was [slachtoffer 1] in die periode?
A: Hij was 8 jaar
V: Tegen wie heeft [slachtoffer 1] nog meer verteld wat er gebeurd zou zijn?
A: [slachtoffer 3]
V: Welke seksuele handelingen zou [verdachte] volgens jou, bij [slachtoffer 1] gedaan hebben?
A: Anale seks denk ik ja...
V: Waarom denk je dat?
A: Omdat mij kind dat heeft gezegd. Met de piemel in mijn billen.
V: Hoe vaak zou dat gebeurd kunnen zijn geweest?
A: Ik heb dat ook gevraagd. Hij zei 1 keer.
Een
proces-verbaal uitwerking studioverhoorvan [slachtoffer 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
V: Je zei dat hij in bed met zijn piemel in jouw bil ging, vertel mij daar eens alles over.
A: Ik zat op de PlayStation. Hij zei wil je snoep? Ik zei ja. Hij zei daar moet je iets voor doen. Toen ging hij dat doen. Toen moest ik op het bed gaan liggen. Ik zag niks omdat ik met m’n hoofd op het bed lag. Toen trok hij m’n broek uit en had hij hem er in gezet. Toen rende ik gelijk naar de badkamer en had ik bloed. Toen had ik het weggeveegd en ik ging huilen. Toen ging ik ook m’n tranen afvegen en toen was ik naar beneden gegaan en mocht ik het tegen niemand zeggen anders zou hij het nog een keer doen. Toen ben ik naar buiten gerend. Bij de deur ging ik daar wachten en toen was ik weer naar binnen gegaan en deed is alsof er niets was gebeurd. Toen ging ik naar huis en heb ik ook niks gezegd.
V: Wanneer is dat gebeurd?
A: Drie jaar geleden.
V: Weet je nog op wat voor dag het was?
A: Nee maar het was niet in een weekend maar op een schooldag.
V: Hoe weet je dat het drie jaar geleden was?
A: Ik was 8 jaar oud en ik had net mijn telefoon.
V: Toen vertelde je, hij deed je broek uit. Vertel daar eens over?
A: Hij deed het snel.
V: Hoe ging dat?
A: Het was een best wel zware broek want het was niet zo goed mijn maat dus hij zakte al een beetje. Toen heeft hij het uitgedaan. Gewoon naar beneden trekken.
V: Tot waar?
0: Getuige wijst tot net boven zijn knieën.
V: Hoe was de rest van jouw lichaam, plat op het bed, of.
A: Ik was eigenlijk op de vloer. Mijn gezicht was op het bed. Ik zat op m’n knieën.
V: Waar was [verdachte] ?
A: Achter mij ook op zijn knieën want hij is best wel lang. Als in een grote jongen.
V: Toen hij hem er in deed zei hij toen wat?
A: Nee.
V: Heeft [verdachte] daarvoor of er na nog iets gezegd?
A: Dat als ik het zei dat hij het nog een keer deed
V: Hoe stopte het?
A: Hij had hem heel diep gedaan daarom had ik bloed denk ik
V: Hoe kwam het dat het stopte?
A: Weet ik niet meer
V: Weet je het echt niet?
A: Beetje moeilijk om te vertellen
V: Ik vind niks gek he, vaak vinden mensen het spannend om geheimpjes te vertellen.
A: Hij had hem er uit gedaan omdat ik schreeuwde een beetje.
V: Toen hij hem er uit had gedaan had jij zijn piemel toen gezien?
A: Ja hij was lang en groot verder niks
V: Dan is de piemel er uit en dan ga jij naar de badkamer he, waar zie jij dan het
bloed?
A: Ik had pijn en toen ging ik vegen in mijn bil. Toen zag ik bloed op het papier.
V: Toen die piemel in je billen was geweest had je er toen last van?
A: Als ik moest poepen dan had ik bloed.
V: Wanneer kwam het moment dat je bedacht
A: Toen ik m’n vriend had gebeld.
V: Wie is die vriend?
A: Mijn beste vriend, [slachtoffer 3] .
V: Want toen dit gebeurde he van die piemel in jouw bil, waren andere mensen bij?
A: Nee.
V: Hebben andere mensen jou kunnen horen?
A: Nee.
Een
proces-verbaal van uitwerking studioverhoorvan [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), inhoudende, zakelijk weergegeven: [5]
V: En hoe weet je dat dit allemaal met [slachtoffer 1] is gebeurd?
A: Van zijn tollie in zijn bil stoppen heeft hij aan mij verteld.
V: Hoe lang is het geleden dat hij het heeft verteld?
A: Hij heeft het me gelijk verteld.
Bewijsoverweging feit 1
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]
is als getuige gehoord tijdens een studioverhoor bij de politie. In dat verhoor heeft [slachtoffer 1] consequent, concreet en gedetailleerd verklaard over seksuele handelingen die verdachte bij hem heeft verricht. Ook heeft hij gedetailleerd verklaard over plaats, moment en manier waarop het misbruik plaatsvond, te weten in de slaapkamer van [verdachte] , waarbij [slachtoffer 1] op zijn knieën op de grond zat en met zijn hoofd op het bed lag.
De betrouwbaarheid van zijn verklaring kan weliswaar niet worden getoetst aan de hand van andere getuigenverklaringen die hij heeft afgelegd – nu deze er niet zijn – maar wel is hij consequent in wat hij op verschillende momenten heeft verteld. In het ‘informatief gesprek zeden’ en de uiteindelijke aangifte, waar [slachtoffer 1] zelf niet bij aanwezig is geweest, verklaarde zijn moeder kort over de ontuchtige handelingen waarover [slachtoffer 1] haar heeft verteld. Haar verklaringen sluiten aan bij de inhoud van het studioverhoor van [slachtoffer 1] .
De rechtbank heeft in het dossier en wat ter terechtzitting is besproken geen aanknopingspunten gevonden waaruit valt af te leiden dat [slachtoffer 1] enig motief zou hebben om verdachte vals te beschuldigen. De rechtbank ziet gezien het voorafgaande geen redenen om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen en zal zijn verklaring als uitgangspunt nemen.
Steunbewijs
De rechtbank overweegt dat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen de verklaring van [slachtoffer 1] op specifieke punten steun dient te vinden in ander bewijsmateriaal, zodat zijn verklaring niet op zichzelf staat maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Ondersteunend bewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] vindt de rechtbank in het volgende.
Uit de verklaringen van de moeder van [slachtoffer 1] volgt dat zij op 6 maart 2023 tijdens een telefoongesprek met de moeder van [slachtoffer 3] vernam dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] een aantal jaren geleden te maken hebben gehad met seksueel misbruik. Tijdens dat telefoongesprek kwam [slachtoffer 1] thuis van school en hoorde zijn moeder spreken over gastouder, seksueel misbruik en [verdachte] . [slachtoffer 1] zei toen direct dat het klopte en dat [verdachte] zijn piemel in zijn billen had gedaan. De moeder van [slachtoffer 1] verklaart ook over de emoties van [slachtoffer 1] tijdens deze ‘disclosure’. Zij heeft waargenomen dat [slachtoffer 1] direct ‘brak’ toen hij over het seksueel misbruik vertelde, en begon te huilen en gillen. Op grond van deze beschrijving oordeelt de rechtbank de door moeder waargenomen emotie van [slachtoffer 1] authentiek.
Verder heeft moeder later van [slachtoffer 1] vernomen dat hij na het seksueel misbruik bloed aan zijn anus had en dat hij nog steeds last had van bloedverlies. [slachtoffer 1] is door een kinderarts onderzocht die, aldus de verklaring van moeder, heeft aangegeven dat [slachtoffer 1] door het misbruik mogelijk last heeft gekregen van zijn kringspier. Hoewel het dossier geen medisch stuk bevat waaruit volgt dat [slachtoffer 1] daadwerkelijk door een kinderarts is onderzocht op het bloedverlies, draagt dit wel bij aan de overtuiging dat [slachtoffer 1] daadwerkelijk seksueel is misbruikt zoals ten laste is gelegd.
Ook hecht de rechtbank waarde aan de verklaring van [slachtoffer 3] dat hij kort na het incident van [slachtoffer 1] heeft vernomen dat [verdachte] zijn tollie in zijn bil heeft gestopt en dat [slachtoffer 1] daarna bloed had. Beide aspecten komen terug in de verklaring van [slachtoffer 1] en de verklaring van zijn moeder.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, waarbij bovendien geen sprake is van een te ver verwijderd verband tussen zijn verklaring en het steunbewijs. Ook bevat het dossier geen contra-indicaties voor de verklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht daarom het onder 1 tenlastegelegde, gelet op de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak feit 2
Verklaring [slachtoffer 3]
heeft als getuige een verklaring afgelegd tijdens een studioverhoor bij de politie en verteld over gebeurtenissen in de tenlastegelegde periode. Hij heeft – kort gezegd – verklaard dat hij in door [verdachte] seksueel misbruikt werd. Zo zou [verdachte] gedurende deze periode onder andere meerdere malen hebben geprobeerd om zijn penis in de anus van [slachtoffer 3] te brengen.
De rechtbank stelt vast dat dat de verklaring van [slachtoffer 3] over de seksuele handelingen niet consistent is. Zo verklaart [slachtoffer 3] aan het begin van het studioverhoor dat [verdachte] zijn geslachtsdeel uit zijn broek haalde en in de anus van [slachtoffer 3] wilde stoppen, waarna [slachtoffer 3] gelijk opstond. Later in het verhoor zegt [slachtoffer 3] dit opnieuw, maar merkt hij op dat hij voelde dat het puntje van het geslachtsdeel van [verdachte] in zijn bil is geweest. Op de vraag van de verbalisant hoe vaak [verdachte] zijn geslachtsdeel in de billen van [slachtoffer 3] heeft gestopt of heeft geprobeerd te stoppen, antwoordt [slachtoffer 3] dat het een keer bijna is gebeurd en dat [verdachte] het de andere keren heeft geprobeerd.
Steunbewijs
Ten aanzien van de vraag naar steunbewijs stelt de rechtbank het volgende vast. [slachtoffer 3] heeft zijn moeder verteld over seksueel misbruik door [verdachte] , zo verklaart zijn moeder bij de politie. [verdachte] zou de broek van [slachtoffer 3] naar beneden hebben gedaan en [slachtoffer 3] hebben omgedraaid om hem anaal te kunnen penetreren. De moeder van [slachtoffer 3] verklaart echter ook dat zij niet weet of dit echt is gebeurd. Op de vraag van de verbalisant of moeder heeft gehoord waarom [slachtoffer 3] dacht dat [verdachte] hem anaal wilde penetreren, antwoordt moeder ontkennend. [6] De verklaring van de moeder van [slachtoffer 3] kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet als steunbewijs dienen, nu hieruit niet volgt dat er daadwerkelijk sprake is geweest van seksueel binnendringen. Uit de verklaring van moeder blijkt evenmin hoe de ‘disclosure’ van [slachtoffer 3] is verlopen. Onduidelijk is op welke manier [slachtoffer 3] zijn moeder over het seksueel misbruik heeft verteld en welke emoties hij hierbij vertoonde. De rechtbank stelt vast dat het dossier, naast de verklaring van zijn moeder, geen andere mogelijke bewijsmiddelen bevat die steun kunnen geven aan de verklaring van [slachtoffer 3] .
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3] over het seksueel binnendringen onvoldoende consistent is en deze verklaring onvoldoende bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. [verdachte] zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 3
Een
proces-verbaal van uitwerking studioverhoorvan [slachtoffer 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [7]
Free recall
[verdachte] heeft [slachtoffer 3] achtervolgd in de bus en in de bus heeft [verdachte] zijn
geslachtsdeel uit zijn broek gehaald en op het been van [slachtoffer 3] gezet. [slachtoffer 3] was
toen met een meisje en zij zag alles wat er gebeurde.
V: Jij vertelde ook nog dat je in de bus was en dat hij toen zijn geslachtsdeel op
jouw been legde. En dat daar een meisje bij was. Ik ben vergeten te vragen wie zij
is?
A: [getuige 2] .
Een
proces-verbaal van getuigenverhoor, houdende de verklaring van [getuige 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven, dat: [8]
- Ze van school naar de bus liep samen met [slachtoffer 3] .
- Er een jongen, waarvan zij de naam niet meer weet, achter [slachtoffer 3] aan ging
rennen.
- Ze samen met [slachtoffer 3] in bus M7 of M8 zat toen diezelfde jongen ook weer de
bus binnenkwam.
- De jongen met [slachtoffer 3] begon te praten.
- Zij bij het station Almere CS uitstapte.
- Zij hierna nog even achterom keek.
- De deuren van de bus toen nog openstonden.
- Zij toen zag dat de piemel van de jongen uit zijn broek was.
- De jongen een beetje hurkte en zijn piemel op [slachtoffer 3] 's been zette.
- Zij het, de dag nadat het gebeurd was, ook aan haar moeder verteld heeft.
Verbalisanten hebben de moeder van getuige onderweg naar het bureau nog even teruggebeld. Moeder heeft de telefoon voorts op speaker gezet voor getuige. Wij hebben moeder gevraagd of zij kon herleiden wanneer getuige aan haar verteld had over het incident in de bus. Moeder verklaarde voorts dat:
- Zij aan de hand van haar agenda denkt dat getuige het op 21 maart jl. aan haar verteld heeft.
- Dat het dan de 20e maart gebeurd zou moeten zijn.
Tijdens dit telefoongesprek herinnerde getuige zich opeens de naam van de betreffende jongen. De naam van de betreffende jongen " [verdachte] " is.
Bewijsoverweging feit 3
Verklaring [slachtoffer 3]
Zoals hierboven vermeld is [slachtoffer 3] één keer door de politie gehoord tijdens een zogenaamd studioverhoor. [slachtoffer 3] heeft toen, behalve over het seksueel binnendringen, ook verklaard over diverse andere seksuele handelingen door [verdachte] . Zo heeft [slachtoffer 3] verklaard dat [verdachte] iedere keer naakt voor [slachtoffer 3] ging staan. Ook zou [verdachte] zijn geslachtsdeel diverse keren uit zijn broek hebben gehaald en deze tegen het gezicht van [slachtoffer 3] hebben gehouden.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 3] ten aanzien van deze seksuele handelingen over het algemeen niet heel concreet en gedetailleerd is. Zo blijkt niet waar in de woning het seksueel misbruik zich zou hebben voorgedaan, wanneer het misbruik zich voordeed en wat de frequentie van het misbruik was.
[slachtoffer 3] heeft ook verklaard dat [verdachte] zijn geslachtsdeel op het been van [slachtoffer 3] heeft gelegd toen zij beiden in de bus zaten. Hierover vertelt hij de nodige details, zoals de aanwezigheid van de getuige [getuige 2] , en het feit dat [verdachte] de pinpas en telefoon van [slachtoffer 3] zou hebben afgepakt en door de bus gegooid. Ten aanzien van deze gebeurtenis oordeelt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer 3] wel voldoende concreet en gedetailleerd is en bovendien, zoals hierna zal blijken, verifieerbaar.
Steunbewijs
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde al geconcludeerd dat het seksueel binnendringen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden nu de verklaring van [slachtoffer 3] niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. De rechtbank stelt vast dat onder 3 het seksueel binnendringen op exact dezelfde manier ten laste is gelegd, waardoor verdachte eveneens van dit gedachtestreepje zal worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bekeken of er voldoende steunbewijs is voor de overige tenlastegelegde handelingen.
Uit de verklaring van de moeder van [slachtoffer 3] volgt dat [slachtoffer 3] haar heeft verteld dat [verdachte] zijn geslachtsdeel tegen zijn gezicht heeft gehouden. Zij kan echter niet aangeven hoe dat precies is gegaan omdat [slachtoffer 3] haar dat niet heeft verteld. De moeder van [slachtoffer 3] heeft verder niets verklaard over andere tenlastegelegde seksuele handelingen. Ook niet over de frequentie van seksueel misbruik en waar het misbruik zich precies heeft afgespeeld. Ook hier komt de rechtbank tot de conclusie dat naast de verklaring van de moeder van [slachtoffer 3] het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat die steun kunnen geven aan de verklaring van [slachtoffer 3] .
De rechtbank vindt echter wel steunbewijs voor het door hem beschreven incident in de bus en wel in de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige 2] . Zo heeft [getuige 2] verklaard dat zij heeft gezien dat de piemel van een jongen, waarvan zij zich later kan herinneren dat de jongen [verdachte] heet, uit zijn broek was, hij vervolgens hurkte en zijn piemel op het been van [slachtoffer 3] legt. Dit sluit aan bij de verklaring van [slachtoffer 3] op dit punt. Daarbij heeft [getuige 2] verklaard dat zij het aan haar moeder heeft verteld, die dit heeft bevestigd. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 2] .
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] in de bus zijn geslachtsdeel op het been van [slachtoffer 3] heeft gelegd. De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van de overige onder 3 tenlastegelegde gedachtestreepjes nu de verklaring van [slachtoffer 3] onvoldoende concreet en gedetailleerd is, en er hiervoor ook te weinig steunbewijs is.
Vrijspraak feit 4
De rechtbank is met – de officier van justitie en de raadsvrouw – op basis van de inhoud van het procesdossier van oordeel dat verdachte in het kader van zelfverdediging aangever een klap heeft gegeven toen hij werd belaagd. Hiermee is voldoende aannemelijk geworden dat verdachte vanuit een noodweersituatie heeft gehandeld. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feiten 5 tot en met 8
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 4] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [9]
Op 26 juni 2023 fietste ik in de richting van het Hanzepark in Lelystad. Ter hoogte van het speeltuintje liepen ongeveer 5 jongens op het voetpad naast het fietspad. Ik zag toen op het moment dat ik langs deze jongens fietste, dat een van de jongens
een sinaasappel naar mij gooide. Toen zag ik dat een van de jongens een pistool op
mij richtte. Ik zag dat er water uit het pistool kwam. Ik schrok hier enorm van. Toen kwam er een van de jongens op mij af en die schopte tegen mijn hoofd en rechter bovenbeen. Hierna ben ik weggekomen en ben ik door gefietst richting het
Hanzepark. Ter hoogte van de woningen richting het Hanzepark voelde ik dat er aan mijn fiets getrokken werd. Toen ik tot stilstand kwam werden er nog meer sinaasappels naar mij gegooid en werd er nog meer water op mij gespoten met het waterpistool. Hierna voelde ik dat er aan mijn rugtas werd getrokken en dat ik weer tegen mijn hoofd heb geschopt. Ik voelde dat mijn rugzak van mijn rug af ging. Toen heb ik mijn fiets op de grond gegooid en ben ik weggerend. Toen zag dat de jongens weg waren en dat mijn fiets en tas er nog lagen. Ik keek toen in mijn tas en zag dat mijn laptop weg was.
Een
proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever,houdende de verklaring van [slachtoffer 4] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [10]
De langste jongen die begon mij te trappen. Deze jongen had een zwarte jas met gele rits aan en een groene joggingsbroek en hij droeg een pet.
Een
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van [medeverdachte 3] , inhoudende zakelijk weergegeven: [11]
lk zag dat zijn fiets werd vastgepakt en dat zijn rugtas werd gepakt. Die werd van die
jongen afgepakt. Ik was daar met [B] , [verdachte] , [medeverdachte 1] , [C] en [D] . [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben het gedaan. Volgens mij heeft die grote jongen, [verdachte] , die jongen met de fiets geschopt.
Een
proces-verbaal van bevindingen, camerabeelden vechtpartij Voorstraat, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [12]
Ik zie veel jongeren op de stoep/weg staan en ik zie 1 blanke jongen in een wit t shirt. Ook zie ik een kleine jongen welke een donkere huidskleur heeft en zwart kort
kroeshaar. Ik zie dat hij op de blanke jongen afloopt en met zijn rechterbeen tegen het linkerbeen van de blanke jongen probeert te trappen. Deze jongen wordt door collega [verbalisant 3] herkend als zijnde [medeverdachte 1] . Ook zie ik nog een jongen die van zijn fiets af stapt. Ik kan hem als volgt omschrijven: donkere huidskleur, zwarte pet, bril op, donkere kleding en schoenen, blauwe mountainbike. Ik zie dat deze jongen naar de twee bovengenoemde jongens kijkt en dan gelijk van de fiets afstapt en in de richting van de twee jongens gaat. De langere jongen met de donkere huidskleur wordt door collega [verbalisant 3] herkend als zijnde [verdachte] .
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 5] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [13]
Op maandag 26 juni 2023 reed ik rond 17.25 al fietsend op het fietspad aan de [adres] in [woonplaats] . Ik zag ter hoogte van kerk De Hoeksteen dezelfde groep jongens staan als die kort daarvoor de DBA speeltuin op kwamen lopen. Ik had geen fijn gevoel bij de jongens. Ik zag dat, toen ik persoon 1 die op het fietspad stond, wilde passeren, hij naar mij toe kwam gerend. Ik zag dat hij mij vanuit het niks met beide handen een harde duw gaf tegen mijn rechter schouder aan. Als gevolg van de duw viel ik van mijn fiets af. Ik was op dat moment erg geschrokken van de duw. Ik zag dat persoon 1 tussen mij en de fiets bleef staan. Ik zag dat een andere jongen op dat moment probeerde op mijn fiets te gaan zitten. Ik probeerde de fiets te pakken. Ik zag dat persoon 1 de pet die hij op had, van zijn hoofd af haalde. Ik zag dat hij dit met zijn rechter hand deed. Ik zag dat hij mij met de pet één keer hard in mijn gezicht sloeg. Ik probeerde op dat moment de fiets bij persoon 2 weg te trekken. Ik pakte de fiets bij het stuur beet. Ik zag dat persoon 1 mij vervolgens een vuistslag in
mijn gezicht, links naast mijn neus gaf. Ik voelde op dat moment een stekende pijn in
mijn gezicht. Ik kon vervolgens snel op mijn fiets stappen, de motor van de elektrische fiets aanzetten en wegfietsen.
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 6] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [14]
Op maandag 26 juni 2023, omstreeks 19.00 uur, fietste ik op het fietspad op de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat er een grotere jongen, hierna jongen 1 genoemd, op het fietspad liep. Ik zag dat er een kleinere jongen, hierna jongen 2 genoemd, nog op de stoep liep. Ik stopte met fietsen. Ik zag dat jongen 1 naar mij toe kwam lopen. Ik zag en voelde dat hij mijn schoudertas opende. Mijn schoudertas is een open tas de niet met een rits of iets dergelijks is afgesloten. Ik hoorde dat jongen 1 vroeg: “ wat heb je in je tas?". Ik zag dat hij mijn tas helemaal doorzocht met zijn handen. Ik vertelde dat hij moest stoppen en dat hij mij met rust moest laten. Ik zag dat jongen 1 mijn telefoon uit mijn tas pakte. Ik zag dat hij wegliep met mijn telefoon. Ondertussen zag ik dat jongen 2 naar mij toe kwam lopen. Ik voelde en zag dat hij mijn schoudertas over mijn hoofd probeerde te trekken. Ik vertelde dat hij mij met rust moest laten. Ik pakte mijn tas bij de schouderband vast. Ik voelde en zag dat jongen 2 nog steeds aan mijn tas trok. Ik zag dat de tas scheurde bij de schouderband. Ik verloor hierdoor de kracht om mijn tas vast te houden. Ik hoorde dat jongen 2 zei: "waarom maak je mijn tas kapot?". Ik voelde dat de band van de tas uit mijn handen glipte. Ik zag dat jongen 2 mijn tas vast had en ook wegliep van mij.
Een
proces-verbaal van bevindingen, betreffende de bij verdachte aangetroffen telefoon, opgemaakt bij verbalisant [verbalisant 4] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [15]
Wij hadden een melding gekregen van een straatroof aan de Botter te Lelystad. Hierbij had ik verdachte [verdachte] aangehouden. Ik keek vervolgens in zijn tas en zag daar een zwarte Apple iPhone. Ik pakte de telefoon en zag dat deze was uitgeschakeld. Op het politie bureau heeft collega van [verbalisant 5] van de MD2211 de telefoon aan de aangever laten zien en dit betrof de gestolen telefoon.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [16]
V: Wat vertelde [medeverdachte 3] precies?
A: We hebben iemand in elkaar geslagen en zijn laptop geraced. Geraced betekend gestolen.
V: Wat is [medeverdachte 3] zijn achternaam?
A: [medeverdachte 3] , ik weet het niet 100% zeker.
Vechtpartij Voorstraat
Toen zijn wij naar de Jumbo aan de Voorstraat gegaan. Daar waren [verdachte] en [medeverdachte 1] .
[verdachte] en [medeverdachte 1] fietsten achter een jongen aan. Wij gingen ook in die richting. Ik zag dat [medeverdachte 1] achter een jongen aan fietste. [medeverdachte 1] probeerde een beetje ruzie met hem te zoeken. Volgens mij zijn er toen klappen gevallen. [verdachte] reed heel hard met zijn eigen fiets tegen die van de jongen aan. Toen kwam het stukje van het filmpje. Dat [medeverdachte 1] klappen aan die jongen wilde geven. [medeverdachte 1] heeft hem ook meerdere klappen gegeven.
Poging beroving Schouw
V: Wat gebeurde er op de Schouw?
A: Wij liepen richting het kruispunt ter hoogte van [adres] . Daar kwam een jongen aan fietsen. Ik zag dat [verdachte] die jongen van zijn fiets af trok en probeerde [medeverdachte 1] zijn fiets mee te nemen. Ik hoorde de jongen zeggen " Nee niet doen". Ik zag dat hij zijn fiets weer oppakte en weg fietste.
Beroving bij de Plus in de Botter
V: Wat kan jij vertellen wat daar is gebeurd?
A: We zouden terug lopen naar onze fietsen door de Botter, ik weet dat [medeverdachte 1] en [verdachte] iets achter mij liepen. Toen kwam er een jongen aan fietsen. Ik zag dat [verdachte] hem vastpakte en aan hem begon te trekken. Ik zag dat [medeverdachte 1] voor zijn fiets ging staan en zag dat [medeverdachte 1] aan zijn tas begon te trekken. Ik weet niet wat hij zei. [medeverdachte 1] heeft de tas van de jongen afgepakt. Ik hoorde op een moment de jongen zeggen "Geef mijn telefoon terug".
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 juli 2025, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 26 juni 2023 bij alle vier de incidenten aanwezig en onderdeel van de groep jongens. Zo heb ik aangevers tegengehouden zodat ze wel van de fiets af moesten stappen.
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht de onder 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde feiten op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
Feit 1
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 maart 2020 te Almere, met [slachtoffer 1] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- de broek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en
- zijn, verdachtes, penis tussen/tegen de billen van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht;
Feit 3
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 november 2022 te Almere, met [slachtoffer 3] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, te weten
- zijn, verdachtes, penis op het been van die [slachtoffer 3] heeft gelegd;
Feit 5
op 26 juni 2023 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een laptop, die aan [slachtoffer 4] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader(s)
- sinaasappel(s)/mandarijn(en) naar die [slachtoffer 4] hebben gegooid en
- een waterpistool op die [slachtoffer 4] hebben gericht en met (water uit) een waterpistool op die [slachtoffer 4] hebben geschoten en
- meermaals, hebben geschopt tegen het hoofd en in het gezicht en tegen het been, in elk, van die [slachtoffer 4] en
- heeft/hebben getrokken aan en hebben geduwd tegen de fiets waarop die [slachtoffer 4] zat en
- hebben getrokken aan de tas van die [slachtoffer 4] ;
Feit 6
op 26 juni 2023 te Lelystad openlijk, te weten aan de Voorstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en een goed te weten een tot op heden onbekend gebleven persoon en een fiets, door achter de onbekend gebleven persoon aan te fietsen en (vervolgens) met een fiets tegen (de fiets van) de onbekend gebleven persoon aan te botsen en meermaals de onbekend gebleven persoon te slaan;
Feit 7
op 26 juni 2023 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een elektrische fiets, toebehorende aan [slachtoffer 5] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld eruit bestonden dat hij en zijn mededader(s)
- naar die [slachtoffer 5] zijn afgerend en
- die [slachtoffer 5] een harde duw tegen zijn schouder hebben gegeven waardoor die [slachtoffer 5] van zijn fiets is gevallen en
- (vervolgens) de fiets van die [slachtoffer 5] hebben vastgepakt en
- (vervolgens) op de fiets zijn gaan zitten en
- die [slachtoffer 5] met een pet in het gezicht hebben geslagen en
- die [slachtoffer 5] met een tot vuist gebalde hand in het gezicht hebben geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 8
op 26 juni 2023 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een telefoon en een tas, die aan [slachtoffer 6] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader(s)
- de tas van die [slachtoffer 6] hebben vastgepakt en
- (vervolgens) de tas hebben geopend en
- aan die [slachtoffer 6] hebben gevraagd - zakelijk weergegeven - wat er in de tas zat, en
- (vervolgens) met hun handen in de tas hebben gevoeld en
- (vervolgens) een telefoon uit de tas hebben gepakt en
- met meer dan geringe kracht aan de tas van die [slachtoffer 6] hebben getrokken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 3, 5, 6, 7 en 8 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 3
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
Feit 5 en feit 8
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 6
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
Feit 7
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 24 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte van 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om bij een bewezenverklaring geen langere onvoorwaardelijk jeugddetentie op te leggen dan de periode die [verdachte] al in voorarrest heeft gezeten. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad en deze ook dadelijk uitvoerbaar te verklaren zodat de hulp en begeleiding van [verdachte] kan blijven doorlopen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals die blijken uit:
- een geïntegreerde pro Justitia rapportage betreffende een psychologisch en psychiatrisch onderzoek van 30 oktober 2023 met een aanvullend neuropsychologisch en neurologisch onderzoek van 27 oktober 2023 (hierna: pro Justitia rapportage) ;
- een aanvullende geïntegreerde pro Justitia rapportage betreffende een psychologisch en psychiatrisch onderzoek van 10 april 2025 (hierna: aanvullende pro Justitia rapportage);
- het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 juni 2025;
- een advies uitgebreid onderzoek van de Raad van 3 juli 2025 (hierna: het raadsrapport).
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van wat de raadsonderzoeker bij de Raad, de jeugdreclasseerder en de ambulant begeleider van [verdachte] , als beëdigd deskundigen, op zitting hebben verklaard en toegelicht.
De aard van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van [slachtoffer 1] , die toen pas acht jaar oud was. Het misbruik bestond mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam. [verdachte] heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer 1] . De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog lang te kampen hebben met de gevolgen. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring volgt dat het misbruik niet alleen veel impact heeft gehad op [slachtoffer 1] maar ook op zijn hele gezin. [verdachte] heeft hier kennelijk niet bij stilgestaan en enkel aan eigen behoeftebevrediging gedacht. Ondanks het feit dat [verdachte] destijds zelf ook pas 13 jaar oud was, rekent de rechtbank dit [verdachte] wel zwaar aan, ook gezien het leeftijdsverschil waarvan [verdachte] misbruik heeft gemaakt.
[verdachte] heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het plegen van een ontuchtige handeling jegens [slachtoffer 3] , waarbij [slachtoffer 3] moest dulden dat [verdachte] zijn geslachtsdeel op zijn been heeft gelegd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het een nare ervaring is wanneer een slachtoffer, zeker een minderjarig slachtoffer, onverwacht en ongewenst met seksueel geladen handelingen wordt geconfronteerd. [verdachte] heeft hier geen rekening mee gehouden en kennelijk opnieuw misbruik gemaakt van het leeftijdsverschil.
Daarnaast heeft [verdachte] zich op een en dezelfde dag, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een tweetal straatroven, een poging tot straatroof en openlijke geweldpleging. [verdachte] en zijn medeverdachten waren die dag actief op zoek naar slachtoffers om te belagen en te beroven. Zo hebben zij tot vier keer toe slachtoffers op de fiets staande gehouden dan wel achtervolgd, waarna van twee slachtoffers daadwerkelijk goederen zijn weggenomen. Daarbij vonden [verdachte] en zijn medeverdachten het ook nog nodig om de slachtoffers te slaan en te duwen. Feiten als deze worden begrijpelijkerwijs als zeer bedreigend en beangstigend ervaren. De rechtbank rekent dit [verdachte] zwaar aan. Hij heeft met zijn handelen laten zien dat hij geen respect heeft voor de lichamelijke integriteit en de spullen van een ander.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van [verdachte] volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Wel is [verdachte] op 16 februari 2023 door de kinderrechter veroordeeld wegens verboden wapenbezit. Hierbij is aan [verdachte] een geheel voorwaardelijke werkstraf van 30 uren opgelegd met een proeftijd van twee jaren. [verdachte] is dus tijdens de proeftijd weer in de fout gegaan.
Uit de aanvullende pro Justitia rapportage volgt dat bij [verdachte] een autismespectrumstoornis is vastgesteld die samengaat met epilepsie, psychogene epileptische aanvallen en gedragsproblemen. [verdachte] kan, ook zonder het te beseffen, over de grenzen van anderen heengaan. Tijdens het onderzoek werd het de deskundigen nog duidelijker dat [verdachte] in alle sociale situaties die hij tegenkomt ernstig gehandicapt is doordat hij een ‘sociaal kompas’ mist. [verdachte] heeft in het sociale verkeer sturing van buitenaf nodig om situaties goed te kunnen inschatten. Gezien zijn zeer gebrekkige sociale inzicht en de omstandigheid dat [verdachte] hier fors door wordt beïnvloed adviseren de deskundigen om alle tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan hem toe te rekenen. De deskundigen schatten het recidive risico op agressieve feiten in op matig.
[verdachte] laat zich begeleiden en staat nu open voor hulp. De pathologie van [verdachte] is echter onverminderd aanwezig. Het probleemoplossend vermogen van [verdachte] is in essentie slechts zeer beperkt toegenomen, en hij blijft afhankelijk van sturing van anderen.
De deskundigen adviseren de begeleiding en behandeling van [verdachte] vorm te geven in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf en begeleiding door de jeugdreclassering.
Uit het advies van de Raad volgt dat zij zich volledig aansluit bij de aanvullende pro Justitia rapportage. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk staat aan het voorarrest. De Raad adviseert daarnaast een deels voorwaardelijke werkstaf. Voor het uitvoeren van de werkstraf kan rekening gehouden worden met de begeleidingsbehoefte van [verdachte] . De Raad heeft de geadviseerde bijzondere voorwaarden afgestemd op het interventieadvies uit de pro Justitia rapportage. Daarbij is van belang dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn omdat deze in grote mate moeten bijdragen aan het verminderen van recidive. De vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, zo luidt het advies.
Verminderde toerekenbaarheid
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en psychiater over. Dit betekent dat de rechtbank de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan [verdachte] toerekent.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het aantal feiten, de ernst van deze feiten en de gevolgen daarvan laten meewegen. De rechtbank neemt het [verdachte] daarbij kwalijk dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (ernstige) ontuchtige handelingen, dat vier van de zes feiten samen met anderen zijn gepleegd en dat er fysiek geweld is gebruikt. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat [verdachte] in een proeftijd liep. De rechtbank weegt in het voordeel van [verdachte] mee dat hij zich steeds meer openstelt voor coaching en behandeling.
De rechtbank zal [verdachte] dan ook veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 24 dagen, met aftrek van het voorarrest. Dit betekent dat [verdachte] niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis.
Nu de rechtbank minder feiten bewezen verklaart dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank een lagere taakstraf aan [verdachte] opleggen. De rechtbank betrekt daarbij eveneens de omstandigheid dat gezien de persoon van [verdachte] de impact en de uitvoering van de taakstraf hem zwaarder zal vallen dan bij de gemiddelde jongen van zijn leeftijd. De rechtbank komt gelet op het voorgaande op een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met proeftijd van twee jaren. Met deze straf, met een voorwaardelijk strafdeel, beoogt de rechtbank [verdachte] ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] de hulp en begeleiding krijgt, zoals deze in de vorm van bijzondere voorwaarden door de Raad zijn geadviseerd.
Uit de opgemaakte rapporten blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen indien de begeleiding niet onmiddellijk wordt voortgezet. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis inzake de parketnummers 16.106940.23 en 16.157661.23 opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.000,00. Dit bedrag bestaat in zijn geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.500,00. Dit bedrag bestaat in zijn geheel uit immateriële schade, ten gevolge van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,00. Dit bedrag bestaat in zijn geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,00. Dit bedrag bestaat in zijn geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag
van € 1.350,00. Dit bedrag bestaat uit € 250,00 aan materiële schade en € 1.100,00
aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 7 tenlastegelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Gezien de gevorderde vrijspraak voor het onder 4 tenlastegelegde dient [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Nu [verdachte] ten tijde van de feiten 1 tot en met 3 zelf deels 12 of 13 jaar oud was zijn de ouders van [verdachte] civielrechtelijk aansprakelijk voor deze schade.
De vorderingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] kunnen geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging voor de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Zij heeft verder ten aanzien van deze vorderingen geen verder inhoudelijk verweer gevoerd.
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de door [slachtoffer 5] gevorderde materiële schade af te wijzen nu op de overgelegde foto’s geen schade aan de fiets te zien is. Verder dient de gevorderde immateriële schade te worden gematigd tot een bedrag van onder de € 500,00. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om hierbij aansluiting te zoeken bij een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarbij aan het slachtoffer van een straatroof een immateriële schadevergoeding van € 500,00 is toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] verzoekt de raadsvrouw de gevorderde immateriële schade, net zoals bij de vordering van [slachtoffer 5] , te matigen tot een bedrag onder de € 500,00.
De raadsvrouw verzoekt de schadevergoeding hoofdelijk op te leggen en bij een eventueel op te leggen schadevergoedingsmaatregel het aantal dagen gijzeling op 0 dagen vast te stellen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
Op grond van artikel 6:106 eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade wanneer het slachtoffer op ‘andere wijze in de persoon is aangetast’. Gelet op de aard en de ernst van de normschending door het bewezenverklaarde, te weten een ernstige inbreuk op de lichamelijke/seksuele integriteit van het slachtoffer, stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer in zijn persoon is aangetast als bedoeld in genoemd wetsartikel. Extra weegt mee dat het slachtoffer pas 8 jaar oud was toen het misbruik plaatsvond. Het slachtoffer heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet inhoudelijk is betwist, zal de rechtbank de hoogte van de immateriële schade vaststellen op € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2020.
Nu verdachte ten tijde van dat handelen de leeftijd van veertien jaren nog niet had bereikt, wordt de vordering – ingevolge het bepaalde in artikel 51g, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering – geacht te zijn gericht tegen zijn ouders. Deze zijn gehouden tot vergoeding van die schade.
Dit brengt mee dat de ouders van de verdachte dienen te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal, zoals door de benadeelde partij is verzocht, bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken, tot hij achttien jaar is.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] (feit 3)
De rechtbank veroordeelt verdachte voor één ontuchtige handeling zoals tenlastegelegd onder feit 3. De rechtbank zal derhalve beoordelen of deze specifieke gebeurtenis een grondslag vormt voor immateriële schadevergoeding. Van de overige handelingen die in de tenlastelegging en de schadevordering worden genoemd, wordt [verdachte] immers vrijgesproken.
Voor vergoeding van immateriële schade is een wettelijke grondslag vereist, zoals opgenomen in artikel 6:106 BW. De vraag die de rechtbank dient de beantwoorden is of benadeelde partij als gevolg van deze ontuchtige handeling ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast in de zin van het eerste lid onder b van genoemd artikel.
Van een dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen.
In de toelichting bij het schadevergoedingsformulier is opgenomen dat het algemeen bekend is dat slachtoffers van seksueel misbruik naast lichamelijke schade ook psychische schade kunnen oplopen. De vordering is echter niet onderbouwd met specifieke stukken die wijzen op psychische schade. Er is dus ook niet vastgesteld of en in hoeverre de benadeelde door het bewezenverklaarde voorval in de bus psychische schade heeft opgelopen.
Van deze ene handeling, te weten het neerleggen van de penis van verdachte op het been van de benadeelde, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat uit de aard en de ernst van de normschending de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dan een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen. De rechtbank verklaart benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in de vordering.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde. Benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten die door verdachte zijn gemaakt, die tot op heden worden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4]
Ten gevolge van het bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij goed onderbouwd. Zo volgt uit een bijgevoegd schrijven van de psycholoog dat benadeelde partij na het incident op 26 juni 2023 trauma gerelateerde klachten vertoont. Gelet hierop zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.250,00 dan ook toewijzen.
De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 1.250,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 26 juni 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. In verband met de toepassing van het jeugdstrafrecht wordt er geen gijzeling opgelegd.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5]
Materiële schade
Door benadeelde partij wordt een bedrag van € 250,00 gevorderd, bestaande uit de dagwaarde van zijn beschadigde fiets. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Zo is er door benadeelde partij geen offerte overgelegd en kan uit de overgelegde stukken niet worden opgemaakt dat de fiets geheel onbruikbaar is wegens een defecte rem. Het is naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het stafproces om dit aspect verder op te helderen. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [slachtoffer 5] ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Immateriële schade
Ten gevolge van het onder 5 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Het bestaan van immateriële schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Het gevorderde bedrag als vergoeding voor deze schade komt de rechtbank te hoog voor, gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. De rechtbank acht een vergoeding van € 750,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 750,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 26 juni 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. In verband met de toepassing van het jeugdstrafrecht wordt er geen gijzeling opgelegd.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Midden- Nederland, locatie Lelystad van 16 februari 2023 is aan [verdachte] een geheel voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, te vervangen door 15 dagen jeugddetentie opgelegd. [verdachte] heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Echter was op het moment dat [verdachte] recidiveerde de eerder opgelegde begeleiding en behandeling nog niet van de grond gekomen. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 244, 247 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 en 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 3, 5, 6, 7 en 8 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 3, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot een
jeugddetentie van 24 (vierentwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt [verdachte] tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 (honderd) uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte] de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf
wordt vervangen door 50 (vijftig) dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat van de taakstraf een
gedeelte van 50 (vijftig) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- beveelt dat, als de [verdachte] het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van
25 (vijfentwintig) dagen;
- als
algemene voorwaardengelden dat [verdachte] :
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa eerste tot en met het derde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat [verdachte] gedurende de proeftijd:
* geen contact legt of laat leggen met de slachtoffers ( [slachtoffer 1] , geboren op [2011] , [slachtoffer 3] , geboren op [2011] , [slachtoffer 4] , geboren op [2010] , [slachtoffer 5] , geboren op [2012] en [slachtoffer 6] , geboren op [2009] ) en medeverdachten ( [medeverdachte 1] , geboren op [2011] , [medeverdachte 2] , geboren op [2009] en [medeverdachte 3] , geboren op [2007] );
* meewerkt aan de ambulante begeleiding van Nova Forte Zorg;
* meewerkt aan de begeleiding vanuit SEIN;
* meewerkt aan een verblijf in een instelling voor begeleid wonen met kennis
van autismespectrumproblematiek, indien dit door de jeugdreclassering
noodzakelijk wordt geacht;
* meewerkt aan het hebben en behouden van een positieve dagbesteding die aansluit bij zijn mogelijkheden;
- waarbij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.000,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt de ouders van [verdachte] , [E] en [F] , tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt de ouders van [verdachte] , [E] en [F] , in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
  • bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , geboren op [2011] te [geboorteplaats] , te openen rekening met een BEM-clausule;
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (feiten 2 en 3)
  • verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en [verdachte] , in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 4)
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door [verdachte] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 5)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.250,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 1.250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;

Benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 7)

  • verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 750,00 bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 750,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08.073443.22
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Voorlopige hechtenis
- heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis inzake de parketnummers 16.106940.23 en 16.157661.23.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. P.K. van Riemsdijk en V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2025.
Mrs. Den Haan en Van Riemsdijk zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.106940.23
1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 maart 2020 te Almere, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- de broek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken, althans heeft uitgedaan

en/of

- zijn, verdachtes, penis tussen/tegen de billen van die [slachtoffer 1] heeft

gestoken/geduwd/gebracht en/of

- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/geduwd/gebracht;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 november 2022 te Almere, althans in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , te weten
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 3] naar beneden en/of uit heeft

getrokken/gedaan (terwijl die [slachtoffer 3] sliep) en/of

- zijn, verdachtes, penis uit zijn broek heeft gehaald, althans heeft ontbloot en/of
- tegen die [slachtoffer 3] aan heeft gewreven/bewogen, al dan niet met zijn penis en/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer 3] heeft gestoken/geduwd/gebracht en/of
- die [slachtoffer 3] (vervolgens) tegengehouden toen die [slachtoffer 3] weg wilde;
3
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 november 2022 te Almere, althans in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op [2011] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- zijn penis in/tegen/bij het gezicht van die [slachtoffer 3] te houden/duwen, althans tegen

het hoofd van die [slachtoffer 3] en/of

- naakt (met een stijve penis) voor die [slachtoffer 3] is gaan staan en/of
- zijn, verdachtes, penis op/tegen het been van die [slachtoffer 3] heeft aangelegd/gezet/gehouden en/of
- die [slachtoffer 3] heeft gedwongen de penis van die [slachtoffer 3] aan hem, verdachte, te laten zien en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 3] naar beneden en/of uit heeft getrokken/gedaan (terwijl die [slachtoffer 3] sliep) en/of
- zijn, verdachtes, penis uit zijn broek heeft gehaald, althans heeft ontbloot en/of
- tegen die [slachtoffer 3] aan heeft gewreven/bewogen, al dan niet met zijn penis en/of
- zijn penis tussen de billen en/of tegen de anus van die [slachtoffer 3] heeft gestoken/geduwd/gebracht en/of
- die [slachtoffer 3] (vervolgens) heeft tegengehouden toen die [slachtoffer 3] weg wilde;

Parketnummer 16.078018.23

hij op 18 maart 2023 te Almere, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht/hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] ;
Parketnummer 16.078018.23
1
hij op of omstreeks 26 juni 2023 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets en/of een tas en/of een laptop, althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- (een) sinasappel(s)/mandarijn(en) naar/tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gegooid en/of
- een waterpistool op die [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of met (water uit) een waterpistool op/naar die [slachtoffer 4] heeft/hebben geschoten en/of
- meermaals, althans eenmaal, heeft/hebben geschopt tegen het hoofd en/of in het

gezicht en/of tegen het been, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 4] en/of

- heeft/hebben getrokken aan en/of heeft/hebben geduwd tegen de fiets waarop die [slachtoffer 4] zat en/of
- heeft/hebben getrokken aan de tas van die [slachtoffer 4] ;
2
hij op of omstreeks 26 juni 2023 te Lelystad openlijk, te weten, aan de Voorstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten een tot op heden onbekend gebleven persoon en/of een fiets, door achter de onbekend gebleven persoon aan te fietsen en/of (vervolgens) met een fiets tegen (de fiets van) de onbekend gebleven persoon aan te botsen en/of te rijden en/of meermaals, althans eenmaal, de onbekend gebleven persoon te slaan;
3
hij op of omstreeks 26 juni 2023 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een elektrische fiets en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, om of, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzelfde vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld eruit bestonden dta hij en/of zijn mededader(s)
- op/naar die [slachtoffer 5] is/zijn afgerend en/of
- die [slachtoffer 5] een harde duw tegen zijn schouder heeft/hebben gegeven waardoor die [slachtoffer 5] van zijn/de fiets is gevallen en/of
- (vervolgens) de fiets van die [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgepakt en/of
- (vervolgens) op de fiets is/zijn gaan zitten en/of
- die [slachtoffer 5] met een pet in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 5] met een tot vuist gebalde hand in het gezicht heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 26 juni 2023 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s)
- de tas van die [slachtoffer 6] heeft/hebben vastgepakt en/of
- (vervolgens) de tas heeft/hebben geopend en/of
- aan die [slachtoffer 6] heeft/hebben gevraagd - zakelijk weergegeven - wat er in de tas zat, en/of
- (vervolgens) met zijn/hun handen in de tas heeft/hebben gevoeld en/of
- (vervolgens) een telefoon uit de tas heeft/hebben gepakt en/of
- met meer dan geringe kracht aan de tas en/of het lichaam van die [slachtoffer 6] heeft/hebben geduwd en/of getrokken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 april 2023, genummerd MDRBC23050 – 03Asia - opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1tot en met 320 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 oktober 2023, genummerd 2023192157- Einddossier – opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitaal doorgenummerd 1 tot en met 265. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 27 en 28 (dossier 03Asia)
3.Pagina’s 32, 33, 35 en 36 (dossier 03Asia)
4.Pagina’s 43 t/m 45 (dossier 03Asia)
5.Pagina 221 (dossier 03Asia)
6.Pagina 199.
7.Pagina’s 213 en 223 (dossier 03Asia)
8.Pagina’s 265 en 266 (dossier 03Asia)
9.Pagina’s 112 en 113
10.Pagina 118
11.Pagina 104
12.Pagina 175
13.Pagina’s 191 en 192
14.Pagina’s 212 en 213
15.Pagina 224
16.Pagina’s 134 t/m 136