4.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3: inleidend
De rechtbank moet onderzoeken of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de verwijten die verdachte worden gemaakt.
De eerste vraag, die ook in onderhavige zaak aan de orde komt, is of de verklaring van het slachtoffer telkens voldoende betrouwbaar is. Als dat zo is, geldt vervolgens het kader van het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Daaruit volgt dat een bewezenverklaring niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De rechtbank moet dus vaststellen of er voldoende steunbewijs is, afkomstig van een andere bron dan het slachtoffer. In zedenzaken is het bewijs vaak dun gezaaid, maar kunnen betrouwbare verklaringen van het slachtoffer, in combinatie met enige mate van steunbewijs wel voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren. Tussen die verklaring en het steunbewijs mag het verband niet te ver verwijderd zijn. Ten slotte moet de rechtbank, indien er steunbewijs ligt, de vraag beantwoorden of er contra-indicaties in het dossier aanwezig zijn voor een bewezenverklaring.
In onderhavige zaak oordeelt de rechtbank dat er genoeg bewijs is voor het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] (feit 1) en één ontuchtige handeling bij [slachtoffer 3] (feit 3), en zal de rechtbank vrijspreken van het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 3] (feit 2).
Bewijsmiddelen feit 1
Een
proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende, zakelijk weergeven:
Vorige week maandag was mijn zoontje op school en kreeg ik te horen via een ouder
( [getuige 1] ) van het vriendje van mijn zoon dat onze kinderen te maken hebben gehad met seksueel misbruik 3 jaar geleden. [slachtoffer 1] hoorde mij aan de telefoon
gastouder en seksueel misbruik zeggen en de naam [verdachte] . Toen zei [slachtoffer 1] gelijk "ja mama dat heeft hij gedaan, met zijn piemel in mijn billen". [slachtoffer 1] brak toen gelijk en begon te huilen en te gillen. Ik heb later aan [slachtoffer 1] gevraagd of hij mij nog iets wilde vertellen. [slachtoffer 1] vertelde dat hij daarna bloed had en dat hij nog steeds bloed heeft bij zijn ontlasting. De kinderarts zegt dat hij mogelijk door het misbruik last van zijn sluitspier heeft gekregen. Ik vroeg later of [slachtoffer 1] nog wat wilde vertellen hij zei, " Hij heeft het vaker geprobeerd, maar ik zei dat ik het niet wilde".
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [getuige 1] , namens haar zoon [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Waar is het gebeurd?
A: [adres] te [woonplaats] . Daar woonde de gastouder destijds.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: 1/1/2020 tot 30/03/2020.
V: Hoe oud was [slachtoffer 1] in die periode?
A: Hij was 8 jaar
V: Tegen wie heeft [slachtoffer 1] nog meer verteld wat er gebeurd zou zijn?
A: [slachtoffer 3]
V: Welke seksuele handelingen zou [verdachte] volgens jou, bij [slachtoffer 1] gedaan hebben?
A: Anale seks denk ik ja...
V: Waarom denk je dat?
A: Omdat mij kind dat heeft gezegd. Met de piemel in mijn billen.
V: Hoe vaak zou dat gebeurd kunnen zijn geweest?
A: Ik heb dat ook gevraagd. Hij zei 1 keer.
Een
proces-verbaal uitwerking studioverhoorvan [slachtoffer 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Je zei dat hij in bed met zijn piemel in jouw bil ging, vertel mij daar eens alles over.
A: Ik zat op de PlayStation. Hij zei wil je snoep? Ik zei ja. Hij zei daar moet je iets voor doen. Toen ging hij dat doen. Toen moest ik op het bed gaan liggen. Ik zag niks omdat ik met m’n hoofd op het bed lag. Toen trok hij m’n broek uit en had hij hem er in gezet. Toen rende ik gelijk naar de badkamer en had ik bloed. Toen had ik het weggeveegd en ik ging huilen. Toen ging ik ook m’n tranen afvegen en toen was ik naar beneden gegaan en mocht ik het tegen niemand zeggen anders zou hij het nog een keer doen. Toen ben ik naar buiten gerend. Bij de deur ging ik daar wachten en toen was ik weer naar binnen gegaan en deed is alsof er niets was gebeurd. Toen ging ik naar huis en heb ik ook niks gezegd.
V: Wanneer is dat gebeurd?
A: Drie jaar geleden.
V: Weet je nog op wat voor dag het was?
A: Nee maar het was niet in een weekend maar op een schooldag.
V: Hoe weet je dat het drie jaar geleden was?
A: Ik was 8 jaar oud en ik had net mijn telefoon.
V: Toen vertelde je, hij deed je broek uit. Vertel daar eens over?
A: Hij deed het snel.
V: Hoe ging dat?
A: Het was een best wel zware broek want het was niet zo goed mijn maat dus hij zakte al een beetje. Toen heeft hij het uitgedaan. Gewoon naar beneden trekken.
V: Tot waar?
0: Getuige wijst tot net boven zijn knieën.
V: Hoe was de rest van jouw lichaam, plat op het bed, of.
A: Ik was eigenlijk op de vloer. Mijn gezicht was op het bed. Ik zat op m’n knieën.
V: Waar was [verdachte] ?
A: Achter mij ook op zijn knieën want hij is best wel lang. Als in een grote jongen.
V: Toen hij hem er in deed zei hij toen wat?
A: Nee.
V: Heeft [verdachte] daarvoor of er na nog iets gezegd?
A: Dat als ik het zei dat hij het nog een keer deed
V: Hoe stopte het?
A: Hij had hem heel diep gedaan daarom had ik bloed denk ik
V: Hoe kwam het dat het stopte?
A: Weet ik niet meer
V: Weet je het echt niet?
A: Beetje moeilijk om te vertellen
V: Ik vind niks gek he, vaak vinden mensen het spannend om geheimpjes te vertellen.
A: Hij had hem er uit gedaan omdat ik schreeuwde een beetje.
V: Toen hij hem er uit had gedaan had jij zijn piemel toen gezien?
A: Ja hij was lang en groot verder niks
V: Dan is de piemel er uit en dan ga jij naar de badkamer he, waar zie jij dan het
bloed?
A: Ik had pijn en toen ging ik vegen in mijn bil. Toen zag ik bloed op het papier.
V: Toen die piemel in je billen was geweest had je er toen last van?
A: Als ik moest poepen dan had ik bloed.
V: Wanneer kwam het moment dat je bedacht
A: Toen ik m’n vriend had gebeld.
V: Wie is die vriend?
A: Mijn beste vriend, [slachtoffer 3] .
V: Want toen dit gebeurde he van die piemel in jouw bil, waren andere mensen bij?
A: Nee.
V: Hebben andere mensen jou kunnen horen?
A: Nee.
Een
proces-verbaal van uitwerking studioverhoorvan [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: En hoe weet je dat dit allemaal met [slachtoffer 1] is gebeurd?
A: Van zijn tollie in zijn bil stoppen heeft hij aan mij verteld.
V: Hoe lang is het geleden dat hij het heeft verteld?
A: Hij heeft het me gelijk verteld.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]
is als getuige gehoord tijdens een studioverhoor bij de politie. In dat verhoor heeft [slachtoffer 1] consequent, concreet en gedetailleerd verklaard over seksuele handelingen die verdachte bij hem heeft verricht. Ook heeft hij gedetailleerd verklaard over plaats, moment en manier waarop het misbruik plaatsvond, te weten in de slaapkamer van [verdachte] , waarbij [slachtoffer 1] op zijn knieën op de grond zat en met zijn hoofd op het bed lag.
De betrouwbaarheid van zijn verklaring kan weliswaar niet worden getoetst aan de hand van andere getuigenverklaringen die hij heeft afgelegd – nu deze er niet zijn – maar wel is hij consequent in wat hij op verschillende momenten heeft verteld. In het ‘informatief gesprek zeden’ en de uiteindelijke aangifte, waar [slachtoffer 1] zelf niet bij aanwezig is geweest, verklaarde zijn moeder kort over de ontuchtige handelingen waarover [slachtoffer 1] haar heeft verteld. Haar verklaringen sluiten aan bij de inhoud van het studioverhoor van [slachtoffer 1] .
De rechtbank heeft in het dossier en wat ter terechtzitting is besproken geen aanknopingspunten gevonden waaruit valt af te leiden dat [slachtoffer 1] enig motief zou hebben om verdachte vals te beschuldigen. De rechtbank ziet gezien het voorafgaande geen redenen om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen en zal zijn verklaring als uitgangspunt nemen.
Steunbewijs
De rechtbank overweegt dat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen de verklaring van [slachtoffer 1] op specifieke punten steun dient te vinden in ander bewijsmateriaal, zodat zijn verklaring niet op zichzelf staat maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Ondersteunend bewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] vindt de rechtbank in het volgende.
Uit de verklaringen van de moeder van [slachtoffer 1] volgt dat zij op 6 maart 2023 tijdens een telefoongesprek met de moeder van [slachtoffer 3] vernam dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] een aantal jaren geleden te maken hebben gehad met seksueel misbruik. Tijdens dat telefoongesprek kwam [slachtoffer 1] thuis van school en hoorde zijn moeder spreken over gastouder, seksueel misbruik en [verdachte] . [slachtoffer 1] zei toen direct dat het klopte en dat [verdachte] zijn piemel in zijn billen had gedaan. De moeder van [slachtoffer 1] verklaart ook over de emoties van [slachtoffer 1] tijdens deze ‘disclosure’. Zij heeft waargenomen dat [slachtoffer 1] direct ‘brak’ toen hij over het seksueel misbruik vertelde, en begon te huilen en gillen. Op grond van deze beschrijving oordeelt de rechtbank de door moeder waargenomen emotie van [slachtoffer 1] authentiek.
Verder heeft moeder later van [slachtoffer 1] vernomen dat hij na het seksueel misbruik bloed aan zijn anus had en dat hij nog steeds last had van bloedverlies. [slachtoffer 1] is door een kinderarts onderzocht die, aldus de verklaring van moeder, heeft aangegeven dat [slachtoffer 1] door het misbruik mogelijk last heeft gekregen van zijn kringspier. Hoewel het dossier geen medisch stuk bevat waaruit volgt dat [slachtoffer 1] daadwerkelijk door een kinderarts is onderzocht op het bloedverlies, draagt dit wel bij aan de overtuiging dat [slachtoffer 1] daadwerkelijk seksueel is misbruikt zoals ten laste is gelegd.
Ook hecht de rechtbank waarde aan de verklaring van [slachtoffer 3] dat hij kort na het incident van [slachtoffer 1] heeft vernomen dat [verdachte] zijn tollie in zijn bil heeft gestopt en dat [slachtoffer 1] daarna bloed had. Beide aspecten komen terug in de verklaring van [slachtoffer 1] en de verklaring van zijn moeder.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, waarbij bovendien geen sprake is van een te ver verwijderd verband tussen zijn verklaring en het steunbewijs. Ook bevat het dossier geen contra-indicaties voor de verklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht daarom het onder 1 tenlastegelegde, gelet op de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen.
Verklaring [slachtoffer 3]
heeft als getuige een verklaring afgelegd tijdens een studioverhoor bij de politie en verteld over gebeurtenissen in de tenlastegelegde periode. Hij heeft – kort gezegd – verklaard dat hij in door [verdachte] seksueel misbruikt werd. Zo zou [verdachte] gedurende deze periode onder andere meerdere malen hebben geprobeerd om zijn penis in de anus van [slachtoffer 3] te brengen.
De rechtbank stelt vast dat dat de verklaring van [slachtoffer 3] over de seksuele handelingen niet consistent is. Zo verklaart [slachtoffer 3] aan het begin van het studioverhoor dat [verdachte] zijn geslachtsdeel uit zijn broek haalde en in de anus van [slachtoffer 3] wilde stoppen, waarna [slachtoffer 3] gelijk opstond. Later in het verhoor zegt [slachtoffer 3] dit opnieuw, maar merkt hij op dat hij voelde dat het puntje van het geslachtsdeel van [verdachte] in zijn bil is geweest. Op de vraag van de verbalisant hoe vaak [verdachte] zijn geslachtsdeel in de billen van [slachtoffer 3] heeft gestopt of heeft geprobeerd te stoppen, antwoordt [slachtoffer 3] dat het een keer bijna is gebeurd en dat [verdachte] het de andere keren heeft geprobeerd.
Steunbewijs
Ten aanzien van de vraag naar steunbewijs stelt de rechtbank het volgende vast. [slachtoffer 3] heeft zijn moeder verteld over seksueel misbruik door [verdachte] , zo verklaart zijn moeder bij de politie. [verdachte] zou de broek van [slachtoffer 3] naar beneden hebben gedaan en [slachtoffer 3] hebben omgedraaid om hem anaal te kunnen penetreren. De moeder van [slachtoffer 3] verklaart echter ook dat zij niet weet of dit echt is gebeurd. Op de vraag van de verbalisant of moeder heeft gehoord waarom [slachtoffer 3] dacht dat [verdachte] hem anaal wilde penetreren, antwoordt moeder ontkennend.De verklaring van de moeder van [slachtoffer 3] kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet als steunbewijs dienen, nu hieruit niet volgt dat er daadwerkelijk sprake is geweest van seksueel binnendringen. Uit de verklaring van moeder blijkt evenmin hoe de ‘disclosure’ van [slachtoffer 3] is verlopen. Onduidelijk is op welke manier [slachtoffer 3] zijn moeder over het seksueel misbruik heeft verteld en welke emoties hij hierbij vertoonde. De rechtbank stelt vast dat het dossier, naast de verklaring van zijn moeder, geen andere mogelijke bewijsmiddelen bevat die steun kunnen geven aan de verklaring van [slachtoffer 3] .
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3] over het seksueel binnendringen onvoldoende consistent is en deze verklaring onvoldoende bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. [verdachte] zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Een
proces-verbaal van uitwerking studioverhoorvan [slachtoffer 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Free recall
[verdachte] heeft [slachtoffer 3] achtervolgd in de bus en in de bus heeft [verdachte] zijn
geslachtsdeel uit zijn broek gehaald en op het been van [slachtoffer 3] gezet. [slachtoffer 3] was
toen met een meisje en zij zag alles wat er gebeurde.
V: Jij vertelde ook nog dat je in de bus was en dat hij toen zijn geslachtsdeel op
jouw been legde. En dat daar een meisje bij was. Ik ben vergeten te vragen wie zij
is?
A: [getuige 2] .
Een
proces-verbaal van getuigenverhoor, houdende de verklaring van [getuige 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven, dat:
- Ze van school naar de bus liep samen met [slachtoffer 3] .
- Er een jongen, waarvan zij de naam niet meer weet, achter [slachtoffer 3] aan ging
rennen.
- Ze samen met [slachtoffer 3] in bus M7 of M8 zat toen diezelfde jongen ook weer de
bus binnenkwam.
- De jongen met [slachtoffer 3] begon te praten.
- Zij bij het station Almere CS uitstapte.
- Zij hierna nog even achterom keek.
- De deuren van de bus toen nog openstonden.
- Zij toen zag dat de piemel van de jongen uit zijn broek was.
- De jongen een beetje hurkte en zijn piemel op [slachtoffer 3] 's been zette.
- Zij het, de dag nadat het gebeurd was, ook aan haar moeder verteld heeft.
Verbalisanten hebben de moeder van getuige onderweg naar het bureau nog even teruggebeld. Moeder heeft de telefoon voorts op speaker gezet voor getuige. Wij hebben moeder gevraagd of zij kon herleiden wanneer getuige aan haar verteld had over het incident in de bus. Moeder verklaarde voorts dat:
- Zij aan de hand van haar agenda denkt dat getuige het op 21 maart jl. aan haar verteld heeft.
- Dat het dan de 20e maart gebeurd zou moeten zijn.
Tijdens dit telefoongesprek herinnerde getuige zich opeens de naam van de betreffende jongen. De naam van de betreffende jongen " [verdachte] " is.
Verklaring [slachtoffer 3]
Zoals hierboven vermeld is [slachtoffer 3] één keer door de politie gehoord tijdens een zogenaamd studioverhoor. [slachtoffer 3] heeft toen, behalve over het seksueel binnendringen, ook verklaard over diverse andere seksuele handelingen door [verdachte] . Zo heeft [slachtoffer 3] verklaard dat [verdachte] iedere keer naakt voor [slachtoffer 3] ging staan. Ook zou [verdachte] zijn geslachtsdeel diverse keren uit zijn broek hebben gehaald en deze tegen het gezicht van [slachtoffer 3] hebben gehouden.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 3] ten aanzien van deze seksuele handelingen over het algemeen niet heel concreet en gedetailleerd is. Zo blijkt niet waar in de woning het seksueel misbruik zich zou hebben voorgedaan, wanneer het misbruik zich voordeed en wat de frequentie van het misbruik was.
[slachtoffer 3] heeft ook verklaard dat [verdachte] zijn geslachtsdeel op het been van [slachtoffer 3] heeft gelegd toen zij beiden in de bus zaten. Hierover vertelt hij de nodige details, zoals de aanwezigheid van de getuige [getuige 2] , en het feit dat [verdachte] de pinpas en telefoon van [slachtoffer 3] zou hebben afgepakt en door de bus gegooid. Ten aanzien van deze gebeurtenis oordeelt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer 3] wel voldoende concreet en gedetailleerd is en bovendien, zoals hierna zal blijken, verifieerbaar.
Steunbewijs
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde al geconcludeerd dat het seksueel binnendringen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden nu de verklaring van [slachtoffer 3] niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. De rechtbank stelt vast dat onder 3 het seksueel binnendringen op exact dezelfde manier ten laste is gelegd, waardoor verdachte eveneens van dit gedachtestreepje zal worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bekeken of er voldoende steunbewijs is voor de overige tenlastegelegde handelingen.
Uit de verklaring van de moeder van [slachtoffer 3] volgt dat [slachtoffer 3] haar heeft verteld dat [verdachte] zijn geslachtsdeel tegen zijn gezicht heeft gehouden. Zij kan echter niet aangeven hoe dat precies is gegaan omdat [slachtoffer 3] haar dat niet heeft verteld. De moeder van [slachtoffer 3] heeft verder niets verklaard over andere tenlastegelegde seksuele handelingen. Ook niet over de frequentie van seksueel misbruik en waar het misbruik zich precies heeft afgespeeld. Ook hier komt de rechtbank tot de conclusie dat naast de verklaring van de moeder van [slachtoffer 3] het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat die steun kunnen geven aan de verklaring van [slachtoffer 3] .
De rechtbank vindt echter wel steunbewijs voor het door hem beschreven incident in de bus en wel in de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige 2] . Zo heeft [getuige 2] verklaard dat zij heeft gezien dat de piemel van een jongen, waarvan zij zich later kan herinneren dat de jongen [verdachte] heet, uit zijn broek was, hij vervolgens hurkte en zijn piemel op het been van [slachtoffer 3] legt. Dit sluit aan bij de verklaring van [slachtoffer 3] op dit punt. Daarbij heeft [getuige 2] verklaard dat zij het aan haar moeder heeft verteld, die dit heeft bevestigd. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 2] .
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] in de bus zijn geslachtsdeel op het been van [slachtoffer 3] heeft gelegd. De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van de overige onder 3 tenlastegelegde gedachtestreepjes nu de verklaring van [slachtoffer 3] onvoldoende concreet en gedetailleerd is, en er hiervoor ook te weinig steunbewijs is.
Vrijspraak feit 4
De rechtbank is met – de officier van justitie en de raadsvrouw – op basis van de inhoud van het procesdossier van oordeel dat verdachte in het kader van zelfverdediging aangever een klap heeft gegeven toen hij werd belaagd. Hiermee is voldoende aannemelijk geworden dat verdachte vanuit een noodweersituatie heeft gehandeld. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feiten 5 tot en met 8
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 4] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 juni 2023 fietste ik in de richting van het Hanzepark in Lelystad. Ter hoogte van het speeltuintje liepen ongeveer 5 jongens op het voetpad naast het fietspad. Ik zag toen op het moment dat ik langs deze jongens fietste, dat een van de jongens
een sinaasappel naar mij gooide. Toen zag ik dat een van de jongens een pistool op
mij richtte. Ik zag dat er water uit het pistool kwam. Ik schrok hier enorm van. Toen kwam er een van de jongens op mij af en die schopte tegen mijn hoofd en rechter bovenbeen. Hierna ben ik weggekomen en ben ik door gefietst richting het
Hanzepark. Ter hoogte van de woningen richting het Hanzepark voelde ik dat er aan mijn fiets getrokken werd. Toen ik tot stilstand kwam werden er nog meer sinaasappels naar mij gegooid en werd er nog meer water op mij gespoten met het waterpistool. Hierna voelde ik dat er aan mijn rugtas werd getrokken en dat ik weer tegen mijn hoofd heb geschopt. Ik voelde dat mijn rugzak van mijn rug af ging. Toen heb ik mijn fiets op de grond gegooid en ben ik weggerend. Toen zag dat de jongens weg waren en dat mijn fiets en tas er nog lagen. Ik keek toen in mijn tas en zag dat mijn laptop weg was.
Een
proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever,houdende de verklaring van [slachtoffer 4] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
De langste jongen die begon mij te trappen. Deze jongen had een zwarte jas met gele rits aan en een groene joggingsbroek en hij droeg een pet.
Een
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van [medeverdachte 3] , inhoudende zakelijk weergegeven:
lk zag dat zijn fiets werd vastgepakt en dat zijn rugtas werd gepakt. Die werd van die
jongen afgepakt. Ik was daar met [B] , [verdachte] , [medeverdachte 1] , [C] en [D] . [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben het gedaan. Volgens mij heeft die grote jongen, [verdachte] , die jongen met de fiets geschopt.
Een
proces-verbaal van bevindingen, camerabeelden vechtpartij Voorstraat, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zie veel jongeren op de stoep/weg staan en ik zie 1 blanke jongen in een wit t shirt. Ook zie ik een kleine jongen welke een donkere huidskleur heeft en zwart kort
kroeshaar. Ik zie dat hij op de blanke jongen afloopt en met zijn rechterbeen tegen het linkerbeen van de blanke jongen probeert te trappen. Deze jongen wordt door collega [verbalisant 3] herkend als zijnde [medeverdachte 1] . Ook zie ik nog een jongen die van zijn fiets af stapt. Ik kan hem als volgt omschrijven: donkere huidskleur, zwarte pet, bril op, donkere kleding en schoenen, blauwe mountainbike. Ik zie dat deze jongen naar de twee bovengenoemde jongens kijkt en dan gelijk van de fiets afstapt en in de richting van de twee jongens gaat. De langere jongen met de donkere huidskleur wordt door collega [verbalisant 3] herkend als zijnde [verdachte] .
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 5] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 26 juni 2023 reed ik rond 17.25 al fietsend op het fietspad aan de [adres] in [woonplaats] . Ik zag ter hoogte van kerk De Hoeksteen dezelfde groep jongens staan als die kort daarvoor de DBA speeltuin op kwamen lopen. Ik had geen fijn gevoel bij de jongens. Ik zag dat, toen ik persoon 1 die op het fietspad stond, wilde passeren, hij naar mij toe kwam gerend. Ik zag dat hij mij vanuit het niks met beide handen een harde duw gaf tegen mijn rechter schouder aan. Als gevolg van de duw viel ik van mijn fiets af. Ik was op dat moment erg geschrokken van de duw. Ik zag dat persoon 1 tussen mij en de fiets bleef staan. Ik zag dat een andere jongen op dat moment probeerde op mijn fiets te gaan zitten. Ik probeerde de fiets te pakken. Ik zag dat persoon 1 de pet die hij op had, van zijn hoofd af haalde. Ik zag dat hij dit met zijn rechter hand deed. Ik zag dat hij mij met de pet één keer hard in mijn gezicht sloeg. Ik probeerde op dat moment de fiets bij persoon 2 weg te trekken. Ik pakte de fiets bij het stuur beet. Ik zag dat persoon 1 mij vervolgens een vuistslag in
mijn gezicht, links naast mijn neus gaf. Ik voelde op dat moment een stekende pijn in
mijn gezicht. Ik kon vervolgens snel op mijn fiets stappen, de motor van de elektrische fiets aanzetten en wegfietsen.
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 6] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 26 juni 2023, omstreeks 19.00 uur, fietste ik op het fietspad op de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat er een grotere jongen, hierna jongen 1 genoemd, op het fietspad liep. Ik zag dat er een kleinere jongen, hierna jongen 2 genoemd, nog op de stoep liep. Ik stopte met fietsen. Ik zag dat jongen 1 naar mij toe kwam lopen. Ik zag en voelde dat hij mijn schoudertas opende. Mijn schoudertas is een open tas de niet met een rits of iets dergelijks is afgesloten. Ik hoorde dat jongen 1 vroeg: “ wat heb je in je tas?". Ik zag dat hij mijn tas helemaal doorzocht met zijn handen. Ik vertelde dat hij moest stoppen en dat hij mij met rust moest laten. Ik zag dat jongen 1 mijn telefoon uit mijn tas pakte. Ik zag dat hij wegliep met mijn telefoon. Ondertussen zag ik dat jongen 2 naar mij toe kwam lopen. Ik voelde en zag dat hij mijn schoudertas over mijn hoofd probeerde te trekken. Ik vertelde dat hij mij met rust moest laten. Ik pakte mijn tas bij de schouderband vast. Ik voelde en zag dat jongen 2 nog steeds aan mijn tas trok. Ik zag dat de tas scheurde bij de schouderband. Ik verloor hierdoor de kracht om mijn tas vast te houden. Ik hoorde dat jongen 2 zei: "waarom maak je mijn tas kapot?". Ik voelde dat de band van de tas uit mijn handen glipte. Ik zag dat jongen 2 mijn tas vast had en ook wegliep van mij.
Een
proces-verbaal van bevindingen, betreffende de bij verdachte aangetroffen telefoon, opgemaakt bij verbalisant [verbalisant 4] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij hadden een melding gekregen van een straatroof aan de Botter te Lelystad. Hierbij had ik verdachte [verdachte] aangehouden. Ik keek vervolgens in zijn tas en zag daar een zwarte Apple iPhone. Ik pakte de telefoon en zag dat deze was uitgeschakeld. Op het politie bureau heeft collega van [verbalisant 5] van de MD2211 de telefoon aan de aangever laten zien en dit betrof de gestolen telefoon.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat vertelde [medeverdachte 3] precies?
A: We hebben iemand in elkaar geslagen en zijn laptop geraced. Geraced betekend gestolen.
V: Wat is [medeverdachte 3] zijn achternaam?
A: [medeverdachte 3] , ik weet het niet 100% zeker.
Vechtpartij Voorstraat
Toen zijn wij naar de Jumbo aan de Voorstraat gegaan. Daar waren [verdachte] en [medeverdachte 1] .
[verdachte] en [medeverdachte 1] fietsten achter een jongen aan. Wij gingen ook in die richting. Ik zag dat [medeverdachte 1] achter een jongen aan fietste. [medeverdachte 1] probeerde een beetje ruzie met hem te zoeken. Volgens mij zijn er toen klappen gevallen. [verdachte] reed heel hard met zijn eigen fiets tegen die van de jongen aan. Toen kwam het stukje van het filmpje. Dat [medeverdachte 1] klappen aan die jongen wilde geven. [medeverdachte 1] heeft hem ook meerdere klappen gegeven.
Poging beroving Schouw
V: Wat gebeurde er op de Schouw?
A: Wij liepen richting het kruispunt ter hoogte van [adres] . Daar kwam een jongen aan fietsen. Ik zag dat [verdachte] die jongen van zijn fiets af trok en probeerde [medeverdachte 1] zijn fiets mee te nemen. Ik hoorde de jongen zeggen " Nee niet doen". Ik zag dat hij zijn fiets weer oppakte en weg fietste.
Beroving bij de Plus in de Botter
V: Wat kan jij vertellen wat daar is gebeurd?
A: We zouden terug lopen naar onze fietsen door de Botter, ik weet dat [medeverdachte 1] en [verdachte] iets achter mij liepen. Toen kwam er een jongen aan fietsen. Ik zag dat [verdachte] hem vastpakte en aan hem begon te trekken. Ik zag dat [medeverdachte 1] voor zijn fiets ging staan en zag dat [medeverdachte 1] aan zijn tas begon te trekken. Ik weet niet wat hij zei. [medeverdachte 1] heeft de tas van de jongen afgepakt. Ik hoorde op een moment de jongen zeggen "Geef mijn telefoon terug".
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 juli 2025, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 26 juni 2023 bij alle vier de incidenten aanwezig en onderdeel van de groep jongens. Zo heb ik aangevers tegengehouden zodat ze wel van de fiets af moesten stappen.
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht de onder 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde feiten op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.