Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
[handelsnaam],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1A tot en met 10.
2.De kern van de zaak
3.De achtergrond van het geschil
5-jaarsvariant geïnformeerd dat de huidige vorm van de voorziening niet toekomstbestendig is. [gedaagde] heeft een stemming georganiseerd onder de deelnemers van de
5-jaarsvariant waarbij gekozen kon worden om (i) de inleg te verhogen, (ii) het schenkingsniveau en de schenkingsduur te verlagen of (iii) de 5-jaarsvariant per 1 mei 2025 te beëindigen. Van de deelnemers die hebben gestemd heeft 79% gekozen voor de optie om de 5-jaarsvariant per 1 mei 2025 te beëindigen. Eind maart 2025 heeft [gedaagde] aan de deelnemers medegedeeld dat de 5-jaarsvariant per 1 mei 2025 zal worden beëindigd (hierna: het besluit).
4.De beoordeling
naar verwachting”voldoende is om de zieke deelnemers hun schenkingen te betalen. In artikel 8.7 staat dat als er een tekort aan saldo ontstaat bij een deelnemer, dat tekort wordt verdeeld over de overige deelnemers. Kortom, de schenkingen aan zieke deelnemers van de
5-jaarsvariant worden volledig gefinancierd door de werkende deelnemers van de
5-jaarsvariant. Dat betekent dat de voorziening afhankelijk is van voldoende inleggeld van de werkende deelnemers en dat als er niet voldoende geld wordt ingelegd de zieke deelnemers niet (volledig) kunnen worden betaald.
5-jaarsvariant niet toekomstbestendig is. Vervolgens heeft [gedaagde] alle deelnemers van de 5-jaarsvariant geraadpleegd door een stemming te houden. Weliswaar heeft [gedaagde] geen stemoptie geboden om de 5-jaarsvariant gefaseerd te beëindigen, zoals werd voorgesteld in het rapport van [adviesbureau] . Maar op de mondelinge behandeling heeft [A] verklaard dat er na het rapport van [adviesbureau] ontwikkelingen hebben plaatsgevonden waardoor er nog minder geld door werkende deelnemers binnen kwam. Dit wordt onderschreven door een aanvullend rapport van [adviesbureau] van 2 juli 2025 waaruit volgt dat het de verwachting is dat in 2025 121% van het inleggeld van werkende deelnemers nodig is om de schenkingen te kunnen betalen van de zieke deelnemers. De beslissing om de stemoptie voor uitfasering van de 5-jaarsvariant niet aan te bieden is daarom voorstelbaar en van ongeoorloofde beïnvloeding van stemgedrag van deelnemers door [gedaagde] is geen sprake.
5-jaarsvariant per 1 mei 2025 beëindigd moet worden. Uiteindelijk heeft het bestuur van [gedaagde] de beslissing genomen om de 5-jaarsvariant per 1 mei 2025 te beëindigen. Met het nemen van die beslissing heeft het bestuur een bepaalde mate van beleidsvrijheid. Het is voldoende aannemelijk dat het bestuur het besluit zorgvuldig en rechtsgeldig heeft genomen.
5-jaarsvariant niet toekomstbestendig is en dat voorzetting daarvan geen optie is. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat het besluit om de buffer niet aan te spreken onredelijk voelt voor [eiser] , maar het aanspreken daarvan om een niet toekomstbestendige voorziening nog enkele maanden voort te zetten zou ook onredelijk zijn voor de werkende deelnemers. Het beroep van [eiser] op de redelijkheid en billijkheid slaagt niet.