ECLI:NL:RBMNE:2025:3831

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/16/587975 HA ZA 26-66
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in geschil over forumkeuze bij verkoop van elektrische bromfietsen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een incident over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De eiser, [gedaagde 1] B.V., had elektrische bromfietsen (e-choppers) verkocht aan de gedaagde, [gedaagde 2], die in Duitsland is gevestigd. [gedaagde 1] vorderde betaling voor de bijbehorende accu's, maar [gedaagde 2] betwistte de aankoop van deze accu's en stelde dat de Nederlandse rechter onbevoegd was. De rechtbank beoordeelde de rechtsmacht aan de hand van artikel 25 van de Verordening (EU) nummer 1215/2012 (Brussel I bis) en concludeerde dat er geen rechtsgeldig forumkeuzebeding was overeengekomen tussen partijen. De rechter oordeelde dat er geen wilsovereenstemming was over het forumkeuzebeding, omdat [gedaagde 1] niet kon aantonen dat [gedaagde 2] schriftelijk akkoord was gegaan met de algemene voorwaarden waarin het forumkeuzebeding was opgenomen. Hierdoor werd de Nederlandse rechter onbevoegd verklaard en werd de Duitse rechter bevoegd geacht. [gedaagde 1] werd veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/587975 / HA ZA 25-66
Vonnis in incident van 9 juli 2025
in de zaak van
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna ook te noemen: [gedaagde 1] ,
advocaat: mr. S.K. Tuithof,
tegen
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] (Duitsland),
gedaagde partij,
hierna ook te noemen: [gedaagde 2] ,
advocaat: mr. A.M.E. van Dijk.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank beschikt over de volgende stukken:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid met producties 1 t/m 4 en
- de conclusie van antwoord in het incident met productie 9.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag het vonnis wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde 1] heeft elektrische bromfietsen (e-choppers) aan [gedaagde 2] verkocht. In de hoofdzaak vordert [gedaagde 1] betaling van [gedaagde 2] van de bijbehorende accu’s. [gedaagde 2] betwist dat hij die accu’s heeft gekocht. In dit incident vordert [gedaagde 2] dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaart. Volgens [gedaagde 2] is namelijk de Duitse rechter bevoegd, omdat [gedaagde 2] in Duitsland is gevestigd en [gedaagde 2] niet akkoord is gegaan met de forumkeuze voor de Nederlandse rechter die [gedaagde 1] in haar algemene voorwaarden heeft opgenomen. De rechter wijst de incidentele vordering van [gedaagde 2] toe, omdat er geen sprake is van een rechtsgeldig forumkeuzebeding op grond van artikel 25 van de Verordening (EU) nummer 1215/2012 (hierna: Brussel I bis). De rechter legt hierna uit hoe en waarom hij tot dit oordeel is gekomen.
3. De beoordeling
Toetsingskader
3.1.
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter wordt in dit geval beoordeeld aan de hand van Brussel I bis, omdat het gaat om een na 10 januari 2015 aanhangig gemaakte burgerlijke zaak en beide partijen zijn gevestigd in een lidstaat. Bovendien beroept [gedaagde 1] zich op een forumkeuzebeding in haar algemene voorwaarden dat een gerecht van een lidstaat aanwijst (namelijk de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht). Dit betekent dat aan de hand van artikel 25 Brussel I bis eerst de vraag moet worden beantwoord of er sprake is van een rechtsgeldig forumkeuzebeding.
3.2.
Het is niet zo, zoals [gedaagde 2] stelt, dat aan de hand van het Weens Koopverdrag eerst moet worden beoordeeld of de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] (waarin het forumkeuzebeding staat opgenomen) van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten (koop)overeenkomst. Artikel 25 Brussel I bis moet namelijk verdragsautonoom worden uitgelegd. [1] Dit betekent dat de vraag of er sprake is van een rechtsgeldig forumkeuzebeding uitsluitend moet worden beantwoord aan de hand van artikel 25 Brussel I bis. Voor de vraag welk recht van toepassing is, kan het wel relevant zijn of de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] van toepassing zijn, maar die vraag is in dit incident niet aan de orde.
Partijen zijn geen forumkeuzebeding overeengekomen
3.3.
Het forumkeuzebeding is niet van toepassing, omdat hierover geen wilsovereenstemming is tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en dit is op grond van artikel 25 Brussel I bis wel vereist. Artikel 25 Brussel I bis bepaalt namelijk, voor zover hier van belang, het volgende:

1. Indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.”
2. Als „schriftelijk” wordt tevens elke elektronische mededeling aangemerkt, waardoor de overeenkomst duurzaam geregistreerd wordt.
(…).”
3.4.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) moeten de voorwaarden van artikel 25 Brussel I bis strikt worden uitgelegd. [2] De aangezochte rechter moet nagaan of het forumkeuzebeding daadwerkelijk het voorwerp is geweest van wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting moet komen, waarbij de vormvereisten (sub a t/m c) van artikel 25 lid 1 Brussel I bis er in dat verband toe strekken te waarborgen dat de wilsovereenstemming inderdaad vaststaat.
3.5.
De rechter zal hierna uitleggen waarom niet is voldaan aan de vormvereisten zoals genoemd in artikel 25 lid 1 sub a en sub b waardoor er geen sprake is van een rechtsgeldig forumkeuzebeding. Het vormvereiste zoals genoemd sub c blijft onbesproken, omdat [gedaagde 1] niets heeft gesteld waaruit blijkt dat de vorm waarin de algemene voorwaarden zijn overeengekomen overeenstemt met de gewoonte waarvan [gedaagde 2] op de hoogte was of behoorde te zijn.
Artikel 25 lid 1 sub a Brussel I bis
3.6.
Uit de rechtspraak van het HvJ EU blijkt dat een forumkeuzebeding in algemene voorwaarden op grond van artikel 25 lid 1 sub a Brussel I bis geldig is als de tekst van de door beide partijen ondertekende overeenkomst uitdrukkelijk verwijst naar de algemene voorwaarden die dit beding bevatten. [3] In dit geval is er geen sprake van zo’n (door beide partijen ondertekende) overeenkomst. [gedaagde 1] heeft alleen naar twee facturen verwezen van 15 maart 2023 (waarin zij de e-choppers exclusief accu’s heeft gefactureerd) en 4 juli 2024 (waarin zij de accu’s alsnog heeft gefactureerd). Op die facturen staat (in het Engels): “Op onze voertuigen zijn onze algemene voorwaarden van toepassing”. [4] Nog los van de vraag waar [gedaagde 2] precies akkoord mee zou zijn gegaan als de algemene voorwaarden van toepassing worden verklaard op “voertuigen”, heeft [gedaagde 1] niets overgelegd waaruit blijkt dat [gedaagde 2] schriftelijk akkoord is gegaan met de toepasselijkheid van die algemene voorwaarden. Aan het vormvereiste van artikel 25 lid 1 sub a Brussel I bis is daarom niet voldaan.
Artikel 25 lid 1 sub b Brussel I bis
3.7.
[gedaagde 1] heeft begin 2023 de e-choppers aan [gedaagde 2] verkocht. [gedaagde 1] heeft gesteld dat zij daarvoor vaker zaken heeft gedaan met [gedaagde 2] . Zij heeft namelijk ook in maart 2022 en in oktober 2022 e-choppers aan [gedaagde 2] verkocht. Dit is niet betwist door [gedaagde 2] . Volgens [gedaagde 1] heeft zij toen óók haar algemene voorwaarden van toepassing verklaard en heeft zij die voorwaarden op 31 oktober 2022 als pdf-bestand aan [gedaagde 2] toegestuurd. Voor zover [gedaagde 1] hiermee heeft willen betogen dat [gedaagde 2] aan het forumkeuzebeding is gebonden, omdat het forumkeuzebeding is gesloten in een vorm die wordt toegelaten door handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden in de zin van artikel 25 lid 1 sub b Brussel i bis, overweegt de rechter als volgt.
3.8.
In dit geval is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een handelwijze die tussen partijen gebruikelijk is geworden. Hiervan is namelijk pas sprake als partijen regelmatig zaken met elkaar doen (waardoor sprake is van een lopende handelsbetrekking) en zij hun relatie steeds hebben geregeld op grond van algemene voorwaarden van de ene partij ( [gedaagde 1] in dit geval) waarin een forumkeuzebeding is opgenomen. [5] In dit geval heeft [gedaagde 2] maar twee keer eerder bij [gedaagde 1] e-choppers gekocht. Bovendien heeft [gedaagde 1] maar één factuur overgelegd waaruit blijkt dat zij op de datum van die factuur (31 oktober 2022) haar eigen algemene voorwaarden van toepassing heeft verklaard. Niet is gebleken dat zij daarvoor nog andere transacties met [gedaagde 2] heeft gehad waarbij zij haar algemene voorwaarden óók van toepassing heeft verklaard. Er blijkt dus vóór 2023 maar sprake te zijn van één transactie waar [gedaagde 1] haar eigen voorwaarden van toepassing heeft verklaard. Dat is onvoldoende om te kunnen voldoen aan het vormvereiste zoals opgenomen in artikel 25 lid 1 sub b Brussel I bis.
Conclusie: de Nederlandse rechter is niet bevoegd
3.9.
Partijen zijn geen forumkeuze overeengekomen. In dit geval heeft [gedaagde 2] woonplaats in Duitsland, zodat de Duitse rechter bevoegd is op grond van de hoofdregel in artikel 4 Brussel I bis. Niet is gebleken dat de bijzondere bevoegdheidsregel van artikel 7 Brussel I bis tot een andere uitkomst zou leiden, zodat de rechter dit artikel verder onbesproken laat. De Nederlands rechter is dus onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van [gedaagde 1] .
[gedaagde 1] moet de proceskosten betalen
3.10.
[gedaagde 1] heeft ongelijk gekregen en wordt daarom veroordeeld in de kosten (inclusief nakosten) van dit incident. De proceskosten van [gedaagde 2] worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten in het incident van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart de onder 4.2 en 4.3 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
EM 5792

Voetnoten

1.Vgl. onder meer HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (
2.HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (
3.HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (
4.Op de factuur van 4 juli 2024 staat: “
5.HR 27 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8689, randnummer 3.3.2.