ECLI:NL:RBMNE:2025:3833

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/16/590724 / FL RK 25-335 & C/16/578861 / FL RK 24-776
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en contactregeling voor minderjarige kinderen na overlijden van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juli 2025 een beschikking gegeven in een familierechtelijke kwestie. De zaak betreft de vernietiging van de erkenning van [minderjarige 1] door [de man], die niet de biologische vader van het kind blijkt te zijn. De bijzondere curator, mr. L.D.H. Lesmeister-de Jong, heeft namens [minderjarige 1] verzocht om deze erkenning te vernietigen, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de erkenning kan worden vernietigd omdat [de man] niet de biologische vader is, en dat dit in het belang van [minderjarige 1] is, vooral na het overlijden van haar moeder in 2023 en de daaropvolgende verstoring van de relatie tussen [minderjarige 1] en [de man].

Daarnaast heeft de rechtbank een contactregeling vastgesteld tussen [minderjarige 1] en haar halfbroertjes en -zusjes, waarbij de regie over de opbouw, frequentie en duur van de contactmomenten bij de voogd ligt. De rechtbank benadrukt het belang van onderling contact voor de identiteitsvorming van de kinderen, vooral na het verlies van hun moeder. De rechtbank heeft ook de taak van de bijzondere curator beëindigd, nu de vertegenwoordiging van [minderjarige 1] niet langer nodig is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Lelystad
Zaaknummers: C/16/590724 / FL RK 25-335 (
vernietiging erkenning en vaststellen
Zaaknummers:
omgangsregeling)
Zaaknummers: C/16/578861 / FL RK 24-776 (
beëindiging taak bijzondere curator)
Beschikking van 1 juli 2025
in de zaak van:
Linda D.H. LESMEISTER-DE JONG,
gevestigd en kantoorhoudende te Almere,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator ten aanzien van
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator,
tegen
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de man] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te Almere ,
hierna te noemen: de voogd,
[pleegmoeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de pleegmoeder.

1.De procedure

In de zaak met zaaknummer C/16/578861 / FL RK 24-776
1.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 29 oktober 2024 mr. L.D.H. Lesmeister-de Jong benoemd om [minderjarige 1] te vertegenwoordigen.
In de zaak met zaaknummer C/16/590724 / FL RK 25-335
1.2.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de bijzondere curator, binnengekomen bij de rechtbank op 26 februari 2025;
  • stukken van [de man] , overgelegd tijdens de zitting.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
12 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de bijzondere curator;
  • [de man] ;
  • [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
  • [B] namens de GI;
  • de pleegmoeder.
1.4.
De rechter heeft op 12 mei 2025, voorafgaand aan de zitting, een gesprek gehad met [minderjarige 1] .
1.5.
De rechter heeft [minderjarige 2] , één van de zusjes van [minderjarige 1] , uitgenodigd voor een gesprek. [minderjarige 2] heeft hiervan geen gebruik gemaakt, maar zij heeft de rechter wel een e-mail gestuurd op 21 april 2025.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
[de man] en de moeder van [minderjarige 1] , mevrouw [de moeder] , hebben een relatie gehad.
2.2.
[de man] heeft [minderjarige 1] op 16 september 2020 erkend. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft het recht van Nederland toegepast op de erkenning.
2.3.
De moeder van [minderjarige 1] is op [overlijdensdatum] 2023 overleden.
2.4.
[minderjarige 1] woont bij de pleegmoeder.
2.5.
De rechtbank heeft op 7 maart 2024 het gezag van [de man] beëindigd en de GI belast met de voogdij over [minderjarige 1] .
2.6.
De bijzondere curator heeft namens [minderjarige 1] verzocht om de erkenning van [minderjarige 1] door [de man] te vernietigen. Dat wil zeggen dat [de man] , in juridische zin, niet meer als de vader van [minderjarige 1] wordt aangemerkt.
2.7.
Ook heeft de bijzondere curator namens [minderjarige 1] verzocht om tussen [minderjarige 1] en haar zusjes en broertje een contactregeling vast te stellen waarbij zij elkaar in ieder geval één keer per maand gedurende ten minste twee uren zien. Dit verzoek betreft de volgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2020 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 3] 2020 in [geboorteplaats 1] .

3.De beoordeling

In de zaak met zaaknummer C/16/590724 / FL RK 25-335
Vernietiging erkenning
3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de bijzondere curator toewijzen en de erkenning van [minderjarige 1] door [de man] vernietigen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
De rechtbank kan de erkenning op verzoek van het kind zelf vernietigen op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is. [1] Tussen partijen is niet in geding dat [de man] niet de biologische vader is van [minderjarige 1] , waardoor aan de grond voor vernietiging is voldaan. Bovendien vindt de rechtbank de vernietiging van de erkenning, gelet op de omstandigheden, in het belang van [minderjarige 1] . Na het overlijden van de moeder van [minderjarige 1] zijn de verhoudingen tussen [de man] en [minderjarige 1] ernstig verstoord geraakt, waardoor [minderjarige 1] uiteindelijk bij de pleegmoeder is gaan wonen en het gezag van [de man] over [minderjarige 1] bij beschikking van 7 maart 2024 is beëindigd. Verder neemt de rechtbank mee dat [minderjarige 1] aangeeft dat zij de erkenning in eerste instantie al niet wilde, maar dat hieraan in 2020 voorbij is gegaan. [minderjarige 1] zou graag weer de achternaam van haar moeder dragen. [de man] heeft ter zitting aangegeven dat hij nog twee weken de tijd nodig heeft om na te denken over het verzoek van de bijzondere curator. De rechtbank vindt echter dat [de man] voldoende tijd heeft gehad om na te denken. De bijzondere curator heeft immers reeds in december 2024 het verzoek bij [de man] voorgelegd. Daarnaast is de oproep voor de zitting een maand voor de zitting aan [de man] verstuurd.
Contactregeling
3.3.
De rechtbank zal een contactregeling vaststellen tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3] en [minderjarige 4] , waarbij de regie over de opbouw, de frequentie en de duur van de contactmomenten bij de voogd ligt. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.4.
De rechtbank kan een contactregeling vaststellen tussen het kind en zijn ouders of tussen het kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. [2] De rechtbank is van oordeel dat er tussen [minderjarige 1] en haar halfbroertje en -zusjes sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. De term ‘nauwe persoonlijke betrekking’ verwijst naar de term ‘family life’ in de zin van artikel 8 EVRM. Het in artikel 8 EVRM beschermde recht omvat onder andere betrekkingen tussen naaste bloedverwanten. Behalve dat er sprake is van een bloedband hebben [minderjarige 1] en haar halfbroertje en -zusjes lange tijd (tot 2023) in gezinsverband samengeleefd. Door het bestaan van ‘family life’ heeft [minderjarige 1] recht op omgang met haar halfbroertje en -zusjes, en andersom.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat omgang met haar halfbroertje en -zusjes niet alleen een recht is van [minderjarige 1] , maar dat het ook in haar belang is. De rechtbank sluit zich verder aan bij het standpunt van de Raad dat het ook in het belang van [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] is. De kinderen zijn alle vier hun moeder verloren en het behouden van onderling contact is belangrijk voor hun identiteitsvorming. De Raad geeft aan dat zij zich kan vinden in een opbouw van het contact onder begeleiding van de voogd. Op die manier kan eerst gekeken worden hoe de onderlinge verhoudingen zijn en hoe de kinderen reageren. [de man] vindt echter dat er eerst nadere diagnostiek en behandeling van [minderjarige 1] moet plaatsvinden. [minderjarige 1] heeft veel meegemaakt en [de man] is bang dat zij [minderjarige 2] negatief zal beïnvloeden. Volgens de voogd heeft [minderjarige 1] gesprekken met een psycholoog en heeft de psycholoog aangegeven dat dat op dit moment voldoende is. Als er in de toekomst toch meer hulp voor [minderjarige 1] nodig is, dan kan de psycholoog dat aangeven. De rechtbank ziet, gelet op het standpunt van de voogd, geen aanleiding om het herstellen van het contact uit te stellen in afwachting van nadere diagnostiek en hulpverlening. Wel vindt de rechtbank dat er eerst gesprekken moeten plaatsvinden tussen de voogd, de pleegmoeder, [de man] en [minderjarige 1] . Het is belangrijk dat [minderjarige 1] en [de man] proberen te verwerken wat er is gebeurd. Vervolgens kan er gekeken worden of er mogelijkheden zijn voor begeleide omgang en op welke manier. De voogd is een professionele instantie die weet hoe dit soort dingen werken. De rechtbank is daarom van mening dat de regie over het contactherstel, het opbouwen van de omgang en de frequentie en de duur daarvan het beste bij de voogd neergelegd kan worden. Op die manier kan toegewerkt worden naar een contactregeling die in het belang van [minderjarige 1] én haar halfbroertje en -zusjes is.
In de zaak met zaaknummer C/16/578861 / FL RK 24-776
Beëindiging taak bijzondere curator
3.6.
Nu de rechtbank een eindbeslissing over de vernietiging van de erkenning zal nemen, is vertegenwoordiging van [minderjarige 1] door de bijzondere curator niet meer nodig. De rechtbank zal daarom de benoeming van de bijzondere curator beëindigen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.7.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
vernietigt de erkenning van:
[de man], geboren op [geboortedatum 4] 1972 in [geboorteplaats 2] ,
van het kind:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in ;
4.2.
stelt een contactregeling vast tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3] en [minderjarige 4] , waarbij de regie over de opbouw, de frequentie en de duur van de contactmomenten bij de GI ligt;
4.3.
beëindigt de taak van mr. L.D.H. Lesmeister als bijzondere curator over [minderjarige 1] ;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M. Weistra, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. L.J. Pel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:205 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 1:377g BW jo. artikel 1:377a BW.