Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- [A] , casemanager dementie;
- [B] , dochter van betrokkene.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een betrokkene, geboren in 1943. Het verzoek werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en had als doel een machtiging te verkrijgen voor een periode van zes maanden. Tijdens de zitting op dezelfde dag zijn de betrokkene, haar advocaat mr. J.D. van der Heijden, een casemanager dementie en de dochter van de betrokkene gehoord.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat er minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn voor de verplichte opname. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie van de betrokkene is verbeterd, mede door de betrokkenheid van thuiszorg die haar helpt met medicatie en wondzorg. Hoewel de zorg voor de dochters van de betrokkene zwaar is, rechtvaardigt de verbeterde situatie van de betrokkene niet het ingrijpende middel van een rechterlijke machtiging. De rechtbank concludeert dat de gevraagde machtiging een te ver strekkende maatregel is, gezien de omstandigheden.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025 door rechter mr. J.M. Atema, in aanwezigheid van griffier mr. L.J. Pel, en is op schrift gesteld op 22 juli 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.