In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juli 2025 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1994. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, maar de rechtbank heeft deze verzoeken beoordeeld en uiteindelijk een zorgmachtiging voor zes maanden verleend. Dit besluit is genomen omdat er voldaan is aan de wettelijke vereisten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een stoornis in het schizofreniespectrum, wat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. De rechtbank heeft de verzoeken om beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie afgewezen, omdat betrokkene momenteel thuis woont en het goed met hem gaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat verplichte zorg noodzakelijk is, maar dat deze zorg in een ambulante setting kan worden verleend. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 11 januari 2026, waarbij de rechtbank de noodzaak van de zorg en de effectiviteit ervan heeft afgewogen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.