ECLI:NL:RBMNE:2025:3858

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
C/16/569023 / HA ZA 24-46
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen de hoogte van de begroting van de deskundige in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 23 juli 2025 een vonnis gewezen in de zaak met zaaknummer C/16/569023 / HA ZA 24-46. De zaak betreft een bezwaar van de eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], tegen de hoogte van de begroting van de deskundige, die was vastgesteld op € 14.536,94 inclusief BTW. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. Spanjaard, vonden de begroting buitensporig hoog en maakten bezwaar tegen het aantal geprognosticeerde uren. De gedaagden, [gedaagde sub 1] V.O.F., [gedaagde sub 2], en [gedaagde sub 3], vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Bart, steunden dit bezwaar en stelden voor een andere deskundige te benoemen.

De rechtbank heeft de deskundige, de heer [deskundige] van [bedrijf], de gelegenheid gegeven om te reageren op de bezwaren. De deskundige lichtte zijn begroting toe en gaf aan dat het onderzoek op locatie en een bureauonderzoek noodzakelijk waren, wat de kosten verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de deskundige voldoende expertise had en dat de begroting niet onredelijk was, gezien de complexiteit van de vragen die beantwoord moesten worden. De rechtbank verklaarde de bezwaren van de partijen ongegrond en bevestigde de hoogte van het voorschot.

In de beslissing werd bepaald dat de eisers het voorschot moesten betalen en dat de procedure zou worden voortgezet zoals eerder bepaald in een tussenvonnis van 12 februari 2025. De rechtbank droeg de griffier op om de deskundige in kennis te stellen van de betaling van het voorschot en stelde een termijn van twee weken voor de betaling vast.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/569023 / HA ZA 24-46
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ,
advocaat: mr. J.H.M. Spanjaard,
tegen

1.[gedaagde sub 1] V.O.F.,

te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde c.s] ,
advocaat: mr. A.A. Bart.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 februari 2025;
- de begroting van de kosten van de deskundige van 2 mei 2025;
- de e-mail van de rechtbank van 2 mei 2025, waarin wordt gevraagd om een reactie op de begroting van de deskundige;
- de e-mail van 9 mei 2025 namens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ;
- de e-mail van 12 mei 2025 namens [gedaagde c.s] ;
- de e-mail van de deskundige van 20 mei 2025 met een toelichting op de begroting;
- de e-mail van 23 mei 2025 namens [gedaagde c.s] , waarin staat dat wat [gedaagde c.s] betreft een andere deskundige benoemd moet worden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
In het tussenvonnis van 12 februari 2025 is aan partijen de mogelijkheid gegeven bezwaar te maken tegen het voorschot op de door de deskundige gemaakte begroting van de kosten van het onderzoek.
2.2.
De deskundige heeft de kosten van het onderzoek begroot op € 14.536,94 inclusief BTW.
2.3.
Mr. Spanjaard heeft namens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een e-mail gestuurd waarin staat dat de begroting van de kosten buitensporig hoog lijkt; niet alleen het uurtarief maar ook het aantal geprognosticeerde uren. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gaan met tegenzin akkoord met de begroting met een aantal kanttekeningen over wanneer de deskundige zijn opname moet doen, dat openbreken alleen moet als er geen redelijke andere mogelijkheid van onderzoek is en dat als het onderzoek minder duur uitvalt er een correctie plaatsvindt.
2.4.
Mr. Bart heeft namens [gedaagde c.s] aangevoerd het niet eens te zijn met het aantal uren waarmee is gerekend (46 uur). [gedaagde c.s] is van mening dat een deskundige die beschikt over alle kennis en informatie om de zaak te beoordelen, niet zo veel zou moeten rekenen en als die kennis er niet is, dat dan beter een deskundige van de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen benoemd zou kunnen worden.
2.5.
De rechtbank heeft vervolgens de benoemde deskundige, de heer [deskundige] van [bedrijf] (hierna: [deskundige] ), in de gelegenheid gesteld om te reageren op het bezwaar van partijen. [deskundige] heeft een reactie gegeven. [deskundige] geeft aan dat om een antwoord te kunnen geven op de vragen die aan hem zijn voorgelegd, een onderzoek op locatie moet worden uitgevoerd en een bureauonderzoek. Daarnaast moet er een rapport worden opgesteld. De werkzaamheden worden uitgevoerd door een senior adviseur van [bedrijf] en een constructeur. Voor het onderzoek op locatie is inclusief reistijd 11 uur in totaal ingecalculeerd. De benodigde tijd voor de werkzaamheden is volgens [deskundige] ingeschat op basis van inzage in de reeds beschikbare informatie, de voorgelegde vragen en op basis van ervaring. [deskundige] benadrukt dat minder gemaakte uren op basis van nacalculatie worden verrekend.
2.6.
De rechtbank is, gelet op de nadere toelichting, van oordeel dat het door de deskundige bepaalde voorschot niet onredelijk voorkomt en wel om de volgende redenen:
  • De deskundige heeft een duidelijke toelichting gegeven op de begroting die verklaart waarom de begroting vrij hoog is. Daarbij is het ook zo dat de deskundige antwoord moet geven op veel vragen, wat meer tijd kost dan gemiddeld.
  • [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn akkoord met de begroting en zij moeten het voorschot betalen.
  • Het betreft een voorschot. Als het aantal uren lager uitvalt dan begroot, dan zal de eindnota lager worden.
  • De rechtbank is van oordeel dat [deskundige] over voldoende deskundigheid beschikt om het onderzoek te verrichten. Er is ook geen deskundige waarover beide partijen het eens waren. En een deskundige zoals [deskundige] is niet gemakkelijk te vinden. Er is dan ook geen aanleiding voor de benoeming van een andere deskundige.
2.7.
De bezwaren van partijen tegen de begroting van [deskundige] zijn gelet op het voorgaande ongegrond. Het voorschot wordt vastgesteld op € 14.536,94 inclusief BTW. Zoals de rechtbank al eerder heeft beslist in het vonnis van 30 oktober 2024 moeten [eiser sub 1] en [eiser sub 2] het voorschot op de kosten van de deskundige betalen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart de bezwaren tegen de hoogte van de door de deskundige ingediende kostenbegroting ongegrond;
3.2.
stelt het voorschot van de deskundige vast op € 14.536,94 inclusief BTW;
3.3.
bepaalt dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] het voorschot moeten overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.4.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
3.5.
bepaalt dat de procedure wordt vervolgd zoals is bepaald in het vonnis van
12 februari 2025.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.