ECLI:NL:RBMNE:2025:3861

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/6195
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve vaststelling huurtoeslag en terugvordering voorschot door Dienst Toeslagen

In deze zaak gaat het om de definitieve vaststelling van de huurtoeslag over 2020 en de gedeeltelijke terugbetaling van het voorschot dat eiser heeft ontvangen. Eiser ontving een voorschot van € 3.626,- voor zijn huurtoeslag, maar na definitieve vaststelling door Dienst Toeslagen bleek dat hij recht had op € 3.275,-, wat resulteerde in een terugvordering van € 393,-. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 20 juni 2025 behandeld en direct uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat Dienst Toeslagen de huurtoeslag correct had berekend op basis van de inkomensgegevens en de huurprijs die door de verhuurder was doorgegeven. Eiser betwistte de hoogte van de huurtoeslag, maar de rechtbank vond dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van het teveel ontvangen bedrag gerechtvaardigd was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die Dienst Toeslagen zouden verplichten om van terugvordering af te zien. Eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6195
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

Dienst Toeslagen,

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak gaat het over de definitieve vaststelling van de huurtoeslag over 2020 en over de gedeeltelijke terugbetaling van het voorschot als gevolg hiervan.
1.1.
Eiser heeft een voorschot op de huurtoeslag over 2020 gekregen van in totaal € 3.626.- voor het adres de [adres] in [woonplaats] . Dit voorschot is bij besluit van 21 augustus 2020 berekend op grond van de inkomensgegevens van eiser en een rekenhuurprijs van € 657,- per maand, zoals door eiser doorgegeven op 19 juli 2020. Dienst Toeslagen heeft de huurtoeslag vervolgens definitief vastgesteld bij besluit van 28 juni 2024 (het primaire besluit) op € 3.275,-, aan de hand van een rekenhuur van € 537,39 zoals door de verhuurder op 20 augustus 2020 is doorgegeven. Omdat eiser eerder een hoger voorschot op de huurtoeslag heeft gehad moet eiser € 393,- [1] terugbetalen.
1.2.
Eiser is het daarmee oneens. Zijn bezwaar is bij besluit van 27 augustus 2024 ongegrond verklaard (het bestreden besluit). Hij heeft vervolgens beroep ingesteld. Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft daar een reactie op ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 20 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van Dienst Toeslagen.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Procesbeslissing
3. De rechtbank stelt vast dat document 1.1 ten onrechte door Dienst Toeslagen aan het dossier is toegevoegd en daarom zal worden verwijderd. Document 10.0 is een op de zaak betrekking hebbend stuk en blijft in het dossier.
Mocht Dienst Toeslagen de huurtoeslag 2020 definitief vaststellen op € 3.275,-?
4. De rechtbank stelt voorop dat zij er vanuit gaat dat eiser huurtoeslag over 2020 heeft ontvangen. Dit blijkt uit het dossier. De enkele stelling van eiser op de zitting dat hij betwist huurtoeslag te hebben ontvangen omdat hij het niet kan verifiëren aan de hand van zijn bankrekening is onvoldoende om ergens anders vanuit te gaan.
5. De rechtbank stelt verder vast dat het eiser erom gaat of Dienst Toeslagen de definitieve huurtoeslag over 2020 op de juiste manier heeft berekend. De rechtbank vindt dat dit zo is. Dienst Toeslagen heeft uitgelegd dat de definitieve huurtoeslag 2020 is berekend op basis van het inkomen en de te betalen huur voor de woning waarop eiser destijds stond ingeschreven in de BRP, te weten: de [adres] in [woonplaats] . De wijziging van de hoogte van de huurtoeslag (van voorschot naar definitief) houdt verband met de te betalen huur die is doorgegeven door de verhuurder van dit adres. Eiser heeft niet gesteld dat die huurprijs niet klopt. De rechtbank is verder ook niet gebleken dat de grondslag voor de definitieve vaststelling van de huurtoeslag is veranderd van een inkomenswijziging in het primaire besluit naar een huurwijziging in het bestreden besluit. In het primaire besluit staat in algemene zin dat eiser in
Mijn Toeslagenop [internetsite] kan zien met welke gegevens Dienst Toeslagen de toeslag heeft berekend, waaronder een wijziging in inkomen. Verder volgt uit de specificatie van de definitieve berekening huurtoeslag 2020 die bij het besluit zit dat het verschil in hoogte van de huurtoeslag is ontstaan door een verschil in rekenhuur. Daarnaast heeft Dienst Toeslagen vragen gesteld aan eiser over de huur voor het adres [adres] . Daar heeft eiser op kunnen reageren.
6. Op de zitting is verder duidelijk geworden dat eiser zich niet kan herinneren dat hij zelf een huurprijs van € 657.- heeft doorgegeven voor de [adres] , op grond waarvan het voorschot destijds is berekend. In het dossier zit echter een melding van eiser waarin wordt aangegeven dat de huur voor de [adres] in [woonplaats] per 1 juli 2020 € 657,- bedraagt (document 10.0). Na de uitleg van eiser begrijpt de rechtbank dat die huurprijs van € 657,- op een ander adres zag, maar dat verandert de hoogte van de definitieve vaststelling aan de hand van de juiste en niet door eiser betwiste gegevens niet. Voor zover eiser betoogt dat Dienst Toeslagen de huurtoeslag eerder had moeten aanpassen, is de rechtbank het hiermee oneens. Dienst Toeslagen heeft op tijd de huurtoeslag 2020 definitief vastgesteld. Dit volgt uit de wet. [2] De rechtbank is het eens met eiser en Dienst Toeslagen dat Dienst Toeslagen dit eerder had kunnen doen, gelet op de doorgegeven wijziging van de verhuurder in augustus 2020. Maar dat betekent niet dat Dienst Toeslagen de huurtoeslag niet meer definitief heeft mogen vaststellen op het juiste bedrag.
7. Kortom: de definitieve vaststelling klopt en dat leidt in beginsel tot terugvordering van het teveel ontvangen bedrag van € 393,-.
Zijn er bijzondere omstandigheden op grond waarvan Dienst Toeslagen van terugvordering moest afzien of het terug te vorderen bedrag had moeten matigen?
8. De rechtbank oordeelt dat Dienst Toeslagen het bedrag van € 393,- mag terugvorderen. Op de zitting heeft eiser gewezen op een brief van 5 maart 2020 van de Belastingdienst/Toeslagen. In deze brief staat dat er wordt onderzocht of eiser in het verleden terecht toeslag moest terugbetalen en dat zolang dit onderzoek loopt eiser niet hoeft terug te betalen. Deze brief is geen reden voor Dienst Toeslagen om van terugvordering af te zien. De brief is van veel jaar geleden, ging over eerdere toeslagen en eiser heeft niet onderbouwd dat het onderzoek nog zou lopen en deze brief op de terugvordering van huurtoeslag van 2020 van invloed zou zijn. Integendeel, eiser heeft op de zitting gezegd dat er momenteel gerechtelijke procedures lopen en dat hij een voorlopige voorziening heeft gevraagd om niet te hoeven betalen. De rechtbank maakt hier uit op dat eiser dus wel betalingen moet doen en niet alle terugvorderingen van alle toeslagen ook nu nog is gestaakt.
9. De rechtbank ziet in dat eiser veel heeft meegemaakt en dat er veel terugvorderingen zijn en zijn geweest. Ook heeft de rechtbank eiser gehoord toen hij zei op de zitting dat hij het bedrag niet kan betalen. Maar dit zijn geen bijzondere omstandigheden die maken dat Dienst Toeslagen moest afzien van terugvordering of het bedrag had moeten matigen. [3] Als eiser niet de mogelijkheden heeft om het bedrag te betalen, dan kan hij Dienst Toeslagen vragen om een (persoonlijke) betalingsregeling waarbij rekening wordt gehouden met zijn draagkracht. Dat is niet iets dat de rechtbank nu kan doen, maar daarvoor kan eiser een formulier indienen bij een andere afdeling van Dienst/Toeslagen en zij kunnen beoordelen wat eiser mogelijk kan betalen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De definitieve berekening huurtoeslag 2020 en terugvordering blijven in stand. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
11. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2025 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit bedrag bestaat uit € 351,- aan terugvordering en € 42,- aan rente.
2.Artikel 19 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).
3.Artikel 26 van de Awir.