ECLI:NL:RBMNE:2025:4016

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
11308851 \ AC EXPL 24-2286 VL\58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige en vaststellen definitieve vraagstelling in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 18 juni 2025 een tussenuitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer 11308851. De procedure betreft een geschil tussen eiseres sub 1 en eiser sub 2, hierna gezamenlijk aangeduid als eiseres c.s., en gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2, hierna gezamenlijk aangeduid als gedaagde c.s. De eisende partijen hebben mr. M. Blok als gemachtigde, terwijl de gedaagde partijen worden bijgestaan door mr. M.K.W. van den Berg.

De kantonrechter heeft in deze tussenuitspraak een deskundigenonderzoek aangekondigd, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht over de benoeming van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moeten worden. De kantonrechter heeft de heer ing. E.P.G. Borgers benoemd als deskundige, die zal worden belast met het beantwoorden van specifieke vragen over de bouwkundige staat van de woning ten tijde van de levering aan eiseres c.s. en de eventuele gevolgen daarvan.

De kantonrechter heeft de partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de hoogte van het voorschot voor de kosten van de deskundige, welke is begroot op € 6.045,00. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 2 juli 2025, waarbij partijen hun standpunten over het voorschot kunnen indienen. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de verdere procedure zal worden voortgezet na de rolzitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11308851 \ AC EXPL 24-2286 VL/58599
Vonnis van 18 juni 2025
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiseres sub 1] c.s.,
gemachtigde: mr. M. Blok,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,
gemachtigde: mr. M.K.W. van den Berg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 april 2025;
  • de akte uitlaten deskundigenbericht van [gedaagde sub 1] c.s. van 12 mei 2025;
  • de akte uitlaten deskundigenbericht van [eiseres sub 1] c.s. met productie 16 van
13 mei 2025.
1.2.
Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 16 april 2025. Daarin heeft de kantonrechter onder meer een deskundigenonderzoek aangekondigd. Partijen hebben zich vervolgens in de akten uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundige, de vereiste deskundigheid en de aan de deskundige voor te leggen vragen. In dit vonnis zal de kantonrechter het deskundigenonderzoek bevelen, de deskundige benoemen en partijen de gelegenheid geven zich uit te laten over de hoogte van het voorschot.
De persoon van de deskundige
2.2.
Partijen zijn het erover eens dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Ook hebben partijen geen bezwaar tegen benoeming van de door de kantonrechter voorgestelde deskundige. Deze deskundige heeft ook verklaard dat hij geen banden heeft met één van partijen. De kantonrechter zal daarom de heer ing. E.P.G. Borgers benoemen als deskundige.
Definitieve vraagstelling aan de deskundige
2.3.
De kantonrechter heeft in het vorige tussenvonnis vragen geformuleerd die zij van plan is te stellen aan de deskundige.
2.4.
[gedaagde sub 1] c.s. wensen 5 aanvullende vragen, zoals geformuleerd onder punt 2 van de akte van [gedaagde sub 1] c.s., aan de deskundige voor te leggen. [eiseres sub 1] c.s. hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt.
[eiseres sub 1] c.s. wensen enkele nuances aan te brengen in de door de kantonrechter geformuleerde vragen. [gedaagde sub 1] c.s. hebben hiertegen bezwaar gemaakt en voeren hiertoe aan dat [eiseres sub 1] c.s. onvoldoende concreet aangeven op welke wijze zij deze nuances zouden willen aanbrengen.
2.5.
De definitieve vraagstelling moet relevant zijn voor de beoordeling van de vordering van [eiseres sub 1] c.s.. Met andere woorden: de vragen moeten relevant zijn voor de beantwoording van de vragen of de woning ten tijde van de levering de eigenschappen bezat die nodig zijn voor normaal gebruik én of (dan wel in hoeverre) dit tot schade heeft geleid. Voor zover de voorgestelde vragen van [gedaagde sub 1] c.s. hierop zien, zijn die vragen verwerkt in de definitieve vraagstelling (zie de definitieve vragen 4, 6 en 7). De door [gedaagde sub 1] c.s. geformuleerde vragen 3 en 5 zijn naar het oordeel van de kantonrechter opgenomen in de definitieve vragen 5 (en de daar genoemde omstandigheden) en 7. De kantonrechter is van oordeel dat de door [eiseres sub 1] c.s. voorgestelde nuances/aanvullingen relevant en voldoende concreet zijn. Deze zullen worden meegenomen in de definitieve vraagstelling (zie de definitieve vragen 1 en 2). De opdracht aan de deskundige luidt daarmee als volgt:
2.6. “
De kantonrechter verzoekt u onderstaande vragen te beantwoorden. Voor zover u informatie kunt geven, vraagt de kantonrechter u om ook aan te geven met welke mate van zekerheid dat het geval is.
Kunt u, op basis van de foto’s, de toelichting van partijen en eventueel op basis van een bezoek ter plaatse, iets zeggen over de constructie van de woning op het moment van verkoop en levering aan [eiseres sub 1] c.s., en, meer specifiek, over de vraag of de bouwkundige staat van de woning op dit moment gevaarlijk was en instortingsgevaar van de verdiepingsvloer reëel was, althans constructief ingrijpen noodzakelijk was om de veiligheid te waarborgen?
Mocht u tot de conclusie komen dat de bouwkundige staat van de woning op het moment van levering gevaarlijk was en instortingsgevaar van de verdiepingsvloer reëel was/constructief ingrijpen als hiervoor bedoeld noodzakelijk was, zou u dan wat kunnen zeggen over de oorzaak hiervan, waarbij verzocht wordt – voor zover mogelijk – in te gaan op de volgende vragen:
a. Was er bij de bouw van de woning en/of ten tijde van de aankoop van de woning door [gedaagde sub 1] c.s. en/of ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst tussen partijen sprake van een dragende muur tussen de woonkamer en keuken? Op basis waarvan kunt u al dan niet tot die conclusie komen? Zou die conclusie mogelijk anders zijn in 2022 en 2024 in verband met de toen geldende stand van de techniek?
b. Heeft, en zo ja, in welke mate, het verwijderen van de muur tussen de woonkamer en keuken door [gedaagde sub 1] c.s. bijgedragen aan het ontstaan van een onveilige situatie? Maakt het voor uw antwoord verschil of er sprake was van een dragende muur of van een niet dragende muur?
c. Had de vervangende constructie die [gedaagde sub 1] c.s. hebben aangebracht, en zo ja, in welke mate, een dragende functie en in welke mate heeft het plaatsen en later verwijderen van
díevervangende constructie bijgedragen aan de onveilige situatie?
3. Maakt het voor de betrouwbaarheid van uw conclusies uit dat op het moment van levering nog een door [gedaagde sub 1] c.s. aangebracht houten constructie aanwezig was die u zelf niet heeft kunnen zien en beoordelen?
4. Mocht u tot de conclusie komen dat de bouwkundige staat van de woning op het moment van levering gevaarlijk was en instortingsgevaar van de verdiepingsvloer reëel was/constructief ingrijpen als hiervoor bedoeld noodzakelijk was, kunt u dan aangeven of [gedaagde sub 1] c.s. daar iets van hebben kunnen merken in de periode dat zij de woning hebben gekocht tot aan het moment dat zij de woning aan [eiseres sub 1] c.s. hebben verkocht, en zo ja wát hebben [gedaagde sub 1] c.s. kunnen merken?
5. Kunt u wat zeggen over de (mate van) noodzakelijkheid en kosten van de door [eiseres sub 1] c.s. verrichtte werkzaamheden zoals genoemd onder 4.17 en 4.18 van het tussenvonnis van 16 april 2025 (‘Staalconstructie’, ‘W- installateur’, ‘E- installateur’, ‘wegslopen bestaande muren’, ‘hsb wanden opbouw osb en gips’ en ‘knieschot zolder constructie’), rekening houdend met de volgende vragen en omstandigheden:
a. Er is gekozen voor een stalen constructie, terwijl het huis niet met een stalen constructie is gebouwd;
b. Er is gekozen voor een overspanning van zijgevel naar zijgevel, in plaats van de aanvankelijke situatie waarbij sprake was van een muur – en later een houten constructie – tussen de woonkamer en de keuken;
c. De keuze voor een stalen contractie van zijgevel naar zijgevel heeft volgens [eiseres sub 1] c.s. tot gevolg dat de W- en E-installatie omgelegd moesten worden (omdat deze door de balken in het plafond liepen);
d. Er is kennelijk voor gekozen de stalen constructie direct onder de vloerbalken van de eerste verdieping aan te brengen en niet onder de W- en E-installatie;
e. Was het noodzakelijk de muren op de eerste verdieping te verwijderen of was een andere oplossing goed denkbaar waarbij deze muren behouden konden blijven?
f. Was het noodzakelijk knieschotten aan te brengen op zolder en zo ja, kunt u aangeven waarom dat ten tijde van de bouw van de woning kennelijk niet gebeurd is?
6. Zijn er omstandigheden na de levering van de woning aan [eiseres sub 1] c.s. die ertoe hebben geleid dat meer werkzaamheden nodig waren om de woning weer veilig te maken, zoals de bouwwerkzaamheden van [eiseres sub 1] c.s.?
7. Komen [eiseres sub 1] c.s. bij de door de deskundige voorgestelde wijze van herstel in een betere positie of verkrijgen zij voordeel, mede gelet op de oorspronkelijke bouw en ouderdom van de woning? En zo ja op welke wijze en in welke (financiële) mate?
8. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?”
Voorschot
2.7.
De door de kantonrechter aangezochte deskundige heeft de volgende kostenbegroting gemaakt:

urenindicatie voor het bestuderen van de dossiers, 4-6 uur

urenindicatie voor de reistijd, bespreking en het onderzoek ter plaatse, 4-6 uur

urenindicatie voor het opstellen van een (concept)deskundigenbericht, 8-12 uur
• de bovenstaande geraamde uren zijn uitwisselbaar

via nacalculatie tegen € 235,--. per uur incl. B.T.W.
• administratiekosten € 350,--.
• reistijd wordt tegen het uurtarief doorbelast.

reiskosten worden tegen € 0,45 per km doorberekend (incl. 21% B.T.W.)

het voorschot wordt als zodanig begroot op € 6.045,00 all-in (incl. 21% BTW).
2.8.
In de vorige beslissing is al aangekondigd en toegelicht dat [eiseres sub 1] c.s. het voorschot op de kosten van de deskundige moeten betalen.
2.9.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de hoogte van het voorschot, zoals in de beslissing is vermeld. Het is niet de bedoeling dat partijen zich in die akte (ook) over andere onderwerpen uitlaten.
2.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt een onderzoek door de deskundige voor de beantwoording van de vragen zoals opgenomen in 2.6;
3.2.
benoemt tot deskundige:
ing. E.P.G. Borgers
adviseur bouwkundige onderzoeken
werkzaam bij [onderneming]
correspondentieadres: [adres] , [postcode] te [plaats]
telefoon: [telefoonnummer 1]
mobiel: [telefoonnummer 2]
e-mailadres: [e-mailadres] ;
3.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 2 juli 2025 en bepaalt dat partijen zich tot die datum via een akte kunnen uitlaten over de hoogte van het voorschot als opgenomen onder 2.7;
3.4.
bepaalt dat als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige zal worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag;
3.5.
bepaalt dat als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, de hoogte van het voorschot door de kantonrechter zal worden vastgesteld;
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.