ECLI:NL:RBMNE:2025:4019

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
11291797 \ UC EXPL 24-6000 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na verkeersongeval met leaseauto, toewijzing van schadeposten en proceskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] BV en [gedaagde]. De zaak betreft een schadevergoeding na een verkeersongeval waarbij [gedaagde] betrokken was met een leaseauto van [eiser]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] recht heeft op een schadevergoeding van in totaal € 13.993,90, bestaande uit verschillende schadeposten, waaronder cascoschade en letselschade. De kantonrechter heeft de gevorderde cascoschade van € 6.907,02 toegewezen, evenals een bedrag van € 6.085,93 voor schade aan het voertuig van de benadeelde en € 1.000,95 voor letselschade. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat [eiser] niet heeft aangetoond dat [gedaagde] hiervoor aansprakelijk is. Tevens is de wettelijke rente over het totale schadebedrag toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is voor matiging van de schadevergoeding, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat [gedaagde] zonder rijbewijs reed. Tot slot is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 2.469,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] de schadevergoeding en proceskosten moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11291797 \ UC EXPL 24-6000 VL/58599
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
[eiser] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.J.M. Damen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S. de Jong.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 april 2025;
  • de akte van [eiser] ;
  • de akte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag eindvonnis wordt gewezen.

2.De (verdere) beoordeling

De cascoschade wordt toegewezen
2.1.
[eiser] vordert € 6.907,02 aan cascoschade – de schade die is ontstaan aan de leaseauto waarin [gedaagde] reed. De kantonrechter leidt uit het taxatierapport van 3 augustus 2022 [1] af dat bij de berekening van de cascoschade rekening is gehouden met de dagwaarde van de auto en de hoogste bieding op de auto. Daaruit volgt een schadebedrag van € 7.157,02 exclusief btw. Nu door de leasemaatschappij bij [eiser] een lager bedrag, € 6.907,02 exclusief btw, in rekening is gebracht bij [eiser] , stelt de kantonrechter de cascoschade vast op dit lagere bedrag.
2.2.
De door [gedaagde] gestelde, vóór het ongeval aanwezig schade aan de auto is dermate minimaal dat dit geen invloed heeft op de schadebegroting door de kantonrechter. De gevorderde cascoschade wordt toegewezen.
De gevorderde “WA-schadekosten” wordt gedeeltelijk toegewezen
2.3.
[eiser] vordert de door de verzekeraar doorbelaste “WA-schadekosten” van in totaal € 9.177,92. [2] [eiser] heeft toegelicht dat deze schadekosten bestaan uit € 7.363,97 aan schade aan het voertuig van de benadeelde, € 1.000,95 aan letselschade en € 813,00 aan buitengerechtelijke kosten. De vordering wordt toegewezen voor zover deze ziet op vergoeding van schade aan het voertuig van de benadeelde en de letselschade, maar zonder de btw. Voor zover de vordering betrekking heeft op buitengerechtelijke incassokosten worden deze afgewezen. Deze schadeposten worden hierna afzonderlijk behandeld.
Schade aan het voertuig van de benadeelde wordt toegewezen, exclusief btw
2.4.
[eiser] vordert € 6.248,11 + € 1.115,86 = € 7.363,97 aan WA schade die door de leasemaatschappij bij [eiser] in rekening is gebracht. Deze schade ziet op de schade aan het voertuig van de benadeelde. Uit productie 13A van [eiser] volgt dat de schade bij de eerste reparatie van het voertuig is vastgesteld op € 5.163,73 exclusief btw (€ 6.248,11 inclusief btw), waarbij rekening is gehouden met een aftrek nieuw voor oud. Uit productie 13B volgt dat de aanvullende schade aan het voertuig is vastgesteld op € 922,20 exclusief btw (€ 1.115,86 inclusief btw). [eiser] vordert de WA schade inclusief btw, maar omdat zij zelf btw kan verrekenen, is dit voor haar geen schade. De kantonrechter stelt de WA schade met betrekking tot het voertuig van de benadeelde daarom vast op € 5.163,73 + € 922,20 = € 6.085,93 exclusief btw.
2.5.
[gedaagde] stelt dat de vóór het ongeval aanwezig schade aan het voertuig van de benadeelde moet worden afgetrokken van de schade. Ook hier geldt dat de al aanwezige schade dermate minimaal is dat dit geen invloed heeft op de schadebegroting door de kantonrechter. [gedaagde] stelt verder dat € 450,00 van de schade moet worden afgetrokken, omdat dit het eigen risico van de verzekerde betreft. De kantonrechter beschouwt de verdeling van de kosten over de verzekerde en de verzekeraar, waarbij € 450,00 onder het eigen risico van de verzekerde zou vallen, als een opgave van het expertisebureau aan de verzekeraar [3] , welke splitsing niet relevant is voor de bepaling van de door [gedaagde] veroorzaakte schade. Daarvoor geldt immers geen eigen risico voor de benadeelde. Dit bedrag zal daarom niet worden afgetrokken van het schadebedrag. De kantonrechter wijst daarom € 6.085,93 toe.
Letselschade van de benadeelde wordt toegewezen
2.6.
Uit productie 13C blijkt dat aan de benadeelde een bedrag van € 1.000,95 aan letselschade is uitgekeerd. De omvang van dit deel van de schade heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist. De kantonrechter stelt de schade vast op het gevorderde bedrag. Deze vordering wordt toegewezen.
Geen vergoeding van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten
2.7.
[eiser] vordert € 813,00 aan buitengerechtelijke incassokosten die de leasemaatschappij kennelijk bij haar in rekening heeft gebracht. [eiser] heeft niet toegelicht op grond waarvan [gedaagde] aansprakelijk is voor deze kosten. Deze vordering wordt afgewezen.
[gedaagde] moet rente vergoeden
2.8.
[eiser] vordert de wettelijke rente over het totale schadebedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot het moment dat het volledige bedrag is betaald. [gedaagde] heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Deze vordering wordt toegewezen.
De te vergoeden schade wordt niet gematigd
2.9.
De kantonrechter ziet, gelet op de grondslag van de aansprakelijkheid van [gedaagde] , geen aanleiding tot matiging van de te vergoeden schade. Doordat [gedaagde] is gaan rijden zonder rijbewijs, waren bovenstaande schadeposten niet verzekerd en ligt het op de weg van [gedaagde] om die te vergoeden, een en ander zoals is overwogen in het tussenvonnis van 9 april 2025.
Conclusie
2.10.
[gedaagde] moet aan [eiser] een schadebedrag van € 6.907,02 + € 6.085,93 + € 1.000,95 = € 13.993,90 betalen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.11.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 1.409,00
- salaris gemachtigde € 812,00 (2,0 punten x tarief € 406,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 2.469,54
Uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 13.993,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot het moment dat het volledige bedrag is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.469,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en bij haar afwezigheid op 9 juli 2025 ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. F.H. Charbon.

Voetnoten

1.Productie 12 van [eiser] .
2.Productie 3 van [eiser] .
3.Zie onderaan pagina 15 van productie 13A en onderaan pagina 5 van productie 13B.