ECLI:NL:RBMNE:2025:4049
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om billijke vergoeding wegens ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om toekenning van een billijke vergoeding door [verzoeker], die na langdurige arbeidsongeschiktheid was ontslagen door [verweerder]. [Verzoeker] was in dienst bij [verweerder], een scholengroep voor voortgezet onderwijs, en had zich op 6 april 2022 ziekgemeld. Na een periode van meer dan twee jaar arbeidsongeschiktheid verleende het UWV op 8 januari 2025 toestemming voor ontslag. [Verzoeker] stelde dat het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] en verzocht om een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 1 sub c BW. De kantonrechter oordeelde echter dat niet aannemelijk was geworden dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De kantonrechter concludeerde dat [verweerder] voldoende had gedaan om de re-integratie van [verzoeker] te ondersteunen en dat de arbeidsongeschiktheid niet uitsluitend te wijten was aan de omstandigheden op het werk. Het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen, en [verzoeker] werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 0,00 werden begroot, met een vergoeding van € 90,00 aan griffierecht door [verweerder].