ECLI:NL:RBMNE:2025:4055

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/5625
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag in het kader van de toeslagenaffaire

In deze zaak heeft eiser, die zich heeft gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire, een verzoek ingediend bij de Dienst Toeslagen voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2012. Eiser stelt dat hij onterecht is behandeld als iemand met een Opzet/Grove schuld-kwalificatie (O/GS) omdat hij op de FSV-lijst staat. Hierdoor kon hij geen betalingsregeling treffen, wat hem onevenredig benadeeld heeft. De Dienst Toeslagen heeft echter geoordeeld dat er in de betreffende jaren geen onterechte terugvordering van toeslag heeft plaatsgevonden en dat eiser daarom niet in aanmerking komt voor compensatie van €30.000,-. Na een integrale herbeoordeling, waarbij advies is gevraagd aan de Commissie van Wijzen, is de aanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft beroep aangetekend tegen het besluit van de Dienst Toeslagen, maar de rechtbank heeft op 11 juli 2025 het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat eiser geen O/GS-kwalificatie heeft gehad en dat zijn registratie op de FSV-lijst niet heeft geleid tot het weigeren van een betalingsregeling. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet in strijd is met de evenredigheid en dat de wet niet anders moet worden uitgelegd. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5625
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Rispens),
en

Dienst Toeslagen, kantoor Utrecht

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Inleiding

Eiser heeft zich bij Dienst Toeslagen gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire. Hij heeft op 24 juni 2021 verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2012. Eiser voert aan dat Dienst Toeslagen hem heeft behandeld alsof hij een Opzet/Grove schuld-kwalificatie (O/GS) had omdat hij op de FSV-lijst stond. Daardoor kon hij geen betalingsregeling treffen en is hij onevenredig hard benadeeld.
Dienst Toeslagen heeft bij besluit van 6 april 2022 in het kader van de lichte toets (Catshuisregeling) geoordeeld dat in de desbetreffende toeslagjaren geen sprake is geweest van een situatie waarin eiser ten onrechte toeslag heeft moeten terugbetalen, dan wel toeslag ten onrechte is stopgezet. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor de toekenning van het bedrag van €30.000,-.
Dienst Toeslagen heeft vervolgens een integrale herbeoordeling gedaan. Daarbij is advies gevraagd aan de Commissie van Wijzen. Bij besluit van 27 oktober 2022 is de aanvraag van eiser afgewezen. Uit de integrale herbeoordeling is namelijk niet gebleken dat er fouten zijn gemaakt, sprake is van vooringenomenheid of hardheid van het stelsel. Eiser krijgt daarom geen compensatie.
Met het bestreden besluit van 18 juli 2024 op het bezwaar van eiser is Dienst Toeslagen bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft beroep ingediend tegen dit bestreden besluit. Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van Dienst Toeslagen. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. Artikel 2.6 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) bepaalt dat iemand recht heeft op compensatie als er ten onrechte een O/GS-kwalificatie was. Eiser heeft deze kwalificatie niet gekregen, maar hij vindt dat hij wel moet worden gezien als iemand die ten onrechte de O/GS kwalificatie heeft gekregen omdat hij op de FSV-lijst staat. De rechtbank ziet dat anders. Eiser heeft geen O/GS-kwalificatie gehad. Eiser heeft tijdens de zitting wel aangevoerd dat hij eigenlijk wel de kwalificatie O/GS had moeten krijgen, maar vast staat dat hij die niet heeft gehad. Eiser staat inderdaad op de FSV-lijst, maar dat is in verband met zaken rondom de inkomstenbelasting en dat heeft niet te maken met de kinderopvangtoeslag.
2. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn betoog dat zijn registratie op de FSV-lijst heeft geleid tot het weigeren van een betalingsregeling en dat die FSV-lijst op die manier toch heeft doorgewerkt in de kinderopvangtoeslag. Dienst Toeslagen heeft hier onderzoek naar gedaan en hieruit is maar één verzoek om een betalingsregeling naar boven gekomen. Uit de systemen van Dienst Toeslagen blijkt ook dat deze is geweigerd om redenen die niet te maken hebben met de omstandigheid dat eiser op de FSV-lijst staat. Eiser voert aan dat er wel meerdere verzoeken gedaan moeten zijn voor een betalingsregeling aangezien het treffen van betalingsregelingen ook de taak was van zijn toenmalige bewindvoerder. Eiser heeft hier echter geen stukken van overgelegd en hij heeft tijdens de zitting ook gezegd dat hij hierover niet meer informatie of documenten kan verkrijgen. Tijdens de zitting is dus gebleken dat niet meer valt te achterhalen of de bewindvoerder dit inderdaad heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er andere verzoeken om een betalingsregeling zijn geweest en dat deze zouden zijn geweigerd vanwege de FSV-lijst. De enkele stelling van eiser dat het de taak van de bewindvoerder was om betalingsregelingen te treffen, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank kan daarom niet tot de conclusie komen dat het feit dat eiser op een FSV-lijst staat, heeft geleid tot het weigeren van een betalingsregeling voor de kinderopvangtoeslag.
3. De rechtbank ziet verder geen aanleiding dat het bestreden besluit in strijd is met de evenredigheid en dat de wet op een andere manier moet worden uitgelegd. De rechtbank kan namelijk niet tot de conclusie komen dat de plaatsing op de FSV-lijst heeft geleid tot het weigeren van de betalingsregeling. Eiser heeft gewezen op de steunvordering van Dienst Toeslagen in het faillissement, maar dat is niet de hoofdreden waarom eiser failliet is gegaan. Eiser moest weliswaar kinderopvangtoeslag terugbetalen en kon daarvoor geen betalingsregeling treffen, maar dat had niet te maken met de registratie op de FSV-lijst. Dat er een steunvordering was in het faillissement, betekent niet dat eiser in aanmerking komt voor compensatie.
4. Het beroep is daarom ongegrond. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2025 door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.