Beoordeling door de rechtbank
5. In deze zaak is niet in geschil dat de zoons van eiser voldoen aan de vereisten om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, en dat de tegemoetkomingen zijn vastgesteld op de bedragen als genoemd in artikel 2.12 van de Wht . In deze zaken is wel in geschil of Dienst Toeslagen de tegemoetkomingen op goede gronden heeft vastgesteld op deze bedragen.
De hoogte van de tegemoetkoming
6. Eiser voert aan dat de hoogte van de tegemoetkomingen te laag is en niet alle schade dekt. Met het toekennen van € 4.000,- respectievelijk € 6.000,- wordt geen recht gedaan aan het leed dat zijn zoons hebben ondergaan. De wetgever heeft onvoldoende oog gehad voor de door de kinderen geleden schade. Naar de rechtbank begrijpt doelt eiser hier op een contra-legem toetsing.
7. De rechtbank stelt vast dat de Wht een wet in formele zin is en artikel 2.12, van de Wht dwingendrechtelijk is geformuleerd. In beginsel kan de rechtbank een wet in formele zin niet toetsen aan algemene rechtsbeginselen. Dit kan alleen als het gaat om omstandigheden waar de wetgever bij de totstandkoming van de wet geen rekening mee heeft gehouden. Uit de Memorie van Toelichting van de Kindregeling en de uitspraak van de Afdeling van 2 juli 2025blijkt dat de wetgever deze omstandigheden wel degelijk heeft verdisconteerd. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om een vaste tegemoetkoming toe te kennen die bedoeld is als steuntje in de rug en niet als schadevergoeding. De rechtbank heeft daarom niet de ruimte om de hoogte van de tegemoetkoming te toetsen aan algemene rechtsbeginselen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat het niet mogelijk is om af te wijken van de hoogte van de tegemoetkoming. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser doet daarnaast een beroep op de hardheidsclausule van artikel 9.1 van de Wht, die volgens eiser de mogelijkheid biedt om af te wijken van de in artikel 2.12 van de Wht vastgestelde bedragen. Hierbij voert hij nogmaals aan dat de tegemoetkoming de geleden schade niet dekt en daarom van de hoogte van de tegemoetkoming moet worden afgeweken.
9. De rechtbank stelt voorop dat artikel 9.1 van de Wht (de hardheidsclausule) bepaalt in welke gevallen kan worden afgeweken van de Wht. In de hardheidsclausule wordt artikel 2.12 van de Wht (dat gaat over de hoogte van de bedragen) niet genoemd. In de hardheidsclausule wordt artikel 2.10 van de Wht (over wie in aanmerking komt voor tegemoetkoming) wel genoemd en in artikel 2.10 van de Wht wordt verwezen naar artikel 2.12 van de Wht, maar dat betekent niet dat de hardheidsclausule de mogelijkheid biedt om ook af te wijken van artikel 2.12 van de Wht en een hoger bedrag toe te kennen. De hardheidsclausule geeft dus wel een mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van de regels over wie in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, maar niet van de regels over de hoogte daarvan. De rechtbank is van oordeel, en volgt daarmee de Afdeling, dat de hardheidsclausule niet de mogelijkheid biedt om van de hoogte van de tegemoetkoming af te wijken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser heeft ervan afgezien gehoord te worden, omdat Dienst Toeslagen, ongeacht wat naar voren wordt gebracht, niet afwijkt van het toegekende bedrag. Hierdoor wordt de bezwaarprocedure volgens eiser inhoudsloos. Dienst toeslagen handelt vooringenomen en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
11. De rechtbank stelt vast dat Dienst Toeslagen de door eiser in bezwaar aangevoerde gronden heeft beoordeeld en opnieuw aan de Wht heeft getoetst. Hiermee heeft Dienst Toeslagen in beide zaken een volledige heroverweging gemaakt. Dat een bezwaarprocedure niet leidt tot het resultaat dat eiser wenst, betekent niet bij voorbaat dat er sprake is van vooringenomenheid.
12. Eiser verzoekt Dienst Toeslagen om aan zijn zoons het persoonlijk dossier van hun ouders te geven. Als dat niet wordt verstrekt, dan moet het persoonlijk dossier met alle informatie van zijn zoons verstrekt worden. Dienst Toeslagen verschuilt zich volgens eiser ten onrechte achter de AVG bij de weigering het dossier van de ouders te overleggen.
13. De rechtbank overweegt als volgt. Dienst Toeslagen moet op grond van artikel 8:42 van de Awb alle op de zaken betrekking hebbende stukken overleggen. In deze zaken zijn dat de stukken die te maken hebben met de door Dienst Toeslagen ambtshalve toegekende forfaitaire vergoedingen en die heeft de Dienst Toeslagen aan eiser toegestuurd. Het persoonsdossier van de ouder(s) valt daar niet onder. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Immateriële schadevergoeding
14. Eiser voert aan dat zijn zoons recht hebben op een (immateriële) schadevergoeding. Ter onderbouwing voert hij aan dat zijn zoons zijn gediscrimineerd en door het onrechtmatige handelen in hun eer en goede naam en in hun persoon zijn aangetast. Voor zover eiser daarmee verzoekt om een schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), oordeelt de rechtbank als volgt.
15. De rechtbank stelt vast dat op 1 juli 2013 de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (hierna: Wns) in werking is getreden, voor zover de wet ziet op schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten. Op grond van artikel V, eerste lid, aanhef en onder, van de Wns is titel 8.4 van de Awb niet van toepassing op schade veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van de Belastingdienst/Toeslagen of van andere bestuursorganen voor zover genomen of verricht in het kader van aan de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen taken. Dit betekent dat op een tot de bestuursrechter gericht verzoek om verweerder tot schadevergoeding te veroordelen, titel 8.4 van de Awb, en daarmee artikel 8:88 van de Awb niet van toepassing zijn, maar het recht zoals dat gold voor 1 juli 2013.Het oude recht geeft de bestuursrechter echter geen bevoegdheid om een rechtspersoon te veroordelen tot vergoeding van de schade die is veroorzaakt door een besluit waartegen het beroep – zoals in deze gevallen – niet gegrond is verklaard. Ook biedt het oude recht de bestuursrechter niet de bevoegdheid om een rechtspersoon te veroordelen tot vergoeding van schade door een of meer andere besluiten dan het besluit waartegen – in de procedure waarin het verzoek om schadevergoeding is ingediend – beroep is gesteld. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek om schadevergoeding moet afwijzen.
16. De rechtbank overweegt ten slotte dat de hersteloperatie verschillende compensatieregelingen voor geleden schade kent. De compensatie die een gedupeerde ouder ontvangt, is bedoeld voor het hele gezin. Als de compensatie niet dekkend is voor de werkelijk geleden schade kan de ouder bij de Commissie Werkelijke Schade een aanvraag indienen.In deze aanvraag kan de ouder eveneens vergoeding vragen van de schade die geleden is door de kinderen. Verder kunnen kinderen die een bedrag op grond van de Kindregeling hebben ontvangen, zoals de zoons van eiser, zelf een verzoek voor brede ondersteuning op de leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg bij de gemeente indienen.