ECLI:NL:RBMNE:2025:4060

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/33
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Verklaring omtrent gedrag voor taxichauffeurskaart op basis van verkeersdelicten

Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Zaim, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Singh. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een Verklaring omtrent gedrag (VOG) door de staatssecretaris, die op 11 juni 2024 werd afgewezen. Eiser had de VOG aangevraagd om als taxichauffeur te kunnen werken, maar de staatssecretaris oordeelde dat de aanvraag niet kon worden goedgekeurd op basis van zowel objectieve als subjectieve criteria. In de afgelopen vijf jaar had eiser verschillende verkeersovertredingen begaan, waaronder snelheidsovertredingen en rijden zonder verzekering, wat de staatssecretaris als reden voor de afwijzing aanvoerde. Eiser heeft beroep aangetekend tegen deze beslissing, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht de VOG heeft geweigerd. De rechtbank concludeerde dat de persoonlijke omstandigheden van eiser, zoals een detentieverleden en fysieke problemen, niet voldoende waren om de afwijzing te rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de verkeersdelicten van eiser een risico vormen voor de veiligheid op de weg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/33
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Zaim),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M. Singh).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag voor een Verklaring omtrent gedrag (VOG). Eiser heeft deze op 16 april 2024 aangevraagd voor het verkrijgen van een chauffeurskaart, omdat hij graag werkzaam wil zijn als taxichauffeur. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 11 juni 2024 afgewezen.
Met de beslissing op bezwaar van 25 november 2024 is de staatssecretaris bij de afwijzing gebleven. Volgens de staatssecretaris kan de VOG niet worden verleend op basis van zowel de objectieve als de subjectieve criteria. In de terugkijktermijn van vijf jaar zijn er namelijk verschillende verkeersovertredingen gevonden die zich niet verhouden met het beroep van een taxichauffeur. Bovendien leiden de omstandigheden van het geval er niet toe dat de VOG alsnog afgegeven moet worden.
Eiser heeft beroep ingediend tegen deze beslissing op bezwaar. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser voor een VOG af mocht wijzen en licht hierna toe waarom.
1.1.
In het kader van de objectieve criteria mag de staatssecretaris vijf jaar terugkijken in de juridische documentatie van eiser. In die vijf jaar zijn er vijf strafbare feiten gevonden die allemaal betrekking hebben op het schenden van de verkeersregels. De staatssecretaris mocht deze feiten ook allemaal meewegen bij de beoordeling. Eiser heeft in die vijf jaar namelijk drie keer een snelheidsovertreding begaan, één keer gereden tijdens een rijontzegging en één keer gereden in een onverzekerde auto. Met betrekking tot het rijden in de onverzekerde auto geeft eiser aan dat de werkgever verantwoordelijk is om de auto te verzekeren en dat dit niet de verantwoordelijkheid van eiser zelf is. De rechtbank overweegt dat dit strafbare feit wel in de justitiële documentatie van eiser is opgenomen, waardoor de staatssecretaris dit wel mag meewegen in de objectieve toets. Hetzelfde geldt voor de openstaande zaak uit 2023. De rechtbank begrijpt dat die zaak inmiddels al bijna twee jaar bij het OM ligt, dat er nog geen zitting is geweest en de strafrechter nog geen uitspraak heeft gedaan. Dat neemt echter niet weg dat dit feit wel op de justitiële documentatie van eiser staat. Daarom mag dit feit ook bij de objectieve toets meegenomen worden. Aan de vereisten voor de objectieve toets is dus voldaan.
1.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ook in het kader van de subjectieve toets de VOG mocht afwijzen. In dit kader wordt beoordeeld of eiser ondanks de strafrechtelijke gegevens toch nog een VOG zou moeten krijgen. Eiser heeft verschillende argumenten genoemd op basis waarvan hij toch een VOG zou moeten krijgen. Hij voert aan dat hij zelf niets te maken had met de verzekering van de auto en dat dit in het kader van de subjectieve toets niet te zwaar mee mag worden gewogen. De staatssecretaris heeft dat ook niet gedaan. Ook in het geval dat dit feit helemaal niet meegewogen zou worden, is de rechtbank nog steeds van oordeel dat de staatssecretaris de VOG mag weigeren. De reden daarvoor is dat eiser nog meer verkeersovertredingen op zijn naam heeft staan. Het kan wel zo zijn dat deze feiten allemaal in privétijd zijn gebeurd, maar het zegt wel iets over hoe eiser met de verkeersregels omgaat. Daarnaast is het argument dat de overtredingen in privétijd zijn gebeurd, geen reden om te zeggen dat deze feiten niet kunnen worden meegewogen. De rechtbank begrijpt dat zodra eiser taxichauffeur is, hij een andere rol heeft dan als hij onder privétijd rijdt, maar uit de documentatie en het tijdsverloop blijkt dat eiser keer op keer in overtreding is. Het is een patroon in de afgelopen jaren. Sinds 2023 is eiser niet meer de fout in gegaan, maar dat is ook nog niet zo heel lang geleden.
1.3.
Verder heeft eiser persoonlijke omstandigheden aangevoerd waardoor het moeilijk is om werk te vinden. Eiser heeft namelijk een detentieverleden en heeft fysieke problemen, zoals astma. Hierdoor is niet elke baan geschikt volgens eiser. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij wel heeft geprobeerd om ander werk te zoeken, maar dat dat niet is gelukt. Bovendien weegt dit niet op tegen het patroon dat eiser de verkeersregels niet serieus neemt. Voor een taxichauffeur zijn deze verkeersovertredingen niet acceptabel. Het is daarom een risico als eiser beroepsmatig zou gaan rijden, zowel voor de gasten in de taxi als de overige verkeersdeelnemers.
2. Dat betekent dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt dus geen VOG. Ook krijgt hij het griffierecht niet terug en krijgt hij geen vergoeding van zijn proceskosten.
3. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025 door mr. M. van der Knijff, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.