In deze zaak heeft eiseres, die een Wajong-uitkering ontvangt, bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin werd meegedeeld dat er executoriaal derdenbeslag was gelegd op haar uitkering door Yards Deurwaardersdiensten. Eiseres stelde dat het Uwv haar had moeten horen tijdens de bezwaarprocedure en dat het beslag onterecht was gelegd, omdat zij zich aan een afbetalingsregeling met Yards hield. De rechtbank heeft op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv de hoorplicht had geschonden, omdat eiseres niet was gehoord voordat het bestreden besluit werd genomen. Het Uwv had eiseres wel een verzoek gestuurd om aan te geven of zij gehoord wilde worden, maar eiseres had aangegeven niet in persoon te kunnen komen en had gevraagd om telefonisch gehoord te worden. De rechtbank concludeerde dat het Uwv het griffierecht aan eiseres moest vergoeden, maar dat het beroep ongegrond was, omdat het Uwv verplicht was om mee te werken aan het beslag. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat het Uwv buiten het kader van het beslag was gegaan.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om de hoorplicht te respecteren, maar ook dat de geldigheid van het beslag door de civiele rechter moet worden beoordeeld. Eiseres kreeg het griffierecht terug, maar haar beroep werd afgewezen, wat betekent dat het beslag op haar Wajong-uitkering gehandhaafd blijft.