ECLI:NL:RBMNE:2025:4080

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/3956
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake WIA door UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 28 juli 2025, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op zijn bezwaar van 25 november 2024. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat het UWV te laat heeft beslist op het bezwaar van eiser, wat ook door het UWV in zijn verweerschrift van 7 juli 2025 wordt erkend. Eiser heeft op 12 juni 2025 een ingebrekestelling gestuurd, maar het UWV heeft sindsdien geen beslissing genomen.

De rechtbank verwijst naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en stelt dat het UWV binnen twee weken na de ingebrekestelling een beslissing moet nemen. Gezien de omstandigheden, waaronder een tekort aan verzekeringsartsen, bepaalt de rechtbank echter dat het UWV een termijn van twee maanden krijgt om alsnog een beslissing te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt het UWV op om binnen twee maanden na verzending van de uitspraak een beslissing te nemen op het bezwaar van eiser. Daarnaast moet het UWV de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 385,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3956

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 25 november 2024.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 25 november 2024. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het bezwaar van eiser. Dat geeft verweerder ook aan in zijn verweerschrift van 7 juli 2025. De rechtbank stelt vast dat verweerder de ingebrekestelling 12 juni 2025 heeft ontvangen en sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het wettelijke uitgangspunt is op grond van het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid van de Awb een termijn van twee weken. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen. Het is vaste rechtspraak dat die andere termijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort moet zijn.
5. Verweerder geeft in zijn verweerschrift aan dat hij door een tekort aan verzekeringsartsen tot op heden nog niet in staat is geweest om de aanvraag binnen de gestelde termijn af te handelen. De rechtbank ziet hier aanleiding om, gezien de omstandigheden die door verweerder zijn genoemd, de beslistermijn vast te stellen op twee maanden. De rechtbank sluit hiervoor aan bij haar uitspraak van de meervoudige kamer van 9 januari 2025 . De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval af te wijken van deze termijn. Dit betekent dat verweerder binnen twee maanden na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000, -.

Conclusie

7. Het beroep is gegrond. Het UWV moet binnen een termijn van twee maanden na verzending van deze uitspraak een beslissing nemen op het bezwaar van eiser.
8. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50,-.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 385,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 385,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van L. El Kabch, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.