In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in België, beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 20 december 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank heeft op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 1 april 2025 een verweerschrift ontvangen van verweerder, maar verweerder is niet verschenen tijdens de zitting op 16 juli 2025. Eiseres heeft bewijs overgelegd waaruit blijkt dat zij op 22 december 2023 een ontvangstbevestiging heeft gekregen van haar aanvraag, wat door verweerder werd betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres niet alleen tijdig was ingediend, maar ook dat de CWS soortgelijke aanvragen in het verleden heeft behandeld, ondanks dat de procedure van de integrale herbeoordeling nog niet was afgerond. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet verder benadeeld mag worden en dat verweerder alsnog op de aanvraag moet beslissen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk 13 februari 2026 een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn overschreden wordt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, dat door verweerder moet worden betaald.